
Info:
Methodische
vooroefeningen,
een
inleiding
'Dat iets tegengesproken wordt,
bewijst niet dat het onwaar is,
evenmin als het niet tegengesproken worden
bewijst dat iets waar is.'
B. Pascal, Gedachten
Einstein, de ether
en het relativisme
Als men de waarheid van de feiten die onze
werkelijkheid vormen wil achterhalen, moet men beginnen met het bepalen
van de methode van werken. In het oude India heet het nyâya, hetgeen volgens het
woordenboek voor het Sanskriet zoiets betekent als methode, standaard,
regel, axioma, plan, de juiste manier, gerechtigheid, logisch argument
of gevolgtrekking. In de logica van onze planmatige aanpak ontwikkelt
zich, om tot de juiste gevolgtrekking te komen, een eenduidig beeld van
de werkelijkheid, een standaard van werken op de goede manier. Deze
logica, die zelf weer nyâyika wordt genoemd, bestaat uit
vijf leden:
1
Uitgangsstelling.
2 Twijfel.
3 Tegenargument.
4 Conclusie.
5 Samenvatting.
We kunnen er natuurlijk
ook de filosoof René Descartes (1596-1650) bijhalen met zijn methode die er
veel op lijkt, en de filosofen I. Kant
(1724-1804) voor de dualiteit en G. W. F. Hegel
(1770-1831) voor het idee van these tegenover antithese om tot een
synthese te komen, we kunnen S. Freud
(1856-1939) raadplegen voor de analyse en F. Nietzsche
(1844-1900) voor de zelfverwerkelijking, maar dan zijn we met het bouwen van één huis
met meerdere bouwmeesters bezig. Er is immers ook de (oudere) filosoof W. v. Ockham (1285-1349) die, met zijn beroemde
'scheermes'-redenering, de vraag stelt waarom we ons zouden bedienen
van meerdere elementen als een enkel element volstaat. Om alzo het over
elkaar buitelen van bouwmeesters voor ons filognostisch huis te
voorkomen, beperken we ons in eerste instantie, voor deze eerste helft
van deel I tot de vedische visie in relatie tot Descartes, omdat die
specifiek de methode als onderwerp had. En zelfs hem zullen we dan
uiteindelijk moeten vergeten omdat ook hij niet, onbekend als hij er in
zijn tijd mee was, de niet-westerse traditie die aan hem voorafging en
de empirische wetenschap die op hem volgde, bij elkaar wist te
schrijven, hoe ijverig hij ook was. Rationaliteit is mooi en gewenst,
redelijkheid is essentieel, de methode is van groot belang, maar het
gaat er ook om, zoals hij zelf zegt, uiteindelijk volledig te zijn. De
uitgangsstelling is dan ook, met het oude India, de oudste ons bekende
cultuur, als de ene bouwmeester voorop gesteld, dat die oude cultuur
volstaat als filosofische leidraad om de problemen van de moderne mens
aan te pakken en tot de filognosie te komen van een geïntegreerde
benadering van wetenschap, spiritualiteit en religie. In tegenstelling
tot Descartes treffen we daar n.l. wel een duidelijk respect voor
wetenschappelijke feiten aan als het bestaan van een melkwegstelsel
temidden van andere sterrenstelsels, alsmede een duidelijke
beschrijving van de problemen die wij nu typisch als die van de moderne
tijd herkennen. Het is belangrijk te werken aan een coherent denkmodel
waarin het geheel van onze werkelijkheid goed te omvatten is, de zaken
van geest en stof recht kunnen worden gedaan, en waarmee alles en
iedereen kan inpassen zodat de persoon in zijn volle identiteit is
gerespecteerd.
Aangezien,
zoals het voorwoord uitduidt, we deze liefde voor de kennis
koppelen moeten aan een zekere orde van de tijd, willen we onszelf op
de agenda zetten, zullen we ook een fysicus als Albert Einstein (1979-1955)
erbij
moeten
betrekken omdat hij, als het boegbeeld van onze moderne
intelligentie, de relativiteit heeft afgekondigd over het tijdsbegrip.
Laten we bij hem beginnen in het beoefenen van de methode. Volgens hem
zou, bij zijn begrip van E = M x C2 voor het universum, de
lichtsnelheid de constante factor zijn in het dynamisch universum van
energie en materie. De tijd, volgens Einstein en
vele anderen die hem menen begrepen te hebben, is altijd anders en
afhankelijk van het raamwerk van observatie. Zo zijn theorie juist is,
houdt dat in dat de absolute waarde van tijdbepalingen uit den boze is
en dat we, politiek, dus in (...) feite de tijd kunnen regelen en
beheersen zoals we dat zelf willen.
Isaac Newton (1643-1727)
zou
het
bij het verkeerde eind hebben met zijn absolute idee van de
natuurlijke tijd als maatstaf voor het bepalen van onze wetmatigheid
van materieel bestaan. Dat zou te deterministisch gesteld zijn dan.
Goed, maar we zitten met een aantal strijdige ideeën als we
Einstein vooropstellen als degene die bepaalt wat absoluut is. Op de
eerste plaats is het zo dat we wellicht Einstein niet goed begrijpen.
Tijd en ruimte zijn naar zijn theorie niet exact hetzelfde, niet geheel
aan elkaar vast te koppelen. Naar zijn theorie is er een verschil
tussen de tijd die een atoomklok in een vliegtuig die om de aarde heeft
gevlogen aanduidt en de tijd van een zelfde atoomklok die zijn plaats
behield. Dit is geprobeerd en men vond inderdaad een heel miniem
verschil tussen de atoomklokken zoals de theorie voorspelde, ookal
bleek dit experiment uit 1972 volgens sommigen dermate onbevredigend te
zijn uitgevoerd dat er eigenlijk geen definitieve conclusies aan
mochten worden verbonden (zie A.G. Kelly: Hafele & Keating Tests; Did They Prove
Anything?).
Heeft
Einstein
dus gelijk dat de tijd t.o.v. de plaats moet worden
gerelativeerd? En al zou dit zo zijn, is het nu werkelijk zo dat dit
minieme verschil, waarmee ook astronauten b.v. dan terugkeren naar de
aarde, nu een verschil in tijd en plaats rechtvaardigt zoals we dat
aantreffen met de standaardtijd van onze burgerlijke regelingen in
verhouding tot de tijd aangeduid door de zonnewijzers? In China kan dat
verschil begin 21e eeuw oplopen tot wel drie uur, hetgeen in het westen
van China tot burgerlijke ongehoorzaamheid leidt van boeren die die
tijdregeling aan hun laars lappen en lekker eigenwijs met een op de
plaatselijke tijd van de zon ingestelde klok hun zaakjes regelen. Als
Einstein een uitzondering meent te constateren in de newtoniaanse
koppeling van tijd en ruimte, wil dat dan niet zeggen dat die
koppelregel daarmee bevestigd is? De volkswijsheid stelt toch dat de
uitzondering de regel bevestigt? Waarom dan Isaac Newton verwerpen met
zijn brave, religieuze en klassieke respect voor de natuurlijke
tijdsverhoudingen in relatie tot de materie van gewone mensen en
planeten?
"...de mislukking van de natuurkundigen in de wereld om een
dergelijke bevredigende theorie te vinden, na zo vele jaren van
intensief onderzoek," zo zegt Dirac, "vormt voor mij een aanleiding om
te denken dat de etherloze basis van de natuurkundige theorie de
grenzen van zijn vermogen heeft bereikt en om in de Aether een nieuwe
hoop op de toekomst te zien".
Paul Dirac, Nobelprijs winnaar in de
natuurkunde in 1933
Scientific American, The Evolution of Physicists Picture
of Nature, Mei 1963
|
Het is nog erger gesteld met de theorie van Einstein die zo
fundamenteel is voor de moderne relativistische geest afkerig van met
name persoonlijke absoluten. Onlangs (zomer 2005) werd de theorie door
de italiaanse onderzoeker Maurizio Consoli in twijfel getrokken naar
aanleiding van onderzoeksresultaten in een experiment van de
natuurkundige Stephan Schiller in Düsseldorf over de snelheid van
het licht die, volgens de theoreticus Consoli, die met grotere
oplettendheid en onthechting dan hij toen zijn analyses deed, niet in
alle richtingen hetzelfde zou zijn, en dat die dus richting heeft en er
daardoor een bepaalde ordening van het licht, een bepaald
referentiekader, in het universum bestaat. Een dergelijke
paradigmatische botsing naar aanleiding van experimentele bevindingen
had zich al eerder afgespeeld toen een zekere natuurkundige genaamd
D.C. Miller in 1933 meende dat Michaelson en Morly, de natuurkundigen die in 1887 met het idee
van een constante lichtsnelheid op de proppen kwamen dat door Einstein
als de basis werd aangenomen voor zijn theorie, fouten hadden gemaakt
in hun uitgaan van gemiddelde waarden met de rotatiesnelheid van de
aarde. Vóór
hem
had
in overweging van de resultaten tot dusverre bekend de denker Ernst Mach (1838-1916) geconcludeerd dat er geen definitief bewijs was
geleverd voor het bestaan van de z.g. ether als het vaste
referentiekader voor een variabele lichtsnelheid in een vacuüm. Naar de metingen van de lichtsnelheid die
volgens Miller varieerde naar gelang de positie van de aarde, zou de
aarde zich niettemin voortbewegen met een snelheid van 8 kilometer per
seconde door een medium dat zoiets als de ether zou kunnen zijn, het
basiselement waarin al de geleerden vóór Einstein
geloofden als zijnde het medium waarin het licht haar trillingen zou
hebben. Na
Miller werden er, door Yuri M. Galaev b.v., nog vele controles op dit
z.g. M. & M.-experiment uitgevoerd, maar met een wisselend
resultaat. De geleerden in 2005 die onder leiding van Schiller dezelfde soort van afwijkingen
ontdekten als
Miller voorheen, konden alzo de resultaten van hun eigen onderzoek niet
aanvaarden, ze konden niet geloven dat Einstein's theorie niet zou
kloppen die stelt dat dat onderzoeksgegeven niet juist kan zijn, en dus
schreven ze hun gevonden afwijkingen toe aan systematische
onderzoeksfouten. Dat is menselijk gezien ook wel voorstelbaar, omdat
de gevolgen ervan voor het heersende denken over tijd en ruimte niet zo
een twee drie te overzien zijn.
Wat betreft de lichtsnelheid zelf die in zijn absolute waarde
de tijd als een absolute grootheid van de eerste plaats leek te hebben
verdreven, is er nog een merkwaardig iets op te merken. Er is licht dat
wel driehonderd keer sneller gaat. Dat vinden geleerden sedert het
einde van de twintigste eeuw heel normaal. Hoe kan dat? Volgens
Einstein in 1905 is er namelijk niets sneller dan de absolute
lichtsnelheid. Maar, sedert medio de negentiger jaren van de 20e eeuw,
kan licht 1,7 keer zo snel door een speciale glasvezel, en zelfs 300
keer zo snel als het door een gaswolk wordt gedreven. De oplossing voor
dit raadsel stamt uit 1910: de limiet van de lichtsnelheid geldt alleen
voor gecodeerd licht, niet voor het licht zelf. De
natuurkundige Daniël Gauthier bevestigde dit lapmiddel voor het
behoud van de relativiteitstheorie van Einstein in 2003 nogmaals met
zijn bevindingen dat de snelheidslimiet inderdaad, naar het schijnt,
geldt voor informatiehoudend licht, en niet voor ongecodeerd licht. De
lichtsnelheid is aldus bezien een conditionele of schijnconstante en
geen absolute constante. Afhankelijk van het medium en het soort van
licht kan licht wellicht oneindig snel gaan en kan dus Einstein's
formule eigenlijk helemaal niet kloppen die uitgaat van een
snelheidslimiet of een absolute constante snelheid in het vacuüm
van de buitenruimte. Naar de normale omstandigheden op aarde kan de
lichtsnelheid misschien constant lijken, maar het lijkt erop dat we, in
de speciale omstandigheden van andere geleiding en/of velden, met
Einstein te maken hebben met iets wat meer een theorie van constanten
is dan met een theorie die de tijd gerechtvaardigd relatief kan
verklaren (Einstein zelf gaf de voorkeur aan 'een theorie van
invarianten'). Zo langzamerhand wekt het dus geen verbazing meer dat,
op enkele wetenschappelijke fanate gelovigen na, vrijwel niemand de
theorie van Einstein begrijpt. Want hij klopt gewoon niet helemaal
bezien vanuit de moderne mogelijkheden.
De
bewijzen
stapelen
zich nog verder op. Een zekere fysicus Tom Van
Flandern stelt in een artikel getiteld The Speed of Gravity - What the
Experiments Say: Physics Letters; (Physics Letters, A 250:1-11 1998): 'Recognition
of
a
faster-than-lightspeed propagation of gravity, as indicated by all
existing experimental evidence, may be the key to taking conventional
physics to the next plateau'. Het effect van de zwaartekracht gaat
vele, vele malen sneller dan het licht. En dat kan ook niet kloppen met
Einstein.
Weer een andere kwestie, waar de natuurkundigen
over bakkeleien wat betreft de lichtsnelheid, is de, in 2002, door de
internationaal hoog geprezen natuurkundige, schrijver en programmamaker
Paul C.W. Davies in Australië gevonden
afwijking in de kernconstante (van de z.g. fijnstructuur) die verwant
is met de lichtsnelheid en aan zou tonen dat de snelheid van het licht
geleidelijk aan af zou zijn genomen in onze kosmische
ontstaansgeschiedenis. Ook João Magueijo (in Faster Than the
Speed of Light in 2003 tegen de z.g. Guth inflation-theorie in
redenerend die dat effect zou verklaren) stelt dat als het licht in den
beginne sneller was, dat een betere verklaring zou bieden voor de
feiten dan de tot nu toe gehandhaafde theorie met de gevonden
meetgegevens. Maar het tijdschrift Nature gaf hem op zijn
wetenschappelijke avances ten antwoord dat hij weliswaar een oplossing
voor een aantal kosmologische vraagstukken had gevonden, maar dat hij
geen alomvattende oplossing had en daarom moest worden afgewezen! Was
ook niet Einstein nog steeds met al zijn aanhangers van vandaag op zoek
naar de 'Theorie van Alles'? Moet hij dan wel worden aangenomen?
Het lijkt erop dat we nu toe zijn aan de psycholoog
die het verschijnsel rationalisatie en ontkenning in samenhang met
denksystemen bestudeert.We denken hier aan de analogie van de
analytische psycholoog Carl Jung (1875-1961) die, gelijk aan Consoli
met Einstein's constanten, Sigmund Freud (1856-1939), de
oorspronkelijke psychoanalyticus en vader van die wetenschap - die
overigens een vriend van Einstein was -, zelf geheel neurotisch noemde.
En laten we eerlijk zijn; is het relativisme werkelijk effectief in het
verzekeren van de vooruitgang van de mensheid op weg naar vrede en
gerechtigheid? De atoombom en de kerncentrale die wel effectief massa
in energie omzetten, lijken er niet in te slagen. Misschien moeten we
ons toch herbezinnen op ons Vadertje Tijd, er voorlopig van uitgaande
dat Einstein wellicht niet op alle punten helemaal gelijk had.
Wetenschap is nu eenmaal proberen en vergissen, dat is de kracht van
haar vooruitgang.
Twijfel is er genoeg dus met het bestaande relativistische
denkmodel. Daar hoef je ook geen natuurkundige voor te zijn. Op het
internet was eind 2005 in wetenschapsforum.nl te lezen b.v. hoe
natuurkundig geïnteresseerden in een lekendiscussie verdiept waren
over het lichtdeeltje. Uit hun verwarring blijkt duidelijk hoe
onmogelijk het is om alle merkwaardige uitkomsten van Einstein's
theorie te begrijpen. Licht zou ook in fotonen meetbaar zijn. Een
lichtdeeltje met rustmassa nul zou in beweging een energiepakketje zijn
dat wel een massa heeft. Maar hoe kan zo'n energiepakketje met het
hebben van de lichtsnelheid, waarbij volgens de theorie het deeltje
zwaar van de kinetische energie, oneindig zwaar zou moeten worden, er
geen gravitatie-effect zijn in de richting van een zwart gat zoals het
centrum van de melkweg? (dit behoort trouwens ook tot de implicaties
van Düsseldorf). Wil Einstein overeind blijven dan kan het
lichtdeeltje dus geen massa hebben, ook al heeft het energie. We weten
ook van Einstein dat energie en massa samenhangen met de lichtsnelheid
volgens E=M x C2, wat dan zou inhouden dat we energie hebben
die geen massa kan zijn en dat dus die formule, weder0m, niet kan
kloppen. Zo zong verder eind twintigste eeuw ook de popgroep Doe Maar:
'e=mc2...voordat de bom valt', op het eind van het gelijknamige lied. En dat alles bedenkt zich, en zingt zelfs
dan, de leek.

En ze stonden het toe dat Apollonius vragen
stelde en hij vroeg ze waar ze dachten dat het universum uit bestond.
Maar ze gaven ten antwoord:
"Uit
elementen."
"Zijn er dan
vier" vroeg hij.
"Niet vier,"
zei Iarchas, "maar vijf."
"En hoe kan
er een vijfde bestaan," zei Apollonius,"naast die van water en lucht,
aarde en vuur?"
"Er is de
ether", gaf de ander ten antwoord,"welke we moeten beschouwen al het
materiaal waar de goden van zijn gemaakt, want net zoals de sterfelijke
wezens lucht inademen, zo inhaleren de onsterfelijke en goddelijke
naturen de ether."
Apollonius
vroeg nogmaals wat het eerste element was, en Iarchas antwoordde:
"Allen
zijn er tegelijkertijd, want een levend wezen wordt niet stukje bij
beetje geboren."
"Moet ik,"
zei Apollonius, "het universum beschouwen als een levend wezen?"
"Ja," zei de
ander, "als je er gedegen kennis van bezit, want het brengt alle
levende wezens voort."
Het
Leven
van
Apollonius van Tyana,
Philostratus, 220AD.
|
Maar het kan ook filosofisch. In de vedische literatuur is
bekend dat de filosoof Sayana in de Rig-veda vers 1: 50 zegt 'Alzo
heugt men het zich: [o Zon] u die 2202 yojanas in een halve nimes'a
aflegt'. Met S.B. 3.11: 3-10 wordt dan duidelijk dat met een yojana
van 31 km dat zeer dicht in de buurt van de huidig bekende
lichtsnelheid van ± 300.000 km/s komt (zie Wikipedia). Maar, o gezegende waarheid, bij nadere bestudering van de
vedische referentie in datzelfde Bhâgavatam van
Vyâsa blijkt dat de yojana in vers 5.25: 1 ookwel een lichtjaar kan bedragen op
galactische schaal, op de schaal van de s'is'umâra, de
dolfijn zoals de Purâna de melkweg noemt. M.a.w. de
lichtsnelheid is volgens een gecoördineerde vedische visie
variabel, afhankelijk van het referentiekader. Wat betreft dat kader
had de filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) genoeg aan de twee vormen
van tijd: de lineaire en de cyclische beweging van het universum. Dat
was voor hem voldoende om te spreken van een eindig universum, verdeeld
in twee gebieden: dat van de onveranderlijke en unieke stellaire sfeer
van de ether leidend tot het cyclische van de schepping, die perfect
is, en dat van de aardse materie dat lineair bepaald, imperfect is,
eindig is. Volgens René Descartes, verder bordurend op een
dergelijke verdeling van de ruimte met het element van de ether,
bestaat er geen lege ruimte, geen werkelijk vacuüm, maar slechts
een universum vol van wisselwerkingen, en is er dus in feite nooit een
constante lichtsnelheid maar slechts een door het medium waar dat licht
zich doorheen beweegt bepaalde snelheid meetbaar. Zo zien we dan de
driehonderd keer snellere licht-impuls gestuurd door een gaswolk. Later
dan Descartes omschreef, in een mengeling van wetenschap en
speculatieve filosofie, de natuurkundige J. C. Maxwell in 1768 in de eerste editie van de
Encyclopedia Britannica het problematische en mysterieuze medium van de
ether aanvankelijk, in zijn achting voor zijn filosofische voorganger,
als volgt: 'Whatever difficulties we may have in forming a
consistent idea of the constitution of the æther, there can be no
doubt that the interplanetary and interstellar spaces are not empty,
but are occupied by a material substance or body, which is certainly
the largest, and probably the most uniform body of which we have any
knowledge.' Die substantie in, of van, de ruimte is dan de oerstaat
van de materie die de sterren en planeten vormde en die er steeds als
hun basis is als één geheel van een potentiële
tijdruimte, als de potentie van de ether, het effect van een
samenhangend krachtveld zoals dat in zijn werking bij Aristoteles reeds
was opgemerkt in de westerse filosofie: de ether als de formatieve
basis voor al het bestaande. Het idee van een relativistische
vierdimensionale tijdruimte, de normale 'euclidische' ruimte gekoppeld
aan de dimensie van de tijd, werd verdedigd door Einstein in de Britannica-editie
van
1922.
Maar Einstein kon geen absolute waarde toekennen aan de
gelijktijdigheid van gebeurtenissen, een dergelijke etherische en
absolute, momentane werking, die bij Carl Jung b.v synchroniciteit
heet, kon hij niet onderkennen. We weten door de relativiteit van het
medium zo bezien in feite dus niet precies waar we aan toe zijn met de
snelheid van het licht. De
resultaten van de metingen lopen uiteen, dat is zeker.
Zelfs Einstein zelf die er voor doorgaat dat hij, met
voor ogen het veronderstelde absolute van de lichtsnelheid, het bestaan
van de ether heeft herroepen, kwam later op de proppen met een nieuwe
theorie die uitging van een ander begrip van de ether (zie ook Ludwik Kostro: Einstein and the Ether). Hij stelde in 1920 over de ether: 'There
can
be
no space nor any part of space without gravitational potentials',
waarop
hij besloot met: 'Recapitulating, we may say that according
to the general theory of relativity space is endowed with physical
qualities; in this sense, therefore, there exists an ether.
According
to
the general theory of relativity space without ether is
unthinkable; for in such space there not only would be no propagation
of light, but also no possibility of existence for standards of space
and time (measuring-rods and clocks), nor therefore any space-time
intervals in the physical sense. But this ether may not be thought of
as endowed with the quality characteristic of ponderable media, as
consisting of parts which may be tracked through time. The idea of
motion may not be applied to it.' (lezing, Universiteit van
Leiden). Algemene relativiteit impliceert dus een ether, maar Einstein
was het niet eens met een absoluut tijdbegrip met de ether, zoals dat
van onze vaderlander, de natuurkundige Hendrik A. Lorentz (1853 - 1928)
voor hem die had gezegd: 'men kan de drager van deze eigenschappen [de
ether] niet een zekere stoffelijkheid ontzeggen, en als dat zo is, dan
mag men, in alle bescheidenheid, de ware tijd de tijd noemen die door
klokken wordt gemeten die in dit medium zijn gefixeerd, en
gelijktijdigheid als een primair concept beschouwen'... De ether is
eigenlijk gewoon de lege ruimte die we normaal kennen als een begrensd
zwaartekrachtveld, zoals van de zon (de 'gekromde ruimte'), de
melkweg (de etherische ruimte of de Kracht) of de bijzondere,
niet begrensde en volgens Hubble's z.g. roodverschuiving van het
lichtspectrum eindeloos uitdijende, intergalactische ruimte (de z.g. tijdruimte,
ofwel
de
oorspronkelijk ruimte of ether - zonder de tijddifferentiatie
van de lineaire v.s. de cyclische tijd - van de ongedifferentieerde
materie van vlak na de oerknal, in het Sanskriet sedert jaar en dag de pradhâna geheten). Er zijn zo bezien dus
verschillende vormen van relativistische ether en ruimte. De hier
genoemde drie hoofdvormen van de naar de plaats verschillende ether
kent men vedisch traditioneel als de drie vormen van Vishnu: Kâranodaks'âyî Vishnu (de
heerser over de tijdruimte). Garbhodaks'âyî Vishnu (de
verpersoonlijking van de orde van de ruimte van het sterrenstelsel) en
Kshirodaks'âyî Vishnu (met betrekking tot de 'kromme'
ruimte rondom de zon en de planeten). Hiermee is onze uitgangsstelling
van het toereikend zijn van het vedische begrip van orde dan weer
bevestigd. Reeds voor Empedocles
(490-430 v.Chr.) zei: 'bij de ether, de ether goddelijk' was de
waarheid van dit element als zijnde essentieel voor het begrip van de
ziel dus al onderkend in het Sanskriet. Maar genoeg hierover in dit
opzicht.
De
gemeenschap
van
natuurkundigen in aanmerking genomen die in ontkenning
verkeren over een relativistische ether zoals Einstein die voorstelde,
mag worden geconcludeerd dat er heel wat natuurkundige theorie is
zonder de juiste achting voor Einstein en die zelfs zijn naam misbruikt
ter verdediging van die ontkenning. Einstein ontwikkelde zich dus zoals
dat hoort met een goede zelfkritische wetenschapper, en aldus kunnen we
hem, filognostisch de fout kennend als een uitdaging tot
zelfverbetering, uiteindelijk toch wel accepteren. Hij, er niet in
slagend de 'Theorie van Alles' te formuleren, had te kampen met interne
strijdigheden en zo hebben wij dat na hem. Zo kan het niet kunnen
aantonen van een afwijking in de lichtsnelheid ook het gevolg zijn van
het meebewegen op de 'energiestroom' van de ether. De ether zou
cyclisch tot energievortexen leiden die net als iets wat in de rivier
drijft geen relatieve beweging tussen de aarde en de ether en dus ook
geen afwijking in de lichtsnelheid geeft. Dit is een positie verdedigd
door mensen aan de rand van de wetenschap die vaak worden afgeschilderd als
pseudowetenschappers: Nikola Tesla
(1856-1943), Viktor Schauberger (1885-1958), Wilhelm Reich
(1897-1959) en John E.W. Keely (1827-1898). De laatstgenoemde stelde in 1893: 'There is
no dividing of matter and force into two distinct terms, as they both
are one. Force is liberated matter. Matter is force in bondage'.
Zij probeerden aan te tonen dat etherische energie, of orgone energie
zoals Reich dat aan Einstein liet zien, hoewel onzichtbaar, zeer
reëel is (zie ook J. Medeo). Met de
moderne kwantummechanica voor ogen die ook in deze termen spreekt over
onbepaalde energie, mogen we ons dan afvragen wat nu ware wetenschap
is. Er is paradigmatische strijd, maar wat waar is, zal de tijd leren.
Error kan terror zijn (E=M x (T)error2), wetenschap
en politiek zijn net als staat en kerk slechts principieel, maar niet
reëel gescheiden. We zijn gewaarschuwd voor fouten en egobelangen
in de wetenschap, met name voor wiskundige beschouwingen die uitgaan
van verkeerde veronderstellingen als het niet bestaan van de ether of
van imaginaire constanten. Zo was er in de loop van de negentiger jaren een bericht van
astronomen die dachten planeten rondom een ster te hebben ontdekt.
Later deden ze dat ook, maar toentertijd was de afwijking in de z.g.
parallax van hun metingen achteraf geheel toe te schrijven aan het
abusievelijk niet meerekenen van de
tijdvereffening
die is te wijten aan de scheve aardas en de niet cirkelvormige baan van
de aarde rondom de zon. Ze stonden voor aap met vals alarm.
Het idee ten grondslag aan deze
principiële filosofische twijfel is dat de wiskunde, de
pragmatische redeneertrant van de natuurkunde, een reductionistische
manier van redeneren is waarbij men nooit zeker weet waar men het over
heeft omdat in de reductie informatie verloren gaat. De term A in een
vergelijking hoeft dus niet hetzelfde te zijn als een zelfde A elders
in de vergelijking of in een andere vergelijking. Ook dat is
relativiteit en wetmatigheid. Als A ongelijk is aan A, zeg een goede
Appel is niet een rotte Appel, maakt dat een einde aan de illusie van
orde die de wiskunde suggereert, of zoals psychologen als B. F. Skinner (1904-1990) het zeggen: je moet gewoon de complexiteit van het
universum onder ogen zien en aanvaarden dat je niet alles kan kennen of
tot een formule kan terugbrengen.
Op welke punten precies Einstein nu
uiteindelijk gelijk heeft of niet, of het genoemde getwijfel en
geëxperimenteer nu allemaal terecht en juist is of niet, zeker is
dat de tijd als heersende factor - gekoppeld aan de plaats in dat wat
we de tijdruimte noemen - inderdaad logisch gesproken relatief
afhankelijk moet zijn, zoals ook de lichtsnelheid afhankelijk is van
het medium waar zich dat licht doorheen beweegt. En dat is dan een
tweede weerlegging van de gepolitiseerde relativistische
rechtvaardiging die voor tijdzones geldt bijvoorbeeld, waarin juist de
tijd wordt lòsgekoppeld van de plaats. Met andere woorden:
Einstein gebruiken om het absolute van de tijd te weerleggen,
vervolgens die tijd dan van het raamwerk van observatie, ofwel de
plaats, afhankelijk te stellen en dan met hetzelfde relativistische
argument tijdzones instellen waarin die afhankelijk van de plaats dan
weer doorbroken wordt, is natuurlijk meer een oefening van
angst-neurotisch dwangmatig bezig zijn op de vlucht voor Vadertje Tijd
dan iets anders. Lorentz moet gelijk gehad hebben met zijn, door ons op
deze site dan ook gerespecteerde, lokale, ware-tijdklokken gericht op de ether en niet Einstein met zijn
uitzondering daarop die voortkwam uit de ontkenning van de ether. Je
kan beweren dat de tijd absoluut relatief is en dat er een tijdwet is
die stelt dat de tijd, en alles wat er mee samenhangt, altijd anders
moet zijn omdat het element van beweging er eigen aan is, maar het
simpelweg eindeloos manipuleren van de tijd als een afhankelijke
variabele en zo van een uitzondering een regel maken, is toch zeker een
vorm van ontkenning wat betreft het met alle materie onderworpen zijn
aan de tijd als een onafhankelijke grootheid, die, behalve scheppend en
handhavend, ook evident destructief is.

De
einsteiniaanse
misvatting
lijkt, met het serieus nemen van de kritiek,
te bestaan uit het verwarren van snelheid met verandering. Snelheid is
niet een absolute waarde, zoals de heilige drie basiselementen van de
natuurkunde, te weten ruimte, tijd en materie dat wel
zijn. Met de tijdruimte die de materie toont, zijn het die drie
elementen die als de natuurkundige heilige drie-eenheid van God elkaar
definiëren en niet tot iets anders te herleiden zijn. Bij de
filosoof D. Hume (1711-1776) in Het Menselijk Inzicht, heten ze uitgebreidheid, massa en beweging
en bij Vyâsadeva, akas'a, prakriti en kâla.
Ze vormen elkaars voorwaarde in de schepping, de een is niet denkbaar
zonder de ander. De tijd is het leven, de beweging van de
materie in de ruimte. De ruimte is de tijdsafstand, het
zwaartekracht fenomeen, tussen materiële voorwerpen. De materie
is het electromagnetisch effect van de werking van de tijd op de
potentie van de uitdijende ruimte, de tijd die van lineair bij de wet
van de reactie cyclisch werd en zo in tegenstelling de zwaartekracht,
de oerpotentie dus, omvormde tot materie (zij het niet geheel blijkens
het niet kunnen vinden van de z.g. onzichtbare 'donkere materie', die
volgens S.B. 5.20: 38 drie kwart van de schepping beslaat). De hele schepping is
een permutatie van de begrippen tijd, ruimte en materie. Energie b.v.
is een electromagnetisch fenomeen van ijle materie, de materie die van
puur heet energetisch plasma in het begin, concentreerde of
condenseerde tot gas en damp, toen vloeibaar werd en daarna stolde tot
grove materie, waarbij licht het meest ijle, het snelste van de materie
in den beginne is. Vedisch heet het 'de blik' van de Heer (S.B. 2.1: 31), en Bijbels heet het in Genesis dat er licht was in de
duisternis. Ruimte is het gravitatie-fenomeen dat de materie begrenst
in de vorm van of sterren en planeten in de kromme ruimte - de ether
die we met de radio bestrijken, of de melkweg die we in de etherische
ruimte met het blote oog zien in de sterrenhemel, of de kosmische
tijd-ruimte bal van uitdijende sterrenstelsels zoals we die met een
telescoop bij elkaar in het oerbereik van de tijdruimte zien waar er
nog niet echt materie bestaat maar alleen energetische potentie is. En
ook de tijd kennen we dus zo in drieën, net als de ruimte en de
materie: de lineaire beweging van de oerstof die we terugvinden in de
uitdijing van het heelal, de beweging van de materie die daarentegen
cyclisch in onderlinge aantrekking juist ronddraait in een
sterrenstelsel en de beweging door de tijdruimte van de 'tijdloze' maar
levende ziel, de tijd-ruimteworm zoals Einstein ons noemde, die de
'niet-tijd' voorstelt van het tijdbewustzijn, die de negatie van de
materie is, en vals in identificatie met het oneigenlijke een ego
vormt. De ruimte, het relatieve gravitatiefenomeen, is de ether; de
materie is de electromagnetische manifestatie en de tijd is het leven
van dat alles. Dat is de natuurkundige basis als een feitelijk
waarneembaar volkomen geheel voor al onze redeneringen.
-
- "Aldus ging
hij er toen toe over de levende wezens in te delen wat betreft soort en
oorsprong, en hij deelde ze net zo lang in tot hij uitkwam op hun
elementen, welke hij de vijf vormen en lichamen noemde van de aether,
het vuur, het water, de aarde en de lucht."
Xenocrates
on the life of
Plato
|
Wat
betreft Einstein zijn foute veronderstelling is het, zo voorgesteld, de
snelheid die verandert en geen absolute waarde kent, zoals alles wat
onderworpen is aan de tijd. Dat is nu de wet van de tijd: de
verandering is het absolute, niet dat wat verandert. De verandering
blijft de verandering, ook als ze verandert, net zoals ruimte of de
ether, de ruimte of de ether blijft, ook al is ze elders en is
tenslotte de materie ook absoluut een electromagnetisch fenomeen, niet
zo zeer wat betreft een tijdelijke vorm, maar wat betreft haar bestaan
als een energetische contractie waarzonder de eerste twee geen
betekenis hebben, ook al is ze zo ijl als het licht. Iets wat
onveranderlijk en constant schijnt te zijn, zoals een quasar
bijvoorbeeld, vormt een illusie, een schijnconstante: het vond ooit
zijn bestaan en zal, bij de wet van de tijd, ooit ophouden te bestaan,
en is dus niet absoluut bestaand. Neen dus, de snelheid van het licht
is geen absolute waarde, dat is nu logisch uitgesloten. Einstein kan
daarom, ook al aanvaarden we zijn bekentenis tot de relatieve ether,
geen leidraad vormen voor een filosofisch verantwoord betoog ten
behoeve van een bepaalde orde van de tijd. We moeten uitgaan van het
absolute van de tijd, het absolute van de verandering dat er is als een
eeuwig leven van alle materie in de ruimte.
Methodisch consequent doorredenerend luidt het
tegenargument op het betwijfelen van het absolute van de tijd op dit
punt, dat het relatief en afhankelijk verklaren van de tijd nog niet de
absolute werkelijkheid ervan als een onafhankelijke variabele uitsluit.
Of, zoals dualistisch Immanuel Kant (1724-1804) het zou zeggen: de tijd voor zich heeft,
onkenbaar als die in zijn volle glorie - volgens ook de franse filosoof Henri Bergson
(1859-1941) - is
in feite, jouw bestaan niet nodig om zelf te bestaan en de tijd op zich
zoals je die leeft als een ervaring van zijn - waar de existentialist Martin Heidegger (1889-1976) het dan weer over had - heeft
daar dan ook wezenlijk geen vat op, alle politiek en pragmatisch
geïnspireerde manipulaties ten spijt. Die geleefde en beheerste
tijd houdt, Hegeliaans bekend, slechts de vervreemding in als men het
zonder de wetenschap van geldigheid en betrouwbaarheid moet stellen,
zoals dat zich in de moderne willekeur van de standaardtijd sedert de
Franse Revolutie met haar mislukte tijdhervorming toont. Concluderend
is dan, axiomatisch, de tijd dus, zoals reeds door het oudste van de
indiase cultuur verdedigd als een onafhankelijke variabele, een
absolute van verandering en een determinant van de ether, onze
uitgangsstelling, en de twijfel geldt dan de zelfbepaalde
conditionerende orde ermee die natuurlijk relatief is en van een goede
of een slechte kwaliteit kan zijn die we kunnen bespreken.
Samenvattend komt de uitgangsstelling van de
filognosie dan neer op de tijd als een onafhankelijke godheid,
grootheid, kracht of orde, die vanaf de vroegste geschiedenis, zoals we
die uit India kennen, aanwezig is als een voor schepping, behoud en
vernietiging, allesbepalende factor in onze levens. De antithese van het relativisme heeft
betrekking op de pragmatische noodzaak van een kenbare, existentieel
leefbare, beheerste tijd die we moeten beschouwen als zijnde relatief.
Met voor ogen de twee posities van het natuurlijke absolute van de tijd
en het cultureel relatieve daarbij gehandhaafd, komen we alzo tot het
inzicht dat we te maken hebben met een paradigmatische kwestie die te
vergelijken is met het verschil tussen geocentrisch en heliocentrisch
denken. Eerst dachten we dat we volgens Ptolemaeus (87-150), met God en Jezus op aarde, het centrum van het
universum waren, en toen dachten we, sedert de heldenmoed van Galileo Galilei
(1564-1642) die naar de ideeën van Copernicus (1473-1543)
het
geocentrische
Rome het hoofd bood, dat de zon het centrum van het
universum was en vonden we aldus ons nieuwe tijdperk van de
wetenschappelijke verlichting. Met de daaropvolgende vooruitgang van de
astronomie ontdekten we onze plaats in het sterrenstelsel, de melkweg,
en nu, moe van de politieke verdeeldheid en het redetwisten van de -
niettemin nog steeds in hoofdzaak - heliocentrisch geörienteerde
wetenschappen met hun compensatoire relativisme, lijkt het erop dat het
met het door ons serieus nemen van de verschillen van de lichtsnelheid,
welke in een onbevredigend experimenteren werden gevonden in de
afwezigheid van een bevredigend paradigma, we, tezamen met de zon
inderdaad, ons bewegen door een medium genaamd de ether. Moge de kracht
met ons zijn; want we zijn nu aangeland bij het galactocentrisch
denken, het nieuwe paradigma voor de eenentwintigste eeuw dat ons
neerzet als zijnde bewogen door een alles beheersende kracht die zowel
de aarde, de maan en de zon als de rest van de sterren beweegt, een
kracht die ons voortbeweegt in de galactische werveling rondom het
zwarte gat in het midden, de berg Meru van Vishnu en Brahmâ, het
oog van de universele storm gecreëerd door die heilige en absolute
Kracht, de Kracht van de Absolute Galactische Cakra of cyclische tijd
die in zijn werking bekend staat als de ether, het eerste effect (Brahma
Sûtra Adh2.P3: 1-7) in de schepping. De ontwikkeling van de ether beschrijft
de wijze Vyâsa als volgt: 'Door de identificatie met de
duisternis der materie werd middels de omvorming naar die geaardheid
[het eerste element van] de ether tot ontwikkeling gebracht met haar
subtiele vorm en kwaliteit van het geluid dat een aanduiding vormt voor
zowel de ziener als het geziene.' (S.B. 2.5: 25). In S.B. 11.15: 19 stelt hij dan dat de Heer als de verpersoonlijking van de ether
moet worden gezien en in S.B. 3.5: 32 dat de ether kan worden gezien als de symbolische
representatie van de Superziel, het lokale aspect van God die
onpersoonlijk als de Tijd wordt gekend. Gerelateerd aan het
ruimtebegrip stelt hij dan (S.B. 3.26: 34): 'De activiteiten en kenmerken van het element van de
ether voorzien in de buiten- en de binnenruimte, voor alle levende
wezens het handelingsgebied zijnd van de levensadem, de zinnen en het
denken.' De ether volgens hem heeft dus betrekking op zowel het
'tijdloze' zelf van het tijdbewustzijn als op het tijdgebondene van de
buitenwereld. Een ook in spiritueel opzicht relatieve ether dus.
'Voor een
waarlijk vreugdevol en heilzaam menselijk werk om te gedijen, moet de
mens in staat zijn op te klimmen vanuit de diepten van zijn aarding
thuis tot in de ether. Ether staat hier voor de vrije lucht van de hoge
hemelen, het open bereik van de geest.'
Martin
Heidegger, 'Verhandeling over het denken'
|
 Met deze
paradigma-verschuiving zijn we methodisch geplaatst voor het
tegenargument dat tot de conclusie leidt dat de orde van de tijd nu kan
worden besproken wat betreft zijn paradigmatische kwaliteiten en
effecten. Zoals het geocentrisch denken zich als inferieur bewees in
verhouding tot het heliocentrisch denken, kan nu het heliocentrisch
denken op dezelfde manier ondergeschikt zijn aan het galactocentrisch
denken, in het ontvouwen van de kennis in deze en de volgende secties
van onze filognosie voor de orde van de tijd met de ether. Want het is
dat nieuwe paradigma dat, in tegenstelling tot het heliocentrische,
rekening houdt met het gezamenlijke rond bewegen van de sterren, de
aarde en de zon door het, het zij nogmaals benadrukt, vanuit de
vedische cultuur dus reeds bekende basiselement van de ether (kha
of akas'a), dat het krachtveld van zowel het sterrenstelsel, de
primaire tijdruimte als de lokale orde vertegenwoordigt, het krachtveld
dat mogelijk - maar niet noodzakelijk - resulteert in de variaties in
de lichtsnelheid gevonden in de verschillende experimenten en waarvan
Einstein rond 1920 zei dat hij er in 1905 misschien wat te radicaal
over geoordeeld had. Als met die discussie en ondersteund door
wetenschappelijk experiment vervolgens het gehele probleem van de
moderne mens is samengevat en begrepen, zijn we aldus geslaagd in onze
methodische opzet en aangeland bij een nieuw paradigma voor de
eenentwintigste eeuw, een paradigma dat de wereldcultuur doet
terugschakelen naar haar klassieke waarden en de (post)moderne,
vervreemde mens doet genezen van zijn begoochelde staat.
'Derhalve
was
ik
in 1905 van mening dat men in de natuurkunde helemaal niet meer
van de ether mocht spreken. Dit oordeel echter was te radicaal zoals we
bij de volgende overwegingen over de algemene relativiteitstheorie
zullen zien. Het blijft veeleer, zoals voorheen, toegestaan om een
ruimtevullend medium aan te nemen als men electromagnetische velden (en
dan ook welzeker de materie) als de toestand ervan kan aanwijzen'
A. Einstein in
'Grundgedanken und Methoden
der Relativitätstheorie in ihrer Entwicklung dargestellt'
|
Zie
ook:
referenties

2- De Orde van de Tijd: structuur
van de inhoud
Willen we van de orde van de tijd methodisch
de kwaliteiten en effecten bespreken, dan moeten we, zoals in het
voorwoord
gesteld werd,
syncretisch uit liefde voor de kennis, vanuit de
filognosie, zowel de wetenschap, de spiritualiteit als de religie aan
bod laten komen. Syncretisch denken is de essentie van het begrip gnosis
zo leert ons de klassieke spiritualiteit van het Christendom. De
internet-encyclopedie (nl.wikipedia.org) leert dat gnosis,
bij de autoriteit van Gilles Quispel (1916) - een gezaghebbend nederlands onderzoeker van het
klassieke en christelijke gnosticisme - als kenmerk van religieuze
stromingen, gerekend wordt tot 'de derde component van de westerse
cultuur', naast rede en geloof. Naast de griekse filosofie en het
Christendom zou ook de gnosis, die we christelijk gesproken
sedert de tweede eeuw kennen, belangrijk hebben bijgedragen tot de
cultuur van West-Europa. 'De rede heerst op het gebied van de waarheid
en de wijsheid, de theologie op het gebied van vroomheid en
gehoorzaamheid' zegt B. de Spinoza (1632 - 1677) in zijn Theologisch-politiek traktaat,
waarbij hij de wederzijdse verplichting van de twee verwerpt, maar wij
stellen filognostisch uit liefde voor de kennis dat rede en geloof wel
wederzijds verplicht zijn, en wel in de gnosis waarin de ontleding en
het principe, ofwel de analyse en de spiritualiteit, de brug slaan
tussen wetenschap - die methodisch de waarheid achterhaalt en in de
wijsheid bepaalt welk feit en denkmodel van belang is - en de
persoonskunde (de theologie) van de godsdienst die de vroomheid
nastreeft met de politiek van het volk dat democratisch de
gehoorzaamheid afdwingt. Met het door ons koppelen van het begrip gnosis
aan de vedische cultuur zullen we dan, zonder
onszelf in deze of gene gnostieke traditie te verliezen of er ketters
mee gecompromitteerd te raken, hier een wereldbeschouwing ontvouwen
waarin alle cultuur zijn verzoening vindt. De gnosticus wordt
gekenschetst als iemand die erop uit is God te kennen op een intieme,
vertrouwelijke basis, door het opbouwen van zelfkennis of het voeden
van het zelfbewustzijn; de filognost is degene met de liefde hiervoor
vanuit het gezichtspunt van de vedische waarheid. De filognosie als gnosis
is in tegenstelling tot de klassieke westerse opvatting ervan niet
geheim, ook al wordt, op de vedische grond van de z.g. paramparâ, een persoonlijke overdracht
van de liefde voor de kennis bevorderlijk geacht en aangeraden en is
het ook zaak een zekere vertrouwelijkheid en discretie wat betreft de
wetenschap van de persoon te betrachten. Ze is niet polemisch of
anti-kerkelijk, baseert zich wel op allerlei wetenschappelijke feiten
en is wel van geloof op basis van de vedische leerstelling dat het
menselijk geheugen en vermogen tot kennis verwerven en kennis verwerken
steeds tekort schiet en er dus schriftuurlijk gezag nodig is. In
tegenstelling tot de klassieke gnosis is er dus geen neiging tot
anarchie en wel een zekere mate van volgzaamheid wat betreft een
oorspronkelijke persoon van geestelijk gezag, i.c. de filosoof der
filosofen Vyâsadeva (± 3200 B.C.), de Indiër die in het Westen wel eens
als anoniem wordt afgedaan omdat zijn naam zou staan voor een
verzameling van wijzen die ieder op hun beurt de vedische verzen bijeen
gebracht zouden hebben. Ook al belichaamt hij inderdaad de vereniging
van het hele veld van de filosofie en de religie, er bestaat voor het
ontkennen van zijn naam echter ons inziens onvoldoende reden of bewijs,
zoals er ook voor de z.g. arische invasie van India die de oorsprong
van de vedische beschaving meer buiten India en bij ons zou leggen,
onvoldoende bewijs is - integendeel. Maar het is wel een kritische
volgzaamheid t.a.v. de vedische cultuur waar we mee werken. Die cultuur
uit het Verre Oosten niet zomaar klakkeloos overnemen, maar dus wel
eenvoudig en eenduidig met een zekere leidraad in ons opnemen, vindt
dan plaats zonder onszelf als Christenen, Moslims of anders-gelovigen
en -denkenden uit het oog te verliezen. Zo kan het voor de een heel
traditionalistisch hindoestaans uitpakken, voor de volgende meer een
aardige en inspirerende filosofische oefening zijn en voor weer een
ander een verrijking van het spirituele of politieke leven inhouden.
Het ligt in de bedoeling dat geen van onze talenten en vormen van vereniging van
wetenschap, spiritueel leven en multicultureel geloven verloren gaan
met het herkennen van de vedische wetenschap als een inspiratiebron en
wortel van menselijke beschaving. De doctrinaire inspanning van de
filognostische wereldbeschouwing, zoals op deze site uiteengezet,
betreft deels de bestrijding van alle mogelijke vormen van vervalsing,
of valse eenmaking van het ego, of dat nu de vervalsing van het
klassenbewustzijn betreft, het politiek bewustzijn, het religieus
bewustzijn of de meer wetenschappelijke vormen van arrogantie,
enggeestigheid en vervreemding. Met het met deze postmoderne herstart
van de gnostiek daarin een constructieve spirituele verzoening van de
wetenschap en de religie voor ogen hebben, is er voor ieder van de drie
genoemde heilige onderwerpen van de wetenschap, de spiritualiteit en de
religie - die respectievelijk de feiten, de principes en het respect
voor de persoon aan de orde stellen - een dualiteit die alzo op deze
site in een indeling in zes secties resulteert. Deze zes secties
corresponderen met de in India gehanteerde darshana's of zes klassieke zienswijzen
die er zijn om de menselijke neiging tot het vervalsen van het ikbesef
van de ziel - en dus ook van een bepaalde orde van de tijd met de ether
- te bestrijden. De nyâya van de logische aanpak in
India, werd vertaald in de methodisch/structurele filosofische
overwegingen van deze sectie; de vais'eshika van het meer
atheïstische Indiase eenheidsdenken werd vertaald in de cijfers en
termen van de nuchtere natuurwetenschap; de sânkhya van
de analytische filosofie werd vertaald in een analytische sectie
toegespitst op de kunst; de yoga van het vinden van
verzonkenheid werd vertaald in de spiritualiteit van het ontwikkelen
van een zeker abstractievermogen; de mimâmsâ van de
cultuur der rituelen werd vertaald in persoonlijke en religieuze
overwegingen, en de vedânta-cultuur van de commentaren
werd vertaald in een politiek reformatorische geest. Deze
gezichtspunten hebben dan gemeen: 1) een continuerend zelf, 2) een
werklast, 3) bevrijding in dienstbaarheid, en 4) een referentiecultuur.
De identiteit en integriteit van de filognosie is zo met zes aspecten
beschreven ongeveer zoals de empirist D. Hume (1711-1776) op zijn manier de kennis
indeelde (zie verder de definitie).
Het moge dus, zoals
in
het
voorwoord gesteld, duidelijk zijn dat deze lineaire presentatie, zoals je die
voor een boek nodig hebt, een causale suggestie met zich meevoert die
je moet relativeren: in werkelijkheid volgt het ene niet zo strikt uit
het andere, om reden waarvan de interface op de
index-pagina van de site een meer
intuïtieve opzet kent. Een boek en een site, van een begin naar
een einde redenerend, vormt aldus, zoals hier opgezet op basis van een
klassieke indeling - en zo geldig zijnde, een perfecte illusie van
causaliteit; niet zo zeer een illusie in de zin van fout, maar een
illusie in de zin van een exclusieve manier van praten. Er zijn met
dezelfde elementen meerdere even geldige redeneringen mogelijk. Zo
redeneerde Auguste Comte (1798-1857), de vader van het positivisme
precies andersom als de hierboven substantief beschreven filognostische
lijn die meer lijkt op die van Søren Kierkegaard (1813-1855), die gaat van het esthetische
naar het ethische, en dan het religieuze. Volgens Comte komt men van de
theologie van de persoon, wetmatig via de metafysica van de principes
en de abstracte 'natuur', tot het nuchtere positieve stadium van de
feitelijke werkelijkheid die op zich dan geen oorsprong of doel kent.
Maar de wet van het leven en de tijd kent meerdere causale richtingen
dan die van Kierkegaard en Comte dus. Zoals we in het voorwoord al
aangaven is het einde, in het cyclische van de kennis, n.l. weer het
begin en zijn ook de weg terug, van het einde naar het begin
redenerend, de in een intuïtieve willekeur gevonden ordening, en
het uitwaaierend redeneren vanuit een kern zoals in een boomstructuur,
evenzo geldige vormen van vooruitgaan in causaal redeneren. Het was de griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) die in dezen in zijn Fysica vier
verschillende vormen van causaliteit onderscheidde: naar de substantie,
zoals
in
'het brons gaat aan het bronzen beeld vooraf', naar de
bepalende vorm zoals in 'de vorm van een paard is essentieel
voor alle paarden en er de oorzaak van dat we ze zo noemen', naar de doener
zoals in 'de kunstenaar vormt de oorzaak van zijn schepping' en de
causaliteit van de norm zoals in 'ik wandel voor mijn
gezondheid en dat vormt de oorzaak van mijn wandelen'. In de vedische
logica vinden we alle vier deze vormen van causaliteit terug in de vorm
van de purusha als de ziel, de essentie van de persoon
als beginsel van de schepping, die in de schepping aan het ego
voorafgaat als de substantie ervan, in de avatâra,
de god die de vorm van de mens aannam en zo
bevrijdde, in kâla als de doener die alles
beweegt, schiep en conditioneerde en in dharma, de norm
van de noodzaak van de gerechtigheid van God die de oorzaak vormt van
de vroomheid en de vrome persoon van kennis. Zo ook is dan
filognostisch ook niet zonder meer gezegd dat (normatief) enkel de
religie ofwel het dharma leidt tot de wetenschap van de spirituele
persoon, aangezien omgekeerd de purusha ofwel de
(oorspronkelijke) persoon van kennis er zelf ook weer de oorzaak van is
volgens de illusie van de (substantieve) causaliteit die we hier dan
lineair aanhouden. Zo ook is de avatâra er telkens weer
opnieuw als een boom van kennis waaraan (formatief), zoals vanaf de index-pagina van de site, alle filosofie, spritualiteit en religie met
Hem als de stam en kern ontspruit, en is er ook het onpersoonlijke van
de spiritualiteit in relatie tot de tijdfactor kâla die,
zoals aangewend in de op zichzelf staande artikelen van deze site, de
(constructieve) oorzaak van het intuïtieve leren vormt. Een
markant voorbeeld vormt het, in dit geval meer symbolisch, letterlijk
terugredeneren naar wat voor anderen een begin is, van de renaissance
schilder, uitvinder en wetenschapper Leonardo da Vinci (1542-1519). Hij, steeds uit
principe het esthetische en intellectuele inventief combinerend, was
gewoon, net als sommige oosterse culturen, zijn boeken, zinnen en
woorden van achteren naar voren te schrijven en te lezen, waarmee hij
op zich natuurlijk nog niet het dubbele van het dubbelzinnige van de
vier causale redeneringen te pakken had. Een ander voorbeeld zie je in
films die soms bij de ontknoping beginnen, met flash backs, en dubbele
verhaallijnen werken of dwars door elkaar heen gesneden zijn qua
episoden als betrof het, zoals in de film Memento van Christopher Nolan uit 2000, iemand met
een korte termijn geheugenstoornis die de orde van de tijd zelfs
helemaal niet meer kent.
Inhoud
van
deel
I: de feitelijkheid
De eerste van de drie basisdualiteiten van de
filognosie betreft de rationele methode versus de empirische wetenschap
om de feitelijkheid van het leven het hoofd te bieden. Men spreekt wel
van de methodische wetenschap: eerst orde op zaken stellen en dan ermee
empirisch verantwoord aan de slag gaan. In deze afdeling is het
agnosticisme sterker vertegenwoordigd dan het gnostische element. Met
de rede en met ervaringsgegevens uit de
empirie komen we hierin geleidelijk tot een grondhouding en
basisstructuur die een meer naar de principes ingericht spiritueel
leven en een beter van de persoon bewuste samenleving mogelijk maakt.
De agnostische grondhouding van openstaan en neutraal dan wel sceptisch
blijven, zoals modern uitgedragen door de biologen T. H. Huxley
(1825-18-95), Charles Darwin (1809-1882) en de filosoof Bertrand Russell (1872-1970) kan, evenzo loffelijk als ze als
de andere zienswijzen is in haar dienstbaarheid, min of meer als een
voorwaarde worden beschouwd om tot wezenlijke, filognostische, kennis
ofwel kennis van het geheel te komen. Het was ook Plato (428-347 B.C.) die als een
van de eersten der griekse filosofen zich bij monde van Socrates
(470-399
B.C.)
in
zijn bekentenis tot dit principe van de wetenschap in zijn
geschrift De verdediging van Socrates liet ontvallen dat hij
alleen zeker wist dat hij niet wist. Het was die eerlijkheid die
Socrates als een vroege Christus van de filosofie de gifbeker opleverde
omdat hij, tot het bederf van het respect van de jeugd, ermee aantoonde
dat de zittende macht, ondanks de pretenties, eigenlijk ook niet echt
weet had, en dus minder wijs was dan hij die dat wel wist.
Inhoud
sectie
1a:
de methode.
De methode bestaat dus allereerst uit de
beginselverklaring zoals op
de
pagina
hiervoor beschreven waarin we kennis maken met de twijfel, de
indeling, de complexiteit en de volledigheid als principes van
systematisch werken.
Direct daarop kwamen we dan op basis van onze
uitgangsstelling dat we ons prima kunnen redden uitgaande van het
vedisch begrip van orde, aan de indeling van deze site toe, waarvan
deze laatste paragrafen onderdeel uitmaken en op de onderdelen waarvan
die methode dan later wordt losgelaten. Met de methode moeten we een
actieplan opstellen om zo goed mogelijk alle aspecten van ons probleem
- hoe onszelf verantwoord en dus duurzaam met de ether op de agenda te
zetten - te onderzoeken. Na dit helder te hebben gekregen moeten we
methodisch gezien ook de dialectiek aan de orde stellen. De dialectiek van het vraag
en antwoordspel om de kennis tot leven te wekken is namelijk niet enkel
een fundamenteel beginsel van de filosofie zoals we dat van Socrates en
Plato kennen, maar ook een fundamenteel vedisch beginsel van vraag en
antwoord in relatie tot het geestelijk gezag. In de Bhagavad
Gîtâ (10: 32)
stelt Vyâsa bij monde van Heer Krishna dat het wat hem betreft om
de identificatie van Hem met de dialectiek van alle argumentatie gaat.
Simpel gezegd is wat hem betreft met een socratisch verantwoord vraag-
en antwoordspel de persoon gerespecteerd. Ook de hele Bhâgavata Purâna, de Krishna-bijbel van de Hindoes, ook wel
het S'rîmâd Bhâgavatam genaamd (en verder hier met met S.B. aangeduid), bestaat uit een
raamvertelling in een dialectische presentatie. Minder monologen, meer
gesprek is de heilige boodschap. Om dit dan voorop te stellen in de
presentatie van een site die, in het beantwoorden aan een algemene roep
om kennis, onvermijdelijk steeds weer tot monologen en colleges neigt,
stellen we daartoe een aantal brieven aan de orde die, al dan niet
zelf-geëntameerd als een email-uitwisseling, geschreven werden in
reactie op de internet-presentatie van deze kennis. De kennis op deze
site is mede tot stand gekomen in reactie op wat via het internet werd
aangekaart. Vandaar dat soms acute thema's als aids en wat er in de
bioscoop draait of er politiek gaande is de voorkeur genieten boven
meer academisch aangewezen thema's.
Daarna volgt een pagina die concreet de meest
voor de hand liggende vragen en antwoorden wat betreft de orde van de tijd als een spel
van sociale interactie op een rijtje zet, een spel waarmee we de
persoon in zijn verschillende posities in het leven kunnen respecteren
(zie ook de GameWiki ervoor). Daarnaast is er op de site ook een pagina met vacatures waar verschillende
suggesties voor het doen van vrijwilligers-arbeid worden gedaan om zelf
ook van dienst te zijn met de filognosie.
Als direct uitvloeisel van die, klassiek begrepen,
dialectiek moet dan ook ter complementering van deze eerste sectie van
de site de sociale definitie aan de orde worden gesteld.
Wat heeft alle kennis hier bijeen gezet voor een zin als we de medemens
er niet effectief mee tegemoet kunnen treden? Daarom een bewuste
overweging op dit punt in een pagina apart gewijd aan wat we nu
eigenlijk onder sociaal zijn verstaan.
De inhoud van de Orde van de Tijd in
culturele zin staat in algemene termen samengevat in deze en de overige
inleidingen bij de verschillende secties. Voor ieder is er een
synopsis op een pagina waar in zes dialogen de belangrijkste
inhoudelijke conclusies ter herinnering nog eens duidelijk worden
opgesomd. Voor een snel inlezen in de materie kan men het beste op dit 'niveau een' beginnen met het lezen van
deze stukken om pas daarna afzonderlijke artikelen te gaan lezen. De
inleidingen hebben vanzelf een meer algemeen karakter en bieden ter
voorbereiding van de specifieke studies per hoofdstuk een bredere
referentie wat betreft bestaande en historische maatschappelijke
opvattingen en personen. De site zelf werd min of meer intuïtief
geleidelijk aan vanuit de verschillende secties tegelijkertijd
opgebouwd, als het ware geleidelijk aan uitgebeiteld, en kan zo ook
geleidelijk aan gelezen worden, ongeveer zoals men voorzichtig in een
heet bad gaat zitten.
Relevante links:
- Quantum Aether dynamics
Institute by
Jim D, Bourassa: the present day revival in modern physics concerning
the ancient ether. This site presents the Aether Physics Model as the
third great breakthrough in science after Dalton's Atomic-theory and
Einstein's Relativity Theory.
- Modern Theories of the Ancient Aether : a collection of articles
by maountain man graphics site.
- Anti-relativity.com: A careful examination of
experimental evidence for and against special relativity.
- The Neutral Center and the Aether Spectrum: This file describes a long
standing view of how aether creates and sustains all matter and energy
manifestations.
- Zero-point energy: het winnen van energie uit
de ether met apparaten. De moeilijkheden van wetenschappelijke
vooruitgnang.zie in dit verband ook: Equinox: It runs on water.
- Rethinking Relativity: by Tom
Bethel: 'the
speed
with
which the force of gravity propagates must be at least
twenty billion times faster than the speed of light'.
-
Gary Novak, The Truth about Relativity: 'Relativity is religion,
not science. Physicists admit there is no logic to it. No logic; no
science.'
- Ivrvin Laszlo: grondlegger van de Club van Budapest schreef in zijn boek
Science and the Akashic Field: An Integral Theory of Everything (2004) over
een
veld
van informatie als zijnde de substatie van de kosmos. Gebruik
makend van de sanskriet en vedishe term voor "ruimte", akasha,
noemt hij dit informatieveld de "Akashic field" of het "A-field"(zie
ook videospeech).
-
Carel van der Togt (site): Stellar Aberration and the
Unjustified Denial of Ether (Pdf)
- Neutrinos Prove Einstein Wrong: 'this proved relativity
wrong, because the neutrinos could change into other types while
traveling at the speed of light.'
- Yuri M. Galaev, Two papers
(pdf) on ethereal wind and ether drift.
- Tom
Van Flandern: The Speed of Gravity
&endash; What the Experiments Say: Physics Letters A 250:1-11 (1998) This
article
states:
'Recognition of a faster-than-lightspeed
propagation of gravity, as indicated by all existing experimental
evidence, may be the key to taking conventional physics to the next
plateau.'
-
Albert Einstein: Zur Elektrodynamik
bewegter Körper, Analen der Physik 17 30 june, 1905 (pdf-file). English: On the Electrodynamics of
moving bodies.
-
Albert Einstein: Relativity: The Special
and General Theory, Einstein's own popular translation of the physics that
shaped our "truths" of space and time.
-
Albert Einstein: Space-Time - his article for the
Encyclopedia Brittanica in 1926
-
(anonymous) Imminent falsification of
Special Relativity? Article at ZPenergy.com.
- C-ship: Relativistic ray traced images: relativistic site about the
Lorentz-contradiction and the dilation of time.
- Does Time Fly? Critical article on
relativity and time in general by Antti Roine, January 15 - December
10, 2005, published in hypography science forums.
- Hafele & Keating
Tests; Did They Prove Anything?
- Harry
Collins: What's wrong with
relativism?
(April 1998) - Physics World - PhysicsWeb
- Laughing at the emperor: An education in theoretical
physics today is an obstacle to thought outside the box.
- M.
Consoli and E. Costanzo, The motion of the Solar
System and the Michelson-Morley experiment (pdf-file, 26 Nov. 2003).
-
Michaelson and Morley: On the Relativity Motion
of the Earth and the Luminiferous Ether. American Journal of
Science. Pdf-file of the 1887 paper presenting the results of the
Interferometer experiment.
- The ether rediscovered!An article that resurrects
the Michaelson-Morley and others, interferometer experiments. It
mentions Consoli and is also suggesting that Einstein nicked Lorentz's
theory. New Scientist Magazine April 2005.
- Relativity Challenge: Reveals mathematical
mistakes in Einstein's Special Relativity equations. It also presents
the theory of Complete and Incomplete Coordinate Systems.
- Relativity in islam: site claiming that the
Quran has defined the speed of light, time dilation, black holes and
wormholes.
- Paul Davies: the website of the
australian astrobiologist claiming the light speed would have decreased
in our cosmic history.
-
Wikipedia on the Michaelson-Morley
experiment.
- Physics - On Absolute Space (Aether, Ether, Akasa) and
its Properties as an Infinite Eternal Continuous Wave Medium.
- Aether Theories - Collation of Modern
Scientific Theories of the Ancient Aether
- FAQ on the Aether
- R.F.
Norgan: Einstein was wrong: the
Aether Theory argument
- Alfred
Evert
Ether Physisc and Philosophy: an alternative view
considering evrything a transmutaion of the one original element of the
ether.
- Vortical Dynamics: ether - page on an alternative
view of vortexing ether explaing why there is no effect measurable in
the lightspeed and cyclic time is essential to it.
- James Medeo, A dynamic and substansive cosmological
ether (pdf).
- Prof.
Fred L. Wilson (Rochester Institute of Technology ) Science and Human Value:
Aristotle.
Page at Windows to the Universe, describing the inference of
ether as known from Aristotle.
- Aristotle- on the soul
- Matter is made of waves: site voortbouwend op het
begrip van de bestaande ether.
- Space-time verbuiging
bewezen: een recent artikel door Anushka Asthana en David Smith, Zondag
15 April, 2007 in the The Observer.
Off-line:
- M.
Consoli, E. Costanzo: From classical to modern ether-drift
experiments: the narrow window for a preferred frame. Physics
Letters A, Volume 333, Issues 5-6, 13 December 2004, Pages 355-363.)
- Einstein's 1912 Manuscript on
the Special Theory of Relativity.
- Ludwik Kostro: Einstein
and the Ether: Although Einstein is widely credited with
abolishing the ether concept, he actually introduced a new relativistic
ether in 1916, developing the idea in his later works.
-
Artikelen uit de dagbladen:
-
Sneller dan de Lichtsnelheid: Artikel over
Daniel Gauthier door Anouck Vrouwe 29-10-'05, Algemeen Dagblad.
- Een
tegenwind
steekt
op voor Einstein. Een artikel door Martijn van
Calmthout over Maurizio Consoli en het experiment in
Düsseldorf. Volkskrant, 6-08-2005.-
- Albert
Einstein
gaf
de natuurkunde in 1905 met de beroemde formule E=M.C2
een geheel nieuw fundament. Maarten van Rossem naar aanleiding van
het Einsteinjaar 2005. 7-1-2005, Het Parool.
- Lichtsnelheid.
Prof.
dr.
C. Dullemond preciseert het argument van de koppeling van de
lichtsnelheid aan de fijnstructuurconstante. 24-08-2002,
NRC-handelsblad.
- Albert
Uiteraard
(Gerectificeerd): artikel van Martijn van Calmthout met
een overzicht van Einstein's leven en zijn ontdekking van de
relativiteits-theorie. 22-1-2005 de Volkskrant.
- Wat
was
de
vraag ook al weer? Martijn van Calmthout schrijft 11-06-05
in de Volkskrant over de moderne fysica die de weg in feite kwijt is.
- Een grote bek tegen
Einstein en de rest. Een artikel door Martijn van Calmthout over de
strijd van de natuurkundige João Magueijo tegen de
lichsnelheids-mythe. Volkskrant, 17-5-2003.
-
(Dutch) Vincent Icke - Niks Relatief: Het
verhaal van een gelovige die probeert nogmaals de theorie van Einstein
uit te leggen. Gepresenteerd in korte bondige taal en even zovele
formules. Uitgeverij Contact dec 2005.
Bij de afbeeldingen:
- De twee halve foto's zijn
van Albert Einstein met een vraagteken en uitroepteken:
Einstein min of meer duidelijk in zijn mathematische formuleringen,
maar de vraag met de onderzoeksgegevens.
- 'A Philosophers Lesson'
ca
1766
Olieverf. Het schilderij stelt voor de les van de filosoof die
zich steeds betrekt op de waarheid van het meetbare universum en de
tijd ervan. Het is van de engelsman Wright of Derby (Joseph Wright),
1734-1797 (zie verdere beschouwing).
- De Vishnu tussen de planeten
staat voor de relatie tussen het vedisch gezichtspunt en het moderne
begrip van een drievoudige relativistische ether.
- Het balletje in het net stelt de aarde voor
die een kromming geeft in de tijdruimte; de aarde staat
dus ook onder invloed van de oer-ether.
- De collage
eronder laat Ptolemeus van het geocentrisch denken zien, links, met
Galileo Galilei rechts die het heliocentrisch denken bracht, en in het
midden Vishnu, de Hindoe-godheid die men ziet als Vâsudeva, de
god van de sterrenhemel, met de cakra, de orde van de cyclische tijd
als een van Zijn wapens. Otolemeus verwijst er al naar, Galilei vond in
Zijn waarheid zijn steun en Vishnu zelf staat voor de klassieke
waarheid van het galactocentrisch denken.
- De werveling is een foto van een
sterrenstelsel in de kosmische ruimte.
- De twee plaatjes van de
wijze stellen voor Vyâsadeva, de Heer der
Filosofie, die eerst samen met de schrijver dezes het gnostisch kruis
op zich neemt: de last van een bewuste bekentenis van een zekere orde
van de tijd, met vervolgens Vyâsa met het Cakra-symbool dat de
orde van de tijd en de zes verschillende gezichtspunten van de
filognosie voorstelt als het resultaat van de gevonden orde.
- De eerste buste is van Aristoteles,
de
tweede
is die van Socrates.
- De foto eronder laat Swami
Prabhupâda, de prediker van het vaishnavisme, de
vishnu-orde, in het Westen, zien in gesprek met godsbroeders uit India.
Bestel het boek De Ether Bestaat!


|
|