ja of bij Punto Pasta, 14:00 uur
musicbutton

 


 

 
 

Keren we terug naar deze wereld? Moeten we dat? Waar halen we het idee vandaan dat dit de werkelijkheid zou zijn? Waarom zou het van belang zijn erover na te denken? Zijn we bang voor de tijd? Deze pagina's bespreken het onderwerp van de reïncarnatie in het licht van de Christelijke leer en wedergeboorte van cultuur en de dualiteit van het moderne multiculturele tijdbewustzijn en haar psychologische angsten voor de tijd. Het biedt een overzicht van het Vedisch denken in dezen en verdedigt dat de angst voor de tijd in feite de angst is te worden geconfronteerd met de nimmer eindigende missie van het steeds dichter in de buurt komen van de eigen persoonlijke en collectieve goddelijkheid - of men nu gereïncarneerd is of eenvoudig in het zelfde leven herboren is voor een ander tijdbewustzijn of niet. Ken het, denk het en wees het herborene.

 

 

 

 

 

Door: A.A.

    Samenvatting

Dit artikel bespreekt de reïncarnatiekwestie in het licht van de Christelijke Renaissance en de dualiteit van het moderne multiculturele tijdbewustzijn en haar psychologische angsten voor de tijd. Het houdt staande dat de angst voor de tijd in feite de angst is geplaatst te zijn voor de nimmer eindigende missie van het dichter en dichter naderen van de eigen persoonlijke en collectieve goddelijkheid - of men nu wel of niet gereïncarneerd is of eenvoudig tijdens het leven wedergeboren is voor een ander bewustzijn van de tijd.

 

Inleiding

1. De Angst voor de Tijd

1.1 Een slechte naam.
1.2 Een roep om menselijkheid.
1.3 De drievoudige aard van de angst voor de tijd.
1.4 Het probleem toespitsen.
1.5 De noodzaak serieus te zijn.

2. Het Vedisch Standpunt

2.1 Een onvolkomen geheugen.
2.2 Het verslag van onze handelingen.
2.3 Een superziel.
2.4 Bezitsdrang en Identificatie.
2.5 Een gevaar.

3. Christelijkheid en Reïncarnatie

3.1 De klassieken en de verlichte ketters.
3.2 De moderniteit.
3.3 Reformatie en wedergeboorte.
3.4 Een tweevoudig inzicht in het reïncarneren.

4. Tijd en Paradijs

4.1 Tijd als een vorm van God.
4.2 Conclusie: de terugkeer naar het paradijs.

 

    Inleiding

"De illusie dat we gescheiden zijn van elkaar is een zinsbegoocheling van ons bewustzijn." A. E.

Reïncarnatie is voor de Christelijkheid vanaf het begin een onderwerp van discussie en speculatie geweest. Voor de gewone man is het een occulte vorm van kennis: hoe kan men ooit zeker zijn van zoiets als een lichaam in een vorig leven dat niet meer bestaat? Niettemin houden vele moderne mensen van het idee al eens eerder te hebben bestaan en leiden velen positieve spirituele levens in de hoop op een mogelijke wedergeboorte. Rationeel is het moeilijk te aanvaarden dat we mogelijkerwijze van lichaam veranderen op dezelfde manier als we van kleren of van auto veranderen. Voor de rationele geest die het zo ziet dat haar herinneren zich afspeelt in de hersenen, slaat het eigenlijk nergens op zich een voorgaand leven te herinneren van het hebben van een ander brein. Niettemin kent die rationele geest allerlei irrationele associaties, voorkeuren en angsten die niet direct kunnen worden verklaard uit de eigen levenservaring. Het overwegende argument dat de Christelijkheid hanteert tegen reïncarnatie is zoals het geformuleerd wordt op een site waar men de religie vergelijkt : "...reïncarnatie vertegenwoordigt een bedreiging voor de eigenlijke essentie van de Christelijkheid: de noodzaak voor de Heer Zijn verlossende offer ter wille van onze zonden. Als we zelf moeten boeten voor de gevolgen van onze zonden in opeenvolgende levens en de verlossing kunnen bereiken door onze eigen inspanningen, wordt het offer van de Heer zinloos en absurd. Het zou de enige weg niet zijn naar God, maar slechts een stupide voorval van de geschiedenis. In dit geval zou de Christelijkheid slechts een vorm Hindoe Bhakti-Yoga zijn." Dus hoe geven we nu een antwoord op dit filosofische dilemma van het enerzijds behalve dit leven hebben van mogelijk andere levens die ons inspireren en motiveren met anderzijds een sterk theologisch en rationeel argument ertegen?

 

    1. De Angst voor de Tijd

"De Allerhoogste Heer zei: "De Tijd ben Ik, de grote vernietiger van de werelden er hier mee bezig alle mensen te vernietigen, behalve jij [en je broers] alleen, zullen alle soldaten die aan beide zijden staan opgesteld, hun einde vinden." Bhagavad Gîtâ 11-32

 

1.1 Een slechte naam

De Tijd heeft een slechte naam bij de mensheid. Het is dat ene monster dat we niet kunnen verslaan. Het maakt altijd onze levens en alles wat we opgebouwd hebben kapot. Uiteindelijk zal de hele planeet verdwijnen uit het universum als deze Zon in een Supernova is geëxplodeerd. Vroeg of laat is het uit met het spelletje, en voor welk doel leven we dan nog? Zeker niet voor de bedoeling terug te keren en alles 'im eimer' te zien gaan in één grote knal, met voor ogen alles langzaam in verval rakend met de entropiewet. Nee ..., tijd is een beangstigende werkelijkheid van onophoudelijke en onvermijdelijke vernietiging. Op dit punt aangeland moeten we er echter een psycholoog bijhalen. Wacht eens eventjes: zonder dromen en idealen ben je gedoemd in de depressie te belanden, in de drugs of in de zelfvernietiging. Geen Toekomst is Geen Leven. Je moet gemotiveerd zijn er in je leven het beste van te maken. Zonder geloof, hoop en liefde, wat kan je leven dan anders zijn behalve een verhaal van leugens en ellende? Al dit dromen en hopen getuige te mogen zijn van een betere toekomst waartoe men heeft bijgedragen is niet enkel maar een truukje om jou te conditioneren, af te trainen tot een nette burger. Het is een levensnoodzaak. Het is een wetenschappelijk onweerlegbaar feit van het menselijk bestaan. Wat betreft de reïncarnatie zal de psycholoog je uitleggen dat het een interessant gedachtenexperiment is, maar moeilijk te bewijzen valt. Neen, je kan wat hen betreft beter spreken in termen van positieve identificaties met andere historische persoonlijkheden. Het is altijd goed je te identificeren met zowel helden als met verliezers in de menselijke geschiedenis en leer te trekken uit hun levenslessen. In feite is dit de essentie van de menselijke cultuur: vanwege dit identificatieproces met onze voorvaderen hoeven we niet keer op keer in de zelfde fout te vervallen en kunnen we aldus vooruitstreven: "Zij die zich het verleden niet kunnen herinneren zijn gedoemd het te herhalen." G. S.

 

1.2 De roep om menselijkheid

Maar heeft de psycholoog de zaak hiermee geregeld? Identificaties kunnen leiden tot filosofische conflicten daar de ene held niet de zelfde mentaliteit huldigt als het andere karakter uit het verleden en zeker zal dat niet zonder wederzijdse weerlegging zijn als de karakters leefden (of nog steeds leven) in dezelfde tijd van de geschiedenis. Het is ofwel deze filmster ofwel een andere. Twee is er één te veel. Men kan niet twee heren tegelijkertijd dienen en twee zondaars al helemaal niet. Dus hoe moet dat verder? Klaarblijkelijk hebben we een existentiële behoefte aan ofwel dingen als identificaties, danwel zoiets als voorgaande levens. In feite bestaat ons gedragsrepertoire er volledig uit. We leren niet alleen maar naar voorschrift, we leren ook naar voorbeeld. Een klein jongetje speelt pappie met Dinky Toys en het kleine meisje speelt mammie met haar poppen. Dit ligt onweerlegbaar ten grondslag aan onze levens. Of het nu identificaties zijn of voorgaande levens, we kunnen er niet buiten en om die reden moeten we helemaal terug redeneren in de menselijke geschiedenis om over onze existentiële angsten voor de tijd heen te komen. En dit is een roep om menselijkheid i.p.v. enkel maar de mensheid te zijn: "H. heeft gelijk met zijn uitspraak dat de mens leert van de geschiedenis daar mensen immers nooit iets van de geschiedenis leren " S.

 

1.3 De drievoudige aard van de angst

De tijd is niet alleen maar angstwekkend vanwege zijn destructief vermogen. Nee, in feite is hij ook angstwekkend vanwege zijn creatieve en behoudende capaciteiten. Het zou al te makkelijk zijn de tijd af te doen als iets verschrikkelijk materialistisch, illusoirs en destructiefs. Veel moderne spirituele en religieuze tijdeloosheids-prediking zowel als de klassieke vormen ervan moeten worden ontzenuwd als zijnde frauduleus en escapistisch vanuit dit gezichtspunt. Het is makkelijk de volledige en complexe historie van de mens terug te brengen tot een moderne geest zonder een geweten en een geheugen van voorgaande historische gebeurtenissen en personen. Dat is ronduit gevaarlijk. Laten we het zelfs niet proberen om een opsomming te geven van de talloze uitspraken in de wereldliteratuur die stellen dat zij die niet leren van het verleden gedoemd zijn die te herhalen (zie citaten). Nee..., de tijd is de essentie van ons leven. Het is één van de drie pijlers van de objectieve werkelijkheid van (Gods schepping!) van de ruimte, de tijd en de materie. Proberen het onderwerp uit de weg te gaan is een zielige poging tot vereenvoudiging; een ware ketterij tegen de menselijke rede en de complexe cultureel-historische werkelijkheid. Neen, vanuit een verstandig oogpunt bezien is er geen ontkomen aan. We moeten het feit onder ogen zien dat ook vanuit de posities van het handhaven en het scheppen de tijd van het allergrootste belang is, en, zoals gezegd, angstwekkend is.

 

1.4 Het probleem toespitsen

Als we de continentie (ingetogenheid) leven van het vasthouden van de lessen die de geschiedenis leert, zijn we vervolgens overweldigd door alleen al de omvang ervan. De menselijke ziel zelf van de geschiedenis zal onze blik verruimen tot aan het overschrijden van ons vermogen er nog mee overweg te kunnen: we zijn er bang voor; bang om in te storten bij de confrontatie. We kunnen het proberen onze blik te vernauwen tot enkel de joodse historie die een paar duizend jaar ervaring met de God van de Tijd omvat, maar de wereld is veel groter. We hebben ook nog onze Grieks/Romeinse ervaringsgeschiedenis zowel als een ongelooflijke claim van een historische tijd eigen aan de oude Vedische cultuur die eraan vooraf ging. En hoe te denken over de geschiedenis van God in de Tijd sedert het jaar 1. n. Chr., en wat te zeggen over al die andere culturen die ook aan ervaring wonnen in China, het Midden Oosten, Zuid-Amerika en waar niet? Vanuit dit perspectief van angstbeheersen kunnen we veilig stellen dat terwille van de eenvoud we niet verder hoeven te kijken dan onze eigen neus lang is, dat we ons niet in andere culturen, noch in andere levens van mogelijk reïncarneren hoeven te interesseren. Ons eigen simpele leventje in onze eigen simpele lokale cultuur is al moeilijk genoeg.

 

1.5 De noodzaak serieus te zijn

Goed, het zij zo. Laat de leek maar enggeestig denken op die manier, maar de intellectuelen en de ambtenaren van staat kunnen niet uit zijn op een wereldorde of welke betekenisvolle en duurzame vrede ook, zonder een bredere visie op de geschiedenis van het Tijdbeheer in de wereld. En dan ging het alleen nog maar over het handhavende aspect. We waren nog niet van plan ook maar iets aan te pakken zoals je zou kunnen verwachten van het leren van een lesje in het bestuderen van onze geschiedenis. Zeker hebben we fouten gemaakt zoals met b.v. onze koloniale hartstochten van het superieur achten van onze Christelijke tijdcultuur. Noch gingen de Arabieren werkelijk vrijuit in hun enthousiasme over hun maankalenders. En wat te zeggen over die vreemde UFO's en graancircels rondom de wereld sedert de Tweede Wereldoorlog? We zijn nog steeds collectief er alles van aan het ontkennen op formeel niveau. We mislukken in creatieve aanpassingen net zoals we er niet in slagen het verleden onder ogen te zien met de enkele poging onze menselijke zielen te behouden. De mogelijkheid van het veranderen en aanpassen van het bestaande van onze cultuur wordt altijd geblokkeerd door de macht van het conservatieve dat ons waarschuwt tegen overhaaste beslissingen en de onzekerheden van alles weer nieuw te hebben. We zijn bang weer de controle te verliezen zoals met de wereldoorlogen die we hadden - daar het deze keer zou kunnen gebeuren als gevolg van een teveel aan veranderingen. De cultuur neigt ertoe vast te houden aan haar fixaties ondanks de noodzaak van veranderingen, enkel omdat het de bekende weg is, zich gedragend als een mishandelde vrouw die er lang over kan twijfelen voordat ze overgaat tot een scheiding. Maar met het zicht op deze collectieve angst voor veranderingen zal de psycholoog onmiddellijk opstaan om ons te zeggen dat zo een houding vroeg of laat de gevolgen onder ogen zal moeten zien. We moeten werkelijk creatief zijn en onszelf aanpassen aan de veranderingen en de nieuwe perspectieven, die niet alleen door onze moderne tijd worden geboden, maar ook door onze internationale historische en toekomstige werkelijkheden. Repressie, ontkenning, de egocultuur voor zich en je laten leiden door de existentiële angsten van de tijd, zal zeker geen succes brengen in het scheppen en handhaven van een wereldorde en de wereldvrede. Iedere psychiater kan ons zeggen dat met het tekort schieten in creativiteit en aanpassing, het verleden ontkennen, het zich vernauwen op subculturele ego's en het wegkijken van de verantwoordelijkheid van een gemeenschappelijke toekomst en verleden, we gedoemd zijn te leven in compensaties van enkel een voorgewende geest en een gewaande vooruitgang in een twijfelachtige kwaliteit van bewustzijn die vroeg of laat in zal storten - zo niet individueel, dan zeker collectief. En dat kan zich voordoen ondanks de verworven weelde, geleende kennis en technologische capaciteit. Het laatstgenoemde zal ons alleen maar fanatieker en gevaarlijker maken als we eenmaal de controle kwijt zijn, decompenserend op onze escapistische valsheden. Laten we er daarom mee beginnen dit fenomeen van historische identificatie genaamd reïncarnatie aan een serieus onderzoek te onderwerpen en van deze bekentenis tot een persoonlijke, historische en creatieve verantwoordelijkheid een ernstige te maken.

 

    2 Het Vedisch Gezichtspunt

"Het lichaam dat men krijgt en eveneens weer moet opgeven
voert zijn Heer naar al dezen [de zinnen] mee
zoals de geur vanaf zijn oorsprong wordt meegevoerd door de lucht.

Met het horen, zien, aanraken
alsook het proeven en ruiken,
geniet hij vanuit de geest de zinsobjecten.

Ofwel het lichaam verlaten, in het lichaam blijven
of het lichaam dat is geassocieerd met de drie geaardheden genieten,
zijn zaken die de onwetende niet kan begrijpen,
maar zij die de spirituele visie hebben kunnen het.

Zij die ondernemend zijn en van de yoga,
nemen waar door van de ziel te zijn,
maar die ondernemenden die niet handelen ten gunste van de ziel
zien dit niet, hoe ontwikkeld hun geesten ook zijn."

Bhagavad Gîtâ (15: 8-11)

 

2.1 Een onvolkomen geheugen

Ten eerste de Vedisch schriftuurlijke feiten erover. Aan de ene kant de Bhagavad Gîtâ als leidraad in de arm nemend lezen we dat dit thema vrijwel helemaal het leidmotief is voor de redeneringen van de Heer van de Yoga ( K..). Halverwege het tweede hoofdstuk, vat Hij samen wat Hij gedurende de duur van de hele Gîtâ volhoudt waarin Hij Zijn angstige vriend A. de waarheid voorhoudt over het reilen en zeilen van de menselijke motivatie. Eerst zegt Hij dat men op dezelfde manier als waarop men ouder wordend het jonge lijf voor een oud lichaam inwisselt, men zo ook van levens wisselt. Zo en niet anders (2.13). En, zo voegt Hij er aan toe, dat een wijs man door dat soort veranderingen niet verstoord raakt. (2.14). Men is niet het Lichaam is de these van de Gîtâ en om die reden moet men ook geen angst hebben. Of toch wel? De psycholoog kan hier de lezing onderbreken om te verklaren dat er een angst voor de dood bestaat en een angst om te leven. Het is de angst voor de dood die men met het opgeven van de identificatie met het eigen lijf moet laten varen. De angst voor het leven moet de angst voor God zijn niet van het pad af te dwalen of in dit geval het dharma (de rechtschapenheid en de ware aard). Identificatie? We hadden het er hierboven al over. Natuurlijk gaat het om het belang je te identificeren met je manier van doen en niet zo zeer met het lichaam waarvan men zich daarvoor bedient. En zo gaat de lezing dan verder over de noodzaak van het overwegen van een mogelijke wedergeboorte. En, zo concludeert de Heer van de Yoga, als we geen geloof kunnen hechten aan die mogelijkheid, dan is het altijd nog verstandiger de uitdaging aan te nemen van het vechten voor het ideaal, dan te overleven zonder de eer van de overwinning, hetgeen erger is dan vechtend voor de goede zaak te sterven en niet langer meer in den vleze te verkeren (2.37). Maar de wijsheid van God bij monde van deze Heer maakt ernst met de twijfels over een mogelijke wedergeboorte - Hij zegt: 'Vele geboorten van Mij als ook van jou hebben zich voorgedaan, o Arjuna, Ik ken ze alle maar jij niet, o onderwerper van de vijand.' (4.5). Met andere woorden: wat Hem betreft mogen we speculeren wat we willen maar alleen Hij is er echt zeker van. En zo is het dan maar om mee te beginnen. Ons geheugen van continuering is met Hem, Hij kent ons beter dan wij ons zelf kennen. Maar hoe kunnen we een rationeel en wetenschappelijk commentaar hierop geven? Zeggen dat het nonsens is? Dat is makkelijk, maar niet serieus zijn is de verkeerde manier zo werd geconcludeerd.

2.2 Het verslag van onze handelingen

Vanuit het Vedisch standpunt bezien is de ziel niet enkel het lichaam. Angst is iets van het lichaam vanwege de tijd waar het aan onderworpen is. De ziel heeft het daarmee te stellen en het lichaam af te leggen indien noodzakelijk en door te gaan met eventueel een nieuw lichaam. De ziel, de ware persoon, is niet enkel dit tijdelijke denken en deze feitelijke materie van biochemische breinpatronen, maar bestaat ook feitelijk uit de afdruk die hij nalaat in de buitenwereld welke ook wel het akasisch verslag wordt genoemd. Het gaat om het verslag dat veel meer omvat dan het kleine beetje gecensureerde informatie dat door de persoon zijn brein wordt vastgehouden: "Every action that you do produces a two-fold effect. It produces an impression in your mind and when you die you carry the Samskara in the Karmashaya or receptacle of works in your subconscious mind. It produces an impression on the world or Akashic records. " S. S. Dit is de oorspronkelijke geest van de mensheid die we ook terugvinden in het romeinse groeten van de keizer vlak voor een veldslag: "Zij die sterven gaan groeten u". We willen ons niet schamen voor onszelf en ook niet door de akasische ogen van na onze dood. Dat is nu menselijkheid. Dat is de reden dat martelaren de kwellingen doorstaan. Ze willen niet moeten terugkeren om nog niet afgemaakte zaken te moeten afronden of hun werk aan anderen over te dragen. Het is niet zo dat ze vandaag toegeven en het dan maar later een keertje regelen. Maar gewone mensen doen dat wel.  

Interessanter dan de angst voor de dood is dus de angst voor het leven: het probleem is dat men serieus het risico loopt terug te keren naar deze planeet vanwege het eigen ongenoegen met het akasisch verslag dat alleen maar kan worden veranderd door zich er materieel mee te gedragen. Het kan zich zo voordoen dat men onafgemaakte zaken moet afronden, achteraf bezien niet zo'n held of martelaar zijnde met het verlies van het eigen brein, of dat men moet terugkeren ter assistentie van de goddelijkheid die uit genade incarneert en niet uit persoonlijk karma (zoals onze Christelijke Heer dat deed). Men is ofwel gewoon nodig hier op aarde (zoals de Heer of 'de geest en macht' van E.) of men moet het doen vanuit het persoonlijk verlangen om de ziel te zuiveren van negatieve 'samskara's' (indrukken). Natuurlijk is met het feit van dit akasisch verslag van de meelevende samenleving en cultuur het feit van het reïncarneren nog niet bewezen. Het is enkel een verstandig inschatten van het risico, de eer en het geestelijk gezonde om rekening te houden met een mogelijke wedergeboorte vanwege het ontbreken van de juiste geestelijke wedergeboorte ter wille van een meer duurzame positie in een hoger bereik, of dat nu op aarde is of in de hemel.

2.3 Een superziel

Wat interessant is, is hoe de ziel zich zou handhaven als een integer geheel in het akasisch verslag. In principe is dat enkel maar een chaos van ongeorganiseerde indrukken die men gemaakt heeft in zijn leven. De eenheid van die ervaring vereist een hoger ordeningsprincipe; een zogenaamde superziel. In de Veda is deze ziel de paramâtmâ staande tegenover de jiv-âtmâ van het individu. Met die ziel heeft men steeds geleefd, en met het verliezen van je lichaam, zal die ziel een beter, meer moreel gegrondvest geheugen van je leven opleveren dan je er zelf op nahield vanuit je fysieke brein. Op die manier is het mogelijk dat men na zijn dood, een goed leven geleefd hebbend, gelukkig kan zijn in een soort van hemel, met eindelijk voor ogen de eigen positiviteit door het akasisch oog van die alwetende superziel die de overblijvende stukjes en beetjes organiseert vanuit een integer gezichtspunt van zelfkennis. Dit paramâtmâ wordt ook wel het vibhu-âtmâ genoemd, hetgeen verwijst naar de macht (de vibhu) van de ziel. Wat moet men rationeel nu denken van het bestaan van een dergelijke superziel? Het houdt in dat we altijd verbonden zijn met een hogere ziel of persoon binnen in ons zelf. De psycholoog kan je vertellen dat je misschien altijd al afwist van een dergelijk ideaal zelf daar je motivatie het niet kon redden zonder idealen, hoop en geloof. Men kan van zichzelf denken dat men minder is dan men in werkelijkheid is in het serieus nemen van de eigen moeilijkheden met de samenleving het serieus proberend het beter te doen. Maar dan klinkt het nog steeds rationeel om een dergelijk hoger zelf te hebben. De Veda noemt het Kshîrodakas'âyî Vishnu: het is niet de hoogste realisatie van de behoudende capaciteit van de Heer, maar het is welzeker van Hem, het ideaal. Het is niet de volledige z.g. Bhagavân realisatie van de goddelijke capaciteit, maar het gelokaliseerde persoonlijke aspect dat alomtegenwoordig is en bovenzinnelijk (zie A.A.'s site voor meer referentie hierover). De westerse psychologie zal er op hameren dat dit een andere, vervreemde persoon-op-een-voetstuk is - en niet kan zijn - terwijl men er vanuit de Veda op zal staan dat het een hoger beginsel van organiseren impliceert dan je zelfbeeld kan waarmaken. Voor de psycholoog wordt dat hogere principe bepaald door religieuze of moreel gemotiveerde superego-identificaties met heilige mensen, hoge heren of andere types of helden die de mensheid de weg van de rechtgeaardheid wijzen. De geschiedenis biedt vele verhalen van deze manifestaties van de superziel. Het bestaan ervan kan historisch niet worden ontkend. Dergelijke manifestaties, incarnaties van de superziel, grondvestten de religies van de wereld en vormen nog steeds de sociale samenhang van de mensheid. Alleen een dwaas zou het bestaan van de manifeste alomtegenwoordige superziel ontkennen. Of, zoals de natuurkundige A.E. zei: "De illusie dat we afzonderlijk van elkaar bestaan is een vorm van gezichtsbedrog van ons bewustzijn". Maar, kunnen we, psychologisch, ons een houding van vervreemding veroorloven met het afschuiven naar de superziel van de verantwoordelijkheid en het overzicht over onze levens? Herinnert die ziel zich ons werkelijk in onze private afzonderlijke leventjes? Zijn we wel met de Superziel als we alleen zijn? Bestaat die wel zonder de ogen van een ander mens? Keizer N. van het oude Rome b.v. vermoordde zijn eigen verwanten om bevrijd te zijn van die lastige getuigen van zijn slechte daden. Het maakte hem in het akasisch verslag geen betere persoon. De Christelijke Heer zei dat Hij alleen maar aanwezig zou zijn als er twee of meer verenigd zouden zijn in Zijn naam. De psycholoog zal dat ondersteunen er op wijzend dat men een sociaal wezen is en dat men alleen maar helemaal geestelijk gezond kan zijn als men op een of andere manier de ontmoeting aangaat zich schikkend naar de sociale controle met de andere persoon.

Niettemin zijn er verslagen van kluizenaars, zonderlingen en wijzen op bergen levend en in woestijnen waar een andere ziel ze nooit ziet om getuige te zijn van hun liefde voor God. Hoe konden zij zich verhouden tot het oog van de superziel en overleven na de dood? Niettemin preken goeroes vandaag de dag dat men Hem in zichzelf moet realiseren in plaats van door de ogen van een ander. Het laatste kan, al met al, enkel maar een hoop hypocrisie zijn. Kunnen we God voor de gek houden door maar te doen alsof? Is men alleen maar een dief als men wordt gepakt?

 

2.4 Bezitsdrang en identificatie

Er bestaat een ander Vedisch geschrift dan de Gîtâ dat zich expliciet uitlaat over reïncarnatie. In de Yoga-sutra van P (zie voor verschillende vertalingen deze links  en de Yoga-sûtra's van P. of De Draad van de Bewustzijnsvereniging door A.A.), staat dat men de speciale yogaperfectie (de siddhi) kan bereiken van het zich herinneren van voorgaande levens middels onthechting in yoga en de rechtstreekse waarneming van de eigen subliminale impressies (III-18). Bevrijd van de identificatie met materiële voorwerpen, het eigen lichaam of met bezittingen kan men zichzelf duidelijk waarnemen. De psycholoog zou zeggen dat, natuurlijk, met het missen van zo een materieel houvast de persoon kan compenseren voor een gebrek aan culturele bekrachtiging in het algemeen of de prikkel van een televisietoestel, een boekenkast of een ander medium in het bijzonder, door de gaten in te vullen van de normale identificatie met de veronderstelling van andere levens door middel waarvan die capaciteit zijn vervulling zou vinden. Zeker is dat door het gepreoccupeerd zijn met uitwendige prikkels de innerlijke ervaring van verbonden zijn met een superziel, die zou kunnen inspireren tot kennis voorbij het eigen leven, zal worden gehinderd. Men zal meer van oppositie zijn, vervreemding en projectie zonder introspectie. Niettemin is ook de hard-core westerse wetenschap gegrondvest op intellectuele, filosofische introspectie met een gezonde achterdocht over alles wat men niet zelf kan nagaan. Aldus bezien is onthechting een gezonde praktijk van niet enkel de yogi of de kluizenaar voor het zich realiseren van andere levens, of het nu van het eigen handelen is of meer psychologisch wordt ervaren als identificaties met andere personen.

2.5 Een gevaar

Het innerlijk ervaren van andere personen is gevaarlijk. En dat verschaft een ander argument voor reïncarnatie. Het innerlijk ervaren van andere personen wordt ofwel bezetenheid genoemd door demonen, paranormaal begaafd zijnd als een medium ofwel geestelijk gestoord zijn in een zogenaamd MPS-syndroom van een meervoudige persoonlijkheidsstoornis als de ene identificatie los staat, vervreemd is, van de andere. Gereïncarneerd of niet, psychologisch heeft men de plicht niet een vreemde te zijn in de introspectie met andere identiteiten. De psycholoog zal er op staan dat je het ten minste accepteert een soort van acteur te zijn die bewust van rol kan verwisselen met het oppakken van verschillende persoonlijkheden of verschillende aspecten van een geïntegreerde, meer zelfgerealiseerde persoonlijkheid. Hij zal zeggen dat dat een normale aanpassing is aan je decorum: thuis een pappie voor de kinderen, in zijn slaapkamer een minnaar voor zijn vrouw en op kantoor een geschikte collega in de arbeid. De analytische psychologie spreekt van archetypen van het collectief onderbewuste die een integratie behoeven in constellaties van ego, een bewuste geest en persona. Hier zijn we uit samengesteld en volgens de psycholoog zouden we vertrouwd en niet vervreemd moeten zijn met deze rollen. Ook de gedragsmatige benadering bekommert zich om een juist gedragsrepertoire van vaardigheden die bijdragen tot dezelfde handelingscapaciteit van persoonlijke integratie. Schizofrenie vanuit dit standpunt bezien is de ziekte van de vervreemding in verhouding tot deze archetypische geestelijke entiteiten van voorgaande levens. Met het kwijtraken van de identificatie met deze geestelijke entiteiten belandt men in een hel van het horen van innerlijke stemmen die, met de verantwoordelijkheid ze waar te nemen als de eigen gedachten, niet tot vrede kunnen worden gebracht.

Bij wijze van experiment kan een ieder zich een soort van toneelstukje voorstellen met verschillende karakters die een betekenisvol verhaal opleveren. Met deze karakters kan men dan een gesprek aangaan met zichzelf. In feite is het de essentie van de denkende geest die de gesprekken met anderen voortzet in hun afwezigheid. Het uitwerken van zaken in de voorstelling is een geaccepteerde oefening in de psychotherapie. Normaal schrijven schrijvers toneel- en filmscripts waarbij ze de vervreemding van de karakters samensmeden tot een coherent verhaal met een morele leidraad. Hiervan leren we dat met de mogelijke incoherentie van geestelijke entiteiten (mentiteiten?) men nog steeds capabel en geestelijk gezond is als men vasthoudt aan een morele leidraad of een agenda van gebeurtenissen. Het verliezen van het (vertrouwen in het) script zou dan het proces van het schizofrene verstrikt raken in een innerlijke wereld op gang brengen waartoe de buitenwereld van de sociale controle geen toegang heeft. De zinnigheid van het innerlijk horen (het voorgestelde spel van 'mentiteiten') wordt zelfs goddelijk genoemd. De Heilige Schrift spreekt van de Heilige Geest die nederdaalde over de leerlingen na het heengaan van de Heer. De Yoga-Sutra spreekt van het divyam srotam of goddelijk horen dat men kan verwerven als een andere yogaperfectie of siddhi van samyama (concentratie, meditatie en verzonkenheid van-) op de relatie tussen geluid en ruimte (iii-42). Niettemin houdt b.v. ook de bhakti-yoga de stelregel staande dat deze siddhi's een hindernis kunnen vormen op het geestelijk pad. Ze vormen geen doel op zich. Ze kunnen zelfs een gevaar betekenen voor de eigen vooruitgang en bevrijding en kunnen alleen worden gerespecteerd als staande in dienst van de vooruitgang of de agenda van gebeurtenissen met een morele leidraad.

Aldus brengt de innerlijke realisatie van andere levens een waarschuwing met zich mee: het mag niet een poging inhouden te ontsnappen aan de plichten die men heeft met een bevrijd zijn in het dienen van de zaak van het ideale van een gelokaliseerde superziel, God of een tijdcultuur. De waarschuwing is gericht tegen het kwijtraken van de sociale controle met al haar verplichtingen van wederzijds respect en vrijheid van associatie en het onthechten van winstmotieven. En dit is niet een denkbeeldige waarschuwing: de moderne cultuur in haar collectieve zelfverwerkelijking houdt er middels de media voortdurend toneelstukjes op na waarin de misdaad wordt bestreden en de heldhaftigheid wordt voorgeleefd. Deze prestaties van de moraliteit, of alledaagse siddhi's van artistieke en literaire schepping, moeten niet als doelen van commercieel handelen in zich worden gezien. De commercie zou in dienst staan van de gemeenschap en haar sociale controle. Daarom moet de cinema voorgaan vóór het t.v.-kijken, het theater vóór het bioscoopbezoek gaan en het persoonlijke optreden vóór het theater uitgaan. Het persoonlijke lichaam in zijn eigen omgeving is per slot van rekening het eerste medium. Geblokkeerd in je vooruitgang deze prioriteit uit het oog verliezend, kan men ineen stortend in een nachtmerrie belanden waar al de fantasieën van het rollenspel de ware verschrikking worden van werkelijke krijg en misdaad. Door middel van positieve identificatie met de helden en heiligen van de toneelstukken of de heilige geschiedenis of je voorgaande levens kan men eraan ontsnappen een passieve toeschouwer te zijn vervreemd van het handelen. Daarom moet men niet enkel het ernstig menen zelf een acteur te zijn of geïnteresseerd zijn in historische gebeurtenissen en mensen, maar er ook in geloven persoonlijk betrokken te zijn bij de mensengeschiedenis als een reïncarneerde, bekende ziel. Met het onderkennen van de noodzaak van een dergelijke houding voor onze postmoderne geestelijke gezondheid komen we uit op de geschiedenis van de Christelijkheid met betrekking tot dit belangwekkende onderwerp.

 

    3 Het Christendom en Reïncarnatie

In M.11.14 Zegt de Heer: "En als u bereid bent het te aanvaarden, is hij (de Doper) E. die verwacht werd." ..."Maar ik zeg u, E is al gekomen, en zij herkenden hem niet, maar hebben hem alles aangedaan wat ze maar wilden. Op dezelfde manier zal de Mensenzoon onder hun handen te lijden hebben."

3.1 De klassieken en de verlichte ketters.

De vroege fundamenten van het Christelijk geloof in de reïncarnatie kunnen worden gevonden in de griekse filosofie. Py. achtte het 'zeer waarschijnlijk' en Pl. schreef:

"Maar wanneer zij, de hemelse ziel, niet in staat is te volgen, en erin faalt de waarheid onder ogen te zien, en door een tegenslag wegzinkt in de dubbele lading van de vergeetachtigheid en ondeugd, en haar vleugels afvallen en ze ter aarde stort, dan schrijft de wet voor dat deze ziel bij haar eerste geboorte zal overgaan, niet in enig ander dier, maar enkel in de mens; en de ziel die het meeste van de waarheid gezien heeft zal tot de geboorte komen van een filosoof, of een kunstenaar, of een andere muzikale of liefdevolle natuur."

In hetzelfde werk stelt hij:

"tienduizend jaren moeten verstrijken, voordat ieder zijn ziel terug kan keren naar de plaats waar die vandaan kwam". (Phaedo ).

Tot aan het eerste concilie van Nicea (325 n. Chr) bestond er een gemengd geloof in de reïncarnatie ingegeven hoofdzakelijk door de platonisten die van toen af aan ketters werd genoemd. Met de val van het Romeinse Rijk stortte ook de beschouwing van het hebben gehad van voorgaande levens ineen. Met het kwijtraken van de natuurlijke orde van de verdelingen naar de oude maankalender was het Romeinse Rijk vervallen in de egoperversies en christenvervolgingen van het latere Rome die de juliaanse kalender naar beneden haalde als zijnde van een oprechte en menselijke deugdzaamheid. Met het definitieve afscheid van de formele weekorde van de Nones en Ides met de Constantijnse reformatie uit de vierde eeuw, werd de heidense weekorde de genade van het Christendom, hetgeen de gehele westerse cultuur deed belanden in de duisternis van de Middeleeuwen waarin de Christelijkheid moest worstelen voor zijn eigen begrip van een cultureel tijdbewustzijn van kloosters en feodale autoriteiten met twijfelachtige wetenschappelijke kwaliteiten in het berekenen van de tijd. In feite vond de gehele pauselijke Christelijkheid zijn begin als een vervreemding van het oorspronkelijke natuurlijke tijdbewustzijn van de maanfasen met hun natuurlijke filosofische geloof in een over meerdere levens heen continuerende ziel.

De discontinuïteit van het tijdbewustzijn bestond niet enkel uit het instorten van het Romeinse rijk: het was de ineenstorting van het volledige collectieve bewustzijn van de Grieks-Romeins-Egyptische cultuur die meer dan een millennium moest wachten op zijn renaissance in een cultureel en mechanisch begrip van de tijd dat, helaas, politiek en pragmatisch in de moderne tijd eveneens zijn boekje te buiten ging met het oorspronkelijke natuurlijke bewustzijn van het timen naar objectieve natuurlijke gebeurtenissen. Barbaarse of Joodse maankalenders werden afgedaan als zijnde van een primitieve aard of valse afgoderij (hoewel of omdat ze zich als machtiger bewezen dan de Juliaanse hervorming van Rome die ze omver wierpen) en het geheel van de Europese culturele wortels werd verdrongen ter wille van het idee van een Christelijk overwegen gebaseerd op een zonnekalender die uit de pas liep bij gebrek aan een behoorlijke schrikkelmethode. Reïncarnatie was een ketters standpunt van het natuurlijke cyclische tijdbewustzijn dat moest worden veroordeeld. In feite nam met het Christelijk begenadigen van de heidense weekorde van marktweken het lineaire begrip van de tijd het over als een egosturingsstrategie vervreemd van de ware geestelijke ziel. Gnostici en Arianen werden ketters genoemd en vervolgd. B.v. werd de dominicaner priester G. B. door de kerk verbannen vanwege zijn ketterse sympathieën met het Arianisme, net zoals dat gebeurde met het C' se heliocentrisch model van het universum en de verboden werken van de humanistische Hollander D.E. . G. B. was één van de brilliantste intellectuelen van zijn tijd. Hij instrueerde de Franse koning H. III in de kunst van het zich herinneren, onderwees filosofie aan de Universiteit van Toulouse en bewoog zich in de literaire kringen rondom de koningin van Engeland E. I. (zie reincarnation-The Missing Link in Christianity). Hij pleitte voor een religie gebaseerd op de rede, middels waarvan de mens zich kon ontdoen van het "beest" vanbinnen. Hij werd tot de brandstapel veroordeeld in 1592 vanwege zijn oorspronkelijke ideeën over de astronomie (het bestaan van andere planeten als de onze) en de reïncarnatie waarover hij op zijn proces te Venetië zei:

"Ik hield en hou nog steeds zielen voor onsterfelijk.... Sprekend als een Katholiek, [zeg ik] gaan ze niet over van lichaam naar lichaam, maar gaan ze naar het Paradijs, het vagevuur of naar de Hel. Maar ik heb er diep over nagedacht, en, moet als filosoof zeggen dat, aangezien de ziel die men niet aantreft zonder het lichaam niettemin het lichaam niet is, het in dit lichaam of een ander kan verkeren, en van lichaam tot lichaam kan overgaan."

Hij zei dat reïncarnatie, hoewel niet bewezen, "ten minste waarschijnlijk" was daarmee de visie van de Griekse filosoof P  onderschrijvend. Hij daagde de kerkleer uit dat zielen "uit het niets" worden geschapen en om die reden geen deel van God zouden uitmaken. Zijn laatste woorden, gericht tot de autoriteiten  in 1600 voordat hij werd verbrand, waren:

"Wellicht verkeert u die mijn veroordeling uitspreekt in grotere angst dan ik die die uitspraak ondergaat."

daarmee bewijzend dat zijn geloof in de onsterfelijkheid van de ziel hem onbevreesd maakte. Hij was een ware martelaar van de verlichte en humanistische visie van de ziel in zijn gang van de ene wereld naar de andere.

 

3.2 Moderniteit

Het latere Christendom huldigt heden ten dage het idee van de reïncarnatie in de Theosofische beweging, de Scientology-beweging, de Share-beweging (een latere afsplitsing van de theosofie) en de Humanistische beweging. In de New Age beweging gaan de helderziende media en vorige-levens regressie therapeuten ook van dit begrip uit (zie The Question of reïncarnation). Ook literaire auteurs als W. v G. en de wetenschapper/politicus B.F. hielden er positieve ideeën over reïncarnatie op na, zonder de achting van het publiek te verliezen:

"Ik ben er zeker van dat ik wel duizend maal hier eerder ben geweest zoals ik er nu ben, en ik hoop nog eens duizend maal terug te keren..." W.G.

"Als ik zie dat er niets wordt vernietigd en er geen druppel water wordt verspild, kan ik niet van de vernietiging der zielen uitgaan...ik geloof dat ik, in de een of andere gedaante, altijd zal bestaan. Ik zal geen bezwaar maken tegen een nieuwe editie van mezelf, hopend, echter, dat de erratu van de laatste zullen worden gecorrigeerd." B.F.

Sommige auteurs vinden een definitief bewijs in de Bijbel ten gunste van de reïncarnatie terwijl anderen dat bestrijden. In feite betreft het een theologische discussie die millennia van Christelijke beschaving beslaat die ook zijn beslag krijgt in welgemeende persoonlijkheidsstudies van de medische wetenschappen over buitenlichamelijke ervaringen, kinderen die zich herinneren of bezeten zijn van geesten die verslag doen van andere levens, geestverschijningen op het sterfbed, bijna-dood-ervaringen. Ondanks de vele getuigenissen die al deze studies wisten op te leveren, is er geen feitelijk bewijs, geen objectief wetenschappelijk - lees materieel - bewijs dat reïncarnatie een feit is. Niettemin konden ze bewijzen dat het een onderwerp van objectief wetenschappelijk onderzoek is (zie ook: How Americans think about reïncarnation).

Historisch werd deze vrijheid van denken en oprechte wetenschappelijke belangstelling in het verschijnsel van een aparte ziel voorafgegaan door de Renaissance aan het einde van de Middeleeuwen waarin de ideeën over de tijd veranderden. De kerk en het feodale legale akkoord over de tijd ermee verbonden moest zijn monopolistische autoriteit de tijd te claimen opgeven. De theoloog T.of A. (1225-1274) en later de humanist E. (1466-1536) predikten de verlichte stellingname van een meer holistisch respect voor de hele menselijke cultuur over religie en tijd. Tezamen met R. B. de christelijke geleerde die schrijft dat er is:

"Een tijd bepaald door de natuur.... door het gezag... en door gebruiken en grillen'' (Opus Maius 1267)

mag men stellen dat er aldus het drievoudige is waarop de tolerantie voor de multiculturele samenleving en het moderne respect voor de tijd is gegrondvest, net zoals het drievoudige van de volledige kalender van orde dat is waar we vandaag de dag een idee van hebben. Deze karakters van de geleerdheid hielden staande dat God en de tijd niet het exclusieve domein waren van de clerus en de wettelijke autoriteiten in het filosofisch debat. De mens moet oefenen en proberen voor zijn eigen zelfverwerkelijking, waartoe de schriftuurlijke autoriteit slechts een van de bronnen van kennis was. Ook het experimenteren en observeren van natuurlijke fenomenen vormde een belangrijke bron van wijsheid en kennis. En daarvoor, in het begin van de veertiende eeuw, verliet de fransciscaner monnik W. o. O. zijn klooster om de filosofische basis te vormen voor de moderne Cartesiaanse rationaliteit en methodologie. Dat was omdat de kerk er eindeloze debatten op nahield over hoe de datum van Pasen diende te worden berekend en waarom een hervorming van de kalender nou wel of niet plaats moest vinden om de juliaanse onnauwkeurigheid bij te sturen wat betreft de lengte van het tropische jaar. Met name het niet verder komen met de zeden van de tijdmeting niet slagend in kalenderhervormingen, vormde de voorbode van de grote splijting van de kerk zelf hetgeen niet alleen de gereformeerden reformeerde maar ook de katholieke positie zuiverde in haar contra-reformatorische oefeningen van discipline. Met het verspelen van de vooruitgang liepen we uit op ego-culturen en politieke tegenstellingen van het nimmer meer dezelfde natuurlijke personen zijn die we voorheen waren. De wereld mechaniseerde daarbij hetgeen eveneens de twee werelden schiep van het natuurlijke en het culturele bewustzijn, van oorlog voeren met personalistische middeleeuwse ware tijd-zwaarden tegen impersonalistische standaardtijd moderne explosieven van buskruit en nucleaire macht, zoals we dat heden ten dage kunnen ervaren in de pijnen en de psychologie van een gemeenschappelijke culturele vervreemding en culturele dreiging.

 

3.3 Reformatie en wedergeboorte

Vanwege de Renaissance van het Grieks-Romeinse ego en zijn geest, reikte de Christelijkheid tot het oorspronkelijke romeinse Pax Romana van een humanistisch respect voor alle typen van religie en tijdcultuur. Het was niet een complete hel van een babylonisch verwarrende weekorde in middeleeuwse duisternis zoals dat was na de val van Rome, maar een ontwaken van een waarachtig en gelijkgericht ego als een verlichtend infuus van klassieke relativiteit en cyclisch tijdsbesef. Aldus konden ook andere ideeën van reïncarnatie en wedergeboorte hun bestaan vinden dan enkel die gesanctioneerd door de kerk van het hebben van een materieel leven en een eeuwige bevrijding in de wedergeboorte van het gedoopt zijn voor een permanente positie in een eeuwige mystieke hemel. Wedergeboorte was een feit geworden van de volledige cultuur zoals die tevoorschijn kwam, oprees uit de duisternis van de Middeleeuwen in een hernieuwde wetenschappelijke en filosofisch/theologische interesse in het universum of de schepping van God. P. en A. werden herontdekt en oude dilemma's vonden hun oplossing in de tegenstrijdigheden tussen de idealisten de logicus, de vulgaire en filosofische 'computus' van tijdrekenen door respectievelijk gebruiken van fixeren en wetenschappen van meten. Wedergeboorte werd een gespreksonderwerp op de filosofische agenda van historici die niet konden ontkennen dat ten minste de oude Grieks/Romeinse eer was gereïncarneerd van het zien van de filosoof als God, doper en apostel van onze eigen cultuur en goddelijkheid.

Een ieder heeft het recht zijn stem te verheffen in onze wedergeboren cultuur, die respect heeft voor de God van de Filosofie die zei: "Ken uzelve " en de prediker van Zijn filosofie die beweerde dat onze wereld van onwetendheid maar een afschaduwing is in een grot vergeleken met het daglicht van de filognosie, de liefde voor de kennis die de hele wereld zou verlichten in de bevrijding van de dienst aan het ideale begrip van de staat (zie P. in zijn dialogen van S.' prediking van de menselijke goedheid en rede). De Islam daarvoor, had in haar middeleeuwse glorie haar middeleeuwse doel gediend van het handhaven van dit wetenschappelijk respect voor de tijd, met het weerstaan van de personalistische en animalistische geneigdheden van de Christelijkheid. De Arabieren (zoals A.-K. ) gaven ons de kennis die we van de Indiërs kregen (zoals A.) over getallen, breuken en tijdberekenen. Aldus slaagden we niet alleen in een meer ontwikkeld respect voor de tijd in de vorm van een verbeterde rekenmethode van de lineaire tijd culminerend in de Gregoriaanse hervorming van de kalender in 1582, we erfden ook de tegelijkertijd ingedronken Indiase filosofie van de cyclische tijd van reïncarneren (zie het boek Calendar voor meer over deze geschiedenis van tijdbeheer en de artikelen in deze serie over de Zon, Maan en de Nieuwe Wereldorde en Waarom het jaar 2000 moet worden gerekend als 2753).


3.4 Een tweevoudig idee van reïncarnatie

In de Indiase geschriften was het gezond verstand te geloven in het cyclische van historische tijdperken genaamd yuga's waarin zielen telkens weer optreden voor hetzelfde verhaal van God vanuit verschillende evolutionaire gezichtspunten (zie de Bhâgavata Purâna). Reïncarnatie is een feit voor de Hindoe die eenvoudigweg gelooft in herhaalde geboorten in betere en betere levens bij machte van het bewijs geleverd door de avatâra's van de vele incarnaties van de ene Heer en Zijn expansies. Hoewel onze geheugens onvolkomen zijn en alleen de Heer zeker kan zijn en bewijs kan leveren van voorgaande levens, is het geloof in die cultuur vast en niets dan een logisch feit van de filosofie. Een enkel leven is maar een druppel in de oceaan van de eeuwigheid en de ziel maar een vonkje van het grote vuur dat God Zelve is. Dit was wat de goeroes naar het westen brachten in de tweede helft van de twintigste eeuw (zie ook de toespraken van Swami V. in dezen). We zouden op een bescheiden schaal in persoonlijke wedergeboorte en zelfcorrectie moeten geloven, niet enkel in een wedergeboorte vanuit de goeroe terwille van een meer natuurlijk en spiritueel leven, maar ook voor het heil van een revisie van ons eigen historische bewustzijn om zicht te hebben op een betere toekomst met het nemen van verantwoordelijkheid voor onze collectieve en individuele karma. Naar hen luisterend staan ze op dit tweevoudige respect van wedergeboorte: zowel een constante culturele hervorming als een individuele zelfverwerkelijking van voorgaande en toekomstige levens is van belang. De bewijslast of ze nu slechts spreken over noodzakelijke historische identificaties of feitelijke voorgaande en toekomstige karma-gemotiveerde levens (zie Vedic quotes on rebirth and reïncarnation en andere links hieronder), ligt niet bij ons maar ligt op de schouders van de Godheid Zelve die wel of niet de genade kan hebben voor het individu om hem voor te lichten over zijn historische positie in het menselijk tijdsuniversum van voorgaande, huidige en toekomstige levens.

Het is de normale ziel niet gegeven zeker te zijn van reïncarnatie. Maar vanuit het Christelijk standpunt kunnen we ook vast geloven in dit relatieve van een mogelijke wedergeboorte individueel of collectief. Van de Heilige Schrift weten we van de Jakobsladder die ons sport voor sport leidt naar een hemel van een betere wereld. Het is niet het gewone geloof van een alles-of-niets-hemel die de Bijbel predikt. Het is net zoals de goeroes en de Bhagavad Gîtâ het zeggen: een stap voor stap realisatie van betere en betere levens in betere posities in een minder en minder materieel universum. De dualistische geest mag dan inspireren tot absolute tegenstellingen, maar alle feiten van het leven zeggen ons dat de werkelijkheid niet bij de scherpe grenzen bestaat van een of-of-werkelijkheid. Het is meer een veld of een berg van geleidelijke zelfverwerkelijking van bevrijd zijn in dienst aan de menselijke waarden en de orde van de natuur, de cultuur en de geest. Van de Heilige Schrift hebben we ook de voorspelling van de wederkomst van de Heer. Als de Heer terug zou keren naar onze planeet, waarom zouden wij dat dan niet? Voor Hem moet het veel gemakkelijker zijn om in hogere planeten of plaatsen te rusten dan het voor ons zou zijn met onze gehechtheden en vormen van betrokkenheid. Zo wordt het belangrijkste argument van het Christendom tegen de reïncarnatie in de inleiding genoemd iets twijfelachtigs: het offer van de Heer wordt niet teniet gedaan door de tweevoudige werkelijkheid van een culturele of fysieke wedergeboorte. Hij stierf niet tevergeefs als wij naar deze planeet terugkeren in een beter leven als een betere dienaar en een betere Grieks/Romeinse filosoof die Zijn waarheid respecteert. Hij nam enkel maar de angst voor de tijd weg ons zeggend dat we voor eeuwig met Hem kunnen leven in Zijn hemel van goddelijkheid en gelukzaligheid of er opnieuw voor kunnen werken op aarde samen met Hem in een van zijn vele wedergeboorten zoals door de Bhagavad Gîtâ wordt bevestigd:

yadā yadā hi dharmasya
gl
ānir bhavati bhārata
abhyutthânam adharmasya
tad
ātmānam sj
āmy aham

Waar en wanneer ook zeker is
dat men verslapt in de rechtszin
en een overwegen van de wanorde zich voordoet,
o afstammeling van Bharata, op dat moment manifesteer Ik mijzelf.
(
Bhagavad Gîtâ 4-7)

Aldus multicultureel bezien kunnen de argumenten tegen de reïncarnatie worden herkend als een angst voor de tijd. Angst is een feit van geïdentificeerd zijn met een materieel lichaam. Reïncarnatie zou ons vastleggen op dat lichaam en dus zou dat slecht zijn... maar als we eenmaal inzien dat we simpelweg het een of andere lichaam nodig hebben om dezelfde akasische ziel in de praktijk te brengen in dezelfde persoonlijke geest om om te gaan met dezelfde eeuwigheid van materie en tijd, maakt dan het hele begrip van de hemel een ommezwaai van 180 graden. Als we reïncarneren, reïncarneren we niet voor een fysiek lichaam, maar hebben we er enkel een om een betere dienaar te zijn en het bewijs te vormen van het bestaan van de hemel en de voortbestaande ziel. Dit is de andere soort van wedergeboorte die de Christelijkheid moest aanvaarden in haar reformatie: het is niet het valse gezag van dit of dat materiële - legale of religieuze - lichaam, maar de authentieke autoriteit van de filognosie van goddelijke wijsheid die ons leidt door werelden opklimmend naar hogere beschavingen en betere planeten in een beter universum van gerechtigheid en vrede.

Er zijn ook theologische twijfels en tegenargumenten geweest over het mogelijk een dier geweest zijn in voorgaande levens. Daartoe kan men zeggen dat een geestelijke persoon in zijn lichaam niet werkelijk bestaat voor de wereld van Gods schepping totdat hij spreekt. Mogelijk hebben bestaand als een beest kon hij toen niet spreken, en daarom kan reïncarnatie als zodanig niet de werkelijkheid zijn. Het is niet het dier echter dat reïncarneert maar de wil om een menselijk wezen te zijn, of neen een God. Samenvattend vanuit deze argumenten consequent bezien lijkt het meer ketterij te zijn om tegen reïncarnatie te zijn dan het is om ervoor te zijn. Het is het voordeel en de vooruitgang van de ziel ervan wat men theologisch niet werkelijk kan bestrijden. Het is de psychologie van de angst voor de tijd van de tegenstanders die moet worden bestreden. Maar dat is enkel maar een religieuze zorg. Wedijverend met de andere religies zal de moderne Christelijkheid inzien dat ze heeft op te waarderen naar de capaciteiten van de Islam en het Boeddhistisch en Hindoestaans universum. Het zal niet enkel reïncarnatie moeten accepteren als ook een bijbelse mogelijkheid, maar het moet ook de fixaties opgeven die tegen de hervorming worden staande gehouden, zoals dat in de aard ligt van haar eigen historische reformatie.


    4 Tijd en Paradijs

4.1 Tijd als een vorm van God

Ik stierf het mineraal en werd een plant;
Ik stierf de plant, en verscheen weer in een dier;
Ik stierf met het dier en werd een mens;
Waarom dan zou ik bang zijn?
Wanneer werd ik er minder van te sterven?
De volgende keer sterf ik de mens,
Dat ik mij de vleugels van engelen groei.
Van de engel, ook, moet ik de vooruitgang zoeken;
Alle dingen zullen vergaan behalve Zijn gezicht.
Nog één keer zal ik mij klapwieken boven de engelen;
Ik zal worden tot dat wat al het zich verbeelden niet kan invallen.
Laat me dan tot niets vergaan, niets, want de snaar van de harp roept het uit naar mij,
Het is waarlijk naar Hem dat wij terug keren...

De mystieke sufi dichter J. A.-D. gaf in dit gedicht zeer mooi uitdrukking aan de bedoeling van de realisatie van de waarheid over reïncarnatie. Het onderschrijft de conclusie dat wedergeboorte een historische, filosofische, psychologische en interculturele noodzaak is zonder welke onze levens zo goed als betekenisloos zijn. Het gedicht onderschrijft ook het doel van de reïncarnatie-kringlopen; van dat wiel van wedergeboorte moet men, zoals de oosterse filosofie dat staande houdt, bevrijd zijn in het eeuwige sat cit en ananda (eeuwigheid, bewustzijn en gelukzaligheid) van opklimmen naar de Allerhoogste Goddelijkheid. Het wordt aan die goddelijkheid overgelaten te beslissen of er enige vorm van materiële betrokkenheid bij de tijd zou zijn op dit of dat niveau van realisatie. De ziel mag dan tijdloos zijn, maar de angst voor de tijd moet worden gelijk gesteld met de angst voor God. De manier waarop we God vrezen moeten we onder ogen zien en daarbij verantwoordelijkheid voor de angst voor de tijd gaan dragen. Gefixeerd op ons tijdgebonden bestaan kunnen we een escapist van fysieke oefeningen zijn die ons bewustzijn van het volledige beeld van de tijd in de weg staat: de om purnam (volkomen geheel) van de volkomen werkelijkheid van de tijd met al zijn werelden, zielen en Hoge Heren van het verleden en de toekomst. We kunnen lusten naar de ongenade van het roven van de levens van dieren en bomen. We kunnen leven voor het verwerven van privé eigendommen en seksuele vrijheid zonder de verplichtingen van een huwelijk. Maar al deze materiële activiteit zo gewoon voor de vernauwing van onze geesten in onze tolerantie zal meer en meer de angst voor de tijd teweegbrengen die leidt tot de totale vernietiging als die niet wordt herkent als de vreze Gods. Men moet er ook voor vrezen de tijd te verliezen daar tijd de vorm is die God heeft aangenomen om ons de vrede en orde te brengen waar we naar op zoek waren, zoals wordt bevestigd door een lofzang - de zogenaamde Śiśumāra-mantra in de Hindoe-Vaishnava Bijbel die de beschrijving geeft van het leven en de toewijding van de Heer van de Yoga:

Namo jyotir lokāya
K
ālāyanānimsām pataye
mah
ā-puru
āyābhidhimahīti

Onze eerbetuigingen aan deze rustplaats
van al de lichtende werelden,
aan de meester der halfgoden,
de Grote Persoonlijkheid in de vorm van de Tijd,
op wie wij mediteren.

(S'rîmad Bhâgavatam 5.23: 8 zie tijd-citaten)

De tijd naar behoren beheerd vormt een bron van grote vreugde en geluk, zo kan een westers psycholoog u bevestigen. Gaat het er allemaal niet om een goede tijd te hebben? De Veda, met name de zogenaamde  vijfde die de Purāna vormt, bevestigt dit in bijna ieder hoofdstuk van zijn grote keuze aan boeken. Zelfs de moderne materialistische cultuur bevestigt dit in de filosofie van de baat en het tijdbeheