Sectie IIb: de spiritualiteit

 

'Combinaties: gehelen en delen,         
het overeenstemmende en het verschillende,         
harmonie en disharmonie,         
uit alle dingen één en uit één alle dingen.'         
Herakleitos.       

In sectie Ib kwam in de Kleine Filosofie van de Vereniging het respect voor de persoon reeds aan de orde. De mensen daarin bezig kunnen, bij de realiteit van hun paspoort, worden onderscheiden naar leeftijd en beroep (varnâs'rama). Netjes vier bij vier ingedeeld krijg je zo zestien verschillende basis-identiteiten of statusoriëntaties die bezig zijn in de vier velden en, gezien het risico van de valsheid van een klassenbewustzijn, mogen we ons analytisch daarbij afvragen wat nu precies de relatie tussen geest en stof zou zijn, wat het ware en het valse is en wat nu precies de betekenis van het spel is dat de mens speelt in zijn maatschappelijke zin voor orde. Analytisch ontdekten we de kunst als de emotionele uiting van de mens die zich geplaatst ziet voor de dualiteit, het licht en het duister en het schijnbaar strijdige van de materiële dingen van het goed en het kwaad. De analyse houdt zich geestelijk gezien bezig met het probleem van het ontwikkelen van kwaliteit in een materiële wereld van telbare verschillen die we de kwantiteit noemen. Men moet er zelf evenwichtig, naar de verschillende velden van burgerlijk handelen, een verschil mee maken als men er werkelijk en herkenbaar wil zijn. De last die dit met zich meebrengt noemt de filosoof Vyâsadeva karma. Karma, naast het idee van het christelijk kruis ook een westers begrip nu, is in feite de werklast van de mens die zich moet manifesteren, die offers moet brengen en keuzes moet maken voor een bepaald idee van orde en respect voor de persoon. Zo nam Jezus het karma van de mensheid rond het begin van de jaartelling op zich en droeg voordien in de griekse mythologie Heracles in zijn twaalf werken even het hemelgewelf, de last van de wereld, overgenomen van van de spreekwoordelijke Altas, de titaan met die taak. Met het karma kennen we ook het ego waarmee we de tegenstrijdige gevoelens wat betreft de dualiteit hebben gekregen: het ik in de strijd om de rechtschapenheid rondom het hebben van een greep op de wereld vormt tegelijkertijd een vloek en een zegen. Het werken voor het resultaat, ofwel voor het 'ik' en 'mijn' van een ego ten gunste van geld en bezit, is een collectieve overtuiging, maar ook een last waar we vanaf willen op zondagen als we het niet langer meer kunnen volhouden die strijd om het bestaan, dat tegen elkaar opboksen om de kwaliteit materieel te bewijzen.

We zagen analytisch dat het idee van God in de vorm van de tijdfactor in relatie tot de ether daar een rol bij speelt. De tijd van het ego is op een bepaald moment voorbij en de tijd van het heiliger ik van de ziel komt dan aan de orde. De Moslims doen het op vrijdag, de Joden op zaterdag en de Christenen op zondag. Ze reserveren tijd voor de ziel en laten zo zien dat de rustdag, of de studiedag om het vergeten heilige boek met gebed en gezang weer voor de geest te halen, onmisbaar is als noodzakelijk tegenwicht voor de karmische verstriktheid in de prestatiemaatschappij. Nu zijn er echter twee benaderingen in dit streven naar zuivering van de motieven. Ten eerste is er het, met de principes voorop gesteld, zich spiritueel bezinnen op de essentie, Die is, in haar filosofisch door Aristoteles in zijn Analytica Posteriora gedefinieerd zijn als: 'dat wat fundamenteel, kenmerkend, kwalificerend en van algemene waarde is voor iets anders', of lexicaal eenvoudiger gezegd 'wezenlijk en onmisbaar' is, taalkundig verder niet al te nauw omschreven, dan ietwat blijven zweven omdat die bemediteerde essentie met zo vele methoden zo vele vormen aan kan nemen. Ten tweede is er de 'minder op zichzelf' gerichte religiositeit in de zin van een op rituelen en geformaliseerde erediensten gebaseerde gezamenlijke bezinning die we gewoonlijk de religie noemen. De twee kampen, de spirituele mensen en de religieuze mensen, zijn geneigd elkaar weg te zetten als zijnde begoocheld. De religie zou in dat dispuut te veel op de vorm gericht en te hypocriet of schijnheilig van vals gezag zijn in de ogen van de 'zwevers' en de spiritualiteit zou op zich zelf staand een doodlopende weg en een vorm van bedrog zijn die zelfzuchtig is en alleen maar vanwege het vrijblijvende 'ledige' tot goddeloosheid en zonde leidt in de ogen van de 'gelovigen'. De huichelaars durven de zelfconfrontatie niet aan en de zwevers durven de verantwoordelijkheid niet aan zo lijkt het verdeeld zijnde dan. Maar analytisch hadden we van Freud al geleerd dat er zoiets als projectie bestaat. De pot verwijt de ketel dat ie zwart ziet. Blijkbaar probeert men iets te scheiden, iets buiten zich te plaatsen, wat niet te scheiden is. De heiligheid van de zwevers die het moeten hebben van enkel maar de regels in relatie tot de essentie en de saamhorigheid van de gelovigen die het moeten hebben van het samen-sta-je-sterker beginsel van de tolerantie voor de zwakheden - die er nou eenmaal zijn met die regels, wijzen tezamen de weg naar een saamhorigheid met de heiligheid die zowel respect heeft voor een zekere regelmaat van bezinnen als voor een zekere ongebondenheid met de tijd. Deze combinatie van verantwoordelijkheid en zelfconfrontatie is dan wat de filognosie beoogt.

Zonder het tijdsaspect is het verschil tussen de twee soorten van waarheidlievende mensen, die in werkelijkheid zo vervlochten zijn als de vogels in de 'Zon en Maan'-ets van M. C. Escher (1878-1972), niet goed te begrijpen. Het tijdsaspect is, zo werd analytisch reeds ontdekt, immers de invloed van de Persoonlijkheid van God die de gelovige aanbidt om tot bewustzijn en zelfverwerkelijking te komen en die de vrije zwever internaliseert om te zuiveren met hetzelfde doel. Ze willen zich beiden zuiveren, ze willen beiden saamhorig zijn in meditatiegroep en kerkgebouw, maar de gelovige heeft een vastomlijnd idee van tijdsorde en een vast instituut, terwijl de zwever inderdaad zwevende is wat dit betreft. Er zijn zelfs meditatiegroepen, de Maharishi Yogi-aanhangers, die proberen te 'hoppen' met name, die werkelijk het letterlijk proberen te zweven als een doelstelling kennen (of kenden)...

Het religieuze kenmerkt zich verder door haar aandacht voor één specifieke persoon: de persoon van aanbidding. Men aanbidt Krishna als de held, Jezus als het lam, Mohammed als de profeet of de Boeddha als de ene leraar der verlichting. De 'new-agers' of de mensen van de Nieuwe Tijd, ook wel de nieuwe mensen genaamd door de meditatiegoeroe Osho (voorheen Bhagavân S'rî Rajneesh, 1931 - 1990) die de peetvader is van de moderne zelf-onderzoekende spiritualiteit, zijn daarentegen niet specifiek op één persoon gericht: Osho zelf is wat hen betreft maar een grappenmaker en vriend in de zelfverwerkelijking die je ook niet al te serieus moet nemen. Onze vaderlander hierin Amrito, de ex-psychiater Jan Foudraine, spreekt, ook naar aanleiding van de goeroe Jiddu Krishnamurti, van meester, antimeester en psychotherapeut: je hebt soms een therapeut nodig om van de meester te leren dat je geen meester nodig hebt. De 'oranjemensen' en andere transcendentalisten houden zich met hun 'anti-meesters' bezig met meditatietechnieken - klankschalen, Tai Chi, Yin/Yang en Tao, enneagrammen, bloesem-therapie, Reiki, dynamische meditatie, accupunctuur, homeopatie, massage, channeling, encounter, transmissie en wat dies meer zij - en putten daarbij uit een verscheidenheid aan bronnen om hun diverse methoden om te genezen van de aandoeningen van het materialisme te staven. Verder zijn ze erop uit het hier en nu te omhelzen, want het verleden is er niet echt meer en de toekomst is er ook niet echt. De werkelijkheid is nu. Het is zo bezien dus vanuit ons perspectief een ander idee van de tijd waar de spirituele mens mee werkt. Hij zoekt de 'derde tijd', dus niet de tijd van de klok of zelfs niet de tijd van de zon of de maan direct, geen tijd van verlangens, verwachtingen en vastgeroeste patronen maar, zoals we bij het voorwoord reeds opmerkten, de ervaren tijd van het eeuwige nu dat geen begin en einde kent, en dat een eigen heiligheid kent die sacraal wordt genoemd zoals we in deel een al sociologisch konden zien. Uit een andere hoek zagen we dat in de twintigste eeuw min of meer ook van de bewustzijnsonderzoekers, de autodidact A. Watts (1915-1973) die het belang van Zen en TAO benadrukte terwille van een natuurlijker verenigde mens, de filosoof Robert Ornstein, die sprak van de persoonlijke integriteit in relatie tot wedijverende delen van relatief onafhankelijke hersengedeelten, de transpersoonlijk denker Ken Wilber, die spreekt van deel-en-geheel holons van niet-dualistische vorm- en tijdloze entiteiten in verhouding tot tijdgebonden vormen, en de analytisch psycholoog Carl Jung (1875-1961) met zijn begrip van archetypen van een individuele identificatie van het zelf verbonden in een 'a-causale synchroniciteit'. Afspraken maken, maatschappelijk vaste relaties aangaan is moeilijk te realiseren met spirituele, tijdloos op de ether georiënteerde mensen die steeds hun karma proberen af te doen en de vrijheid zoeken. Maar anderzijds staan ze weer meer voor jou als persoon en het leven als een proces open àls je het dan waagt omgang te zoeken. Het is min of meer een paradox; door de tijdloosheid van de sacrale tijd is er bij de spirituelen meer aandacht voor de individuele persoon, terwijl de gelovigen die juist de persoon voorop stellen elkaar vaak helemaal niet kennen, willen leren kennen of kunnen leren kennen in hun formele erediensten.

Qua tijd neigen de spirituelen zonder al te veel overtuiging tot zon- en maan-aanbidding en astrologische meditaties van een interplanetaire tijdsaanduiding in verhouding tot een niet-astronomische sterrenhemel. Helemaal tijdloos zijn ze dus ook weer niet en voor een tijdje kan je best met hen wel een cursus, therapie of groep volgen. Van de gelovigen zijn de Christenen b.v. anderzijds ook weer niet zo uit op de tijd zelf, blijkens b.v. de woorden van apostel Paulus, die dat aspect niet boven de naastenliefde wilde laten prevaleren, en Augustinus van Hippo (354-430 n. Chr.) die het ook niet zo op de tijd begrepen had. De Islam op haar beurt, fanatiek als ze is op een precieze gebedstijd is echter ook weer niet zo gedreven als het aankomt op het naar de natuur van de zon of de maan definiëren van de vrijdag van hun samenkomst en ook niet echt scherp op de commerciële tijdfilosofie van hun normale werktijden. Zo verschillend en tegenstrijdig als men dus is met het idee van de tijd, zijn met een zekere ongebondenheid met de natuurlijke tijd gesteld tegenover een bepaalde compromis-bereide zekerheid met de politieke standaardtijd, beide posities van bezinnen toch wel te herkennen als deel uitmakend van een en dezelfde evolutie of een en hetzelfde emancipatieproces waarin de ziel zijn zuivering vindt in relatie tot het krachtveld van de ether. De spirituelen zijn, gnostischer dan de religieuzen, meer uit op de filosofische uitleg van de religieuze waarheden en daarmee ook creatiever en persoonlijker gericht op het onpersoonlijke van enkel de regels en principes van die vrijheid; de vrijheid van realisatie die dan, eventueel wèl met een vaste tijdafspraak, kan resulteren in een nieuwe orde of religie waarin men op een andere manier met zichzelf praat voor God - ofwel bidt - en op een andere manier de eer ervan in respect voor een bepaald heilig boek hooghoudt en herinnert. En dat hopen op beter is ook het beeld van de ambities die men spiritueel graag koestert: de spiritualiteit als geboren uit onvrede, teleurstelling en onvermogen met de bestaande religieuze en maatschappelijke orde heeft dus ook de functie om op te treden terwille van een voorbereiding op ofwel de bestaande ofwel een nieuwe of vernieuwde zin voor geestelijk en maatschappelijk functioneren. Zo komen we met de perfectie van onze causale illusie redenerend van deze sectie naar de volgende - meer op de persoon georiënteerde - sectie, dan eerst aan de 'zwevers' toe die we voornamelijk kennen bij de genade van een zekere relativering van het begrip 'regels'.

Het gaat er bij de spirituele mens in de praktijk simpel om om aan de hand van enkele basisprincipes zoals geweldloosheid en waarheidliefde systematisch, stap voor stap, te komen tot een, zoals gezegd, alternatief bewustzijn van de tijd: de derde orde van de ervaren tijd. Die naar binnen gerichte zoektocht naar een stabiele verzonkenheid in de integriteit van het ware zelf heet in India simpelweg yoga ofwel letterlijk vertaald uit het Sanskriet: het zich verbinden (met de ziel). Het is met name de achtledige yoga die we kennen van Patañjali - maar ook reeds impliciet bij Vyâsa ter sprake komt (S.B. 3.28: 4-11) - die de inspiratie vormt voor het spiritueel op een steeds hoger niveau komen tot integratie van denken, voelen, willen en handelen. Het nare van de van de plaats afgespleten, 'square' standaard-tijdervaring van karmisch op geld en andere prestaties uit zijn, moet overwonnen worden met mantra's, meditaties, andere maaltijden, ander gezelschap en een zuiverder levenssfeer. Het meer tijdloze zelf, dat in de praktijk dus een meer natuurlijk idee van de tijd inhoudt - daar het tijdloze toch steeds weer onvermijdelijk dualistisch aan het tijdelijke gebonden is - vormt dan een ander idee van je agenda volplannen met afspraken in de verschillende velden van handelen zoals besproken in de wetenschapssectie. Die spiritualiteit die niet op een andere manier tegen de tijd aankijkt mag je filognostisch dan ook gerust hypocriet en phony ofwel vals noemen. De nieuwe mens terugschakelend op de natuur is compleet, niet meer gemankeerd, en door een zekere onthechting vervolmaakt. Slechts het accent is verschoven. Er is een geestelijk, spiritueel bestaan ontdekt waarin men stabiliteit kan vinden en waarvoor je dan, helaas vaker dan eens, om te beginnen moet 'omturnen': je moet het materialisme met haar syndromen gewoon doorhebben, snappen en dan kappen met die gewoonten en er uitstappen uit dat systeem, uit die gevangenis van conditioneringen waar Plato het ook al over had met zijn vergelijking met de grot der onwetendheid waarin men slechts de schaduwen ziet van wat werkelijk is. Zoek het licht en zie de werkelijkheid in zijn volle glorie. Het is dus zoals ook de psycholoog en drugs-profeet T. Leary (1920-1996) het in de zestiger jaren van de twintigste eeuw, maar dan mede terwille van de drugs, ietwat naïef reeds formuleerde samen trippend met de beatnik van het boek 'On The Road' Jack Kerouac (1922-1969): 'Tune in, turn on, and drop out'; het is, zoals de Beatles het zongen, een 'Magical Mystery Tour' om met een goede dosis mystiek verrijkt anders, maar nog niet zeker weten hoe, te gaan leven; en het is zoals de beat-dichter Alan Ginsberg (1926-1997) het formuleerde als een kwestie van het publiek maken van de poëtische, persoonlijke ervaring tegen de negatieve waarden van de consumptiemaatschappij in. Zoals de Hare Krishna's het ook in het Westen sedert de zestiger jaren uitdragen, moet je het alleen dus wel met de principes der zuivering - vedisch de vidhi genaamd - zien te redden, wil je het duurzaam hebben die bewustzijnsomslag naar het ware menszijn; d.w.z. dat je het dus terwille van het behoud van je geluk, als een vegetariër niet uit op nog meer karma, moet stellen zonder de vrije sex, de drugs en de 'rock and roll' van het begin. Die lustige aard van bevrijding in weerwil van een foute orde, die ook de meest gehechte burgerlijke persoon wel van een enkel experiment bekend is, vormt slechts een instabiele vooruitblik, een proefmonster van God. Dat onzuivere van de vrije liefde is er voor de beginners, voor de S'iva-aanhangers zou je kunnen zeggen vanuit het standpunt van de Vishnu-aanbidders. Vedisch staan de drie goden Brahmâ, S'iva en Vishnu voor de vormen van godsbewustzijn die je dan in progressie doorloopt op het pad der zelfverwerkelijking. Eerst denk je - en doe je misschien ook - nog veel aan sex als het symbool voor de liefde en de vereniging zonder veel kennis van zaken te hebben, maar ben je wel 'cool' met vriendelijk blijven, respect bewaren en mediteren zonder nog op prestaties uit te zijn of echt een 'square' - vierkante of verkrampte en burgerlijke - orde van de tijd te willen. Met het persoonlijke van Brahmâ, de intellectuele orde, ontdek je dan vervolgens een zekere verantwoordelijkheid met de onpersoonlijke god van de tijd die toch wel om een stabiele geest en levensgewoonte vraagt wil men de kennis en de wijsheid ervan genieten. Die stabiliteit zoekt men dan eerst - en dat doet ook de meest brave burgerlijke theoloog - creatief in zelfverzonnen oplossingen zwemend naar de bestaande tradities. In het meer persoonlijke zoals besproken in de volgende afdeling komen dat soort zaken aan de orde. Ten slotte is er dan Heer Vishnu, de god of de persoonlijke orde van het behoud, die de geschapen cultuur dan moet behouden en grondvesten in een klassiek idee van wijsheid dat van respect is voor dit proces. En zo ontstaan dan de religies. Precies op deze manier, met het inzicht in de noodzaak van een godheid die orde op zaken komt stellen, konden de Joden b.v. hun Messias voorspellen als de behouder van hun liefde voor Jaweh. En precies zo staat het ook in de Bhagavad Gîtâ (4: 7) opgetekend uit de mond van Heer Krishna zeggende dat Hij er telkens weer om die reden is.

Het woord god en het woord orde zijn lang, tot aan de laatste fase van wijsheid en behoud toe, uitwisselbaar en het is in deze eindfase van behoud dan ook dat de persoonlijke aard van dienstverlenen aan dit ideaal uiteindelijk komt bovendrijven: de svarûpa. Zo zegt Heer Kapila tegen zijn moeder: 'Ik gaf uitleg over de vier afdelingen [naar de geaardheden en de transcendentie daarboven *] van identiteit [svarûpa] in toegewijde dienst alsook het niet waarneembare van de beweging der tijd [de conditionering] die de levende wezens voortdrijft. Voor het levend wezen zijn er vele wijzen van materieel handelen in onwetendheid, die voortkomen uit het werken voor een materieel resultaat [karma] mijn beste moeder, waarvan de ziel die dat bestaan binnengaat zijn eigen manier van doen niet begrijpt (S.B. 3.32: 37-38). Heer Krishna zegt daarover tegen zijn neef Uddhava: 'Net als iemand die verblind door de drank zich niet bewust is van de kleren die hij draagt, slaat hij die van de volmaaktheid is, zie je, er geen acht op of het lichaam zit of staat, naar Gods wil vertrekt of door het lot beschikt [een nieuw lichaam] verwerft, omdat hij zijn oorspronkelijke positie heeft bereikt [zijn svarûpa]. (S.B.11.13: 36). De svarûpa, de persoonlijke identiteit met God is het doel van de zelfverwerkelijking. En zo zien we dan stap voor stap de filognosie ontstaan van de mens die zich, al mediterend en voor zijn expressie mantra's of gebeden oefenend, ontwikkelt van feitenkenner tot mediteerder en van mediteerder tot een gelouterde toegewijde met een eigen identiteit en missie.

De feitelijke vraag in deze spirituele sectie handelt over wat nu precies bewustzijn is. In de wetenschapssectie werd duidelijk dat de natuur in het cyclische van de tijd de maan tegenover de zon plaatst. Er is zoiets als een natuurlijk bewustzijn dat staat tegenover een cultureel bewustzijn dat het niet zo nauw neemt met de externe validiteit van de tijdmeter. Het feit dat de cultuur compleet met haar religies, neigt te vervallen in een valse behoudzucht van een politiek van een voor het geld gemanipuleerde tijdorde, bederft het spirituele zicht op de traditionele religie als een einddoel van zich spiritueel ontwikkelen. De religie, zichzelf ziend als de genade voor die erfzonde tegen de natuur in, staat met haar gelovige behoud van die genade tevens voor het verraad aan de natuur dat ze daarmee de hand boven het hoofd houdt. De hervormer die in de spirituele mens schuilgaat wil het anders: hij is alternatief, een rebel en zet zich af als een aanklager voor het gerecht van God die door de rest van de maatschappij makkelijk wordt weggezet als een ketter. Maar de evolutie dringt en de vooruitgang moet er zijn als we niet met de politieke opposities in dit conflict willen vervallen in nationale en internationale oorlogen. Met de filognostische herstart van de bemiddeling in de liefde voor de kennis in dezen, keren we dan weer terug naar het Heilige Zelf dat we dan moeten leren dienen met regelmaat en orde zonder nu direct te zeggen welke religieuze traditie of Godheid zou overwegen in die praktijk. Spiritueel de zaak openhoudend kennen we dan dat Zelf dat van bewustzijn is temidden van de tegenstellingen van de wereld en dat gekenmerkt wordt door nog twee andere eigenschappen. Dat is de eigenschap van de eeuwigheid en de eigenschap van het geluk. De spirituelen zijn kort gezegd op zoek naar dat bewustzijn van de dualiteit van de tijdgebonden wereld dat duurzaam is enerzijds en gelukkig maakt anderzijds. Het ware zelf kennen we vedisch bij de kwaliteiten van sat, cit en ânanda, ofwel als zijnde eeuwig, bewust en gelukzalig. Het eeuwige noemt men wel tijdloos maar is het dus, dualistisch gebonden als men is met een lichaam, niet. Het aspect van het eeuwige bestaat uit - of bij de genade van - de wetmatigheid en onvermijdelijkheid van de natuurlijke orde van de tijd (In de volgende sectie zullen we de citaten hiervoor op een rij zetten). Dat is wat het bewustzijn stabiel, sacraal, goddelijk, etherisch maakt en geheugen geeft, dat is wat het bewustzijn werkelijk maakt als een tweede kenmerk van het zich kennende zelf. We zijn ons dat ware zelf dus niet zozeer bewust als gevolg van het met weekdagen ingaan tegen data op basis van een baatzuchtig nevenmotief, we zijn ons dat zelf bewust op basis van die duurzaamheid van de door natuurwetten beheerste materiële werkelijkheid van de tijd van maanfasen die door zonnedata heenlopen als meer natuurlijke signaaldagen van orde tegen de achtergrond van de ether, de integriteit van het krachtveld dat ook de sterren hun plaats geeft. Het loslaten van het ego van geïdentificeerd zijn met baatzuchtige motieven geeft een gevoel van - en ook een inzicht in de - verlichting. Het inzicht is dan dat men niet echt bewust bezig is als men begaan is met het ego van de standaardtijd; men is pas bewust bezig als men uitgaat van het ware zelf van het bewustzijn van de natuurlijke tijd dat stabiel en gelukzalig is. Een last valt er mee weg en een geest ontwaakt ermee, al is het, religieus, misschien alleen nog maar op een culturele zondag i.p.v. op een natuurlijke lunaire signaaldag om te beginnen. De duurzaamheid echter van dat geluk vereist meer dan het geluk van eventjes niet voor materieel verlies en winst onder de stress en angst lijden van de last der erfzonde. Daarvoor moeten we ons bewust zijn van wat nu eigenlijk de verduistering van dat inzicht en bederf van dat geluk inhoudt: het niet werkelijk dienen van die stabiliteit van het natuurlijk bewustzijn, het niet, tezamen met de overige normen en waarden, met de zon gelijk staan van je klok en met de maan gelijklopen van je week-orde. Het is om deze reden van opgesloten zijn in de gevangenis van de standaardtijd dat op de index-pagina van de site van de Orde van de Tijd staat: 'een platform voor een alternatief tijdbewustzijn', met als symbool de zes-puntige ster van de filognostische indeling van niet alleen maar zes geschrikkelde tweemaandelijkse seizoenen in verhouding tot een er tegen indraaiende sterrenhemel hebben, maar ook van de orde van de zes logisch samenhangende, multicausaal op elkaar inwerkende zienswijzen van het denken ingericht naar methode, feitelijkheid, analyse, spiritualiteit, persoon en politiek. In dit perspectief is de spiritualiteit dan een onmisbaar onderdeel om het bewustzijn te zuiveren, zodat men enerzijds naar beneden en in de richting van het concrete meer (natuur-)wetenschappelijk denkt en handelt en anderzijds naar boven toe meer persoonsbewust politiek vooruitstrevend kan zijn.

De tijdloosheid van het spirituele op zich is dus een illusie, net zo goed als een bepaald materieel georiënteerd tijdbewustzijn dat op zichzelf denkt te kunnen voortbestaan dat is. De stabiliteit wordt gevonden in het komen tot je hoogst persoonlijke evenwicht in dezen, in het hoogst persoonlijk overwinnen van de menselijke zwakheden ook die het bewustzijn vertroebelen, in het scheppen, of beter gezegd ontdekken, van een zekere orde en discipline en in het behouden en inpassen van die orde in de bij natuur en traditie reeds bestaande en behouden orde. En ook deze gang naar boven in de richting van een zich gelijkrichten met de ziel in een groter overzicht is dus, enkel lineair begrepen, zoals we al zagen, op zichzelf bezien ook weer een illusie. De stadia van meditatie in de ashthânga yoga van in het Westen m.n. B. K. S. Iyengar worden ook door haar aanhangers niet strikt lineair gezien, maar meer als een lotusbloem van door elkaar heenlopende en op elkaar inwerkende spirituele bloembladen of leden (anga's). Pas als de gang naar 'boven' in de richting van de abstracte God gelijkstaat aan een gang naar 'beneden' in de zin van een concrete vorm van respect voor de naaste waarin de heiligheid, de wijsheid, al de talenten, de weelde en de saamhorigheid wèl harmonieus samengaan, is er de volkomenheid van de mens die de filognosie beoogt met haar wetenschappelijke liefde voor de feiten van het universum, de principes van de geest en de politiek omtrent de persoon.

Voor de spirituele afdeling komt zo het accent anders te liggen: van structureel betrokken zijn in een wetenschappelijke zin raakt men principieel betrokken. De concrete vraag die dan rijst is hoe de discipline er dan praktisch uit zou zien van dat alternatieve tijdbewustzijn. Dus zijn er geen tabellen meer van een tijdstructuur, maar gedragsaanwijzingen, principe-besprekingen, waarde-inschattingen en grafische voorstellingen. Zo is er dan een encyclopedisch opgezette zelfhulpsectie, een boek apart haast, genaamd 'De Andere Regels', dat de verschillende leden van overstijging terwille van een gelukzaliger zelf verdeelt in acht secties betreffende het dagelijks leven, zaken doen, afspraken maken, relaties hebben, getrouwd zijn, sporten, met het lichaam omgaan en seksueel zijn die met de genoemde acht anga's van de yoga samenhangen. Daarna zijn er dan hoofdstukken over het idee van reïncarnatie in relatie tot een zekere angst voor de tijd; wat de essentie van de spiritualiteit nou precies behelst; wat de relatie van ons onderwerp met de seksualiteit is; hoe precies de filognosie in spirituele termen dialectisch klinkt en wat in de zin van een integraal overzicht van de verschillende indelingen van begrippen haar feitelijke structuur is.
    Voor deze sectie moeten we concluderen dat het spirituele de integriteit van de gnosis is: de ware eenheid van de Christelijkheid die zich met ons ontwikkelde tot een syncretische filognosie. De yoga is de discipline ervan die ons het enige absolute en ware biedt: het moment. Wat we van het spirituele leren is dat helder zijnd met de ether, zoals de Chinezen dat zeggen, we het moment delen maar verschillen in plaats en tijd. Het moment is absoluut hetzelfde, maar de tijd is absoluut verschillend. Het moment is werkelijk als de tijd verschillend is. Wat betreft het absolute moeten we steeds in gedachten houden dat men twee verschillende absoluten kan hebben: het absolute verschil van de tijd en het absoluut gelijke van het moment; laat
Patañjali gelukkig zijn met het moment en Einstein gelukkig zijn met de tijd.


Footnote:

* De vier identiteiten naar de geaardheden en de transcendentie staan bekend als het Spel van de Orde dat de mens speelt in zijn identiteit van het functioneren met een zekere ervaring wat betreft de vier klassen, de vier vormen van status, de drie geaardheden en de acht niveaus van transcendentie .

Afbeeldingen:

Het schilderij met de Jezus is van Jeroen Bosch. Het heet 'Christus draagt het kruis' en is van 1485-1490, olie op paneel 76.7 x 83.5 cm en is te vinden in het Musée des Beaux-Arts te Gent in België.

De ets met de vogels is van M.C. Escher. Het is een houtsnede van vier blokken geprint, en is getiteld 'Zon en Maan' . Het is van 1945 en meet 25.1 x 27 cm.

De portretten van de transcendentalisten zijn van links - boven naar beneden: Osho, Jan Foudraine, midden: Alan watts en Ken Wilber en rechts en profil J. Krishnamurti.

De man met de fez op is de analytisch psycholoog Carl Gustaf Jung.

Het beeldje daaronder stelt Patañjali voor met het lijf van een slang omdat hij als een incarnatie van Âdi S'esha ofwel Sankarshana wordt beschouwd.

Het beeld met de drie hoofden is een z.g. trimurti uit India, een afbeelding van de drie goden S'iva, Brahmâ en Vishnu in één.

Het plaatje met een ohm-teken erin stelt een zonnewijzer voor als een representatie van de wil van God.

Het plaatje met de gekleurde velden is een grafische voorstelling van de vervlochtenheid van de verschillende niveaus van overstijging die in de Andere Regels worden besproken volgens de onderwerpen in de aangeduide velden.

 

 
Bestel het boek De Ether Bestaat!



De site lineair als een perfectie van de causale illusie:




 

 


_

                    

 
 

 

           



 

 

 

 

 

De Andere Regels| Filognosie | Filognostische Gids|Reincarnatie & Tijd| De Essentie| Tijd voor Sex | Termen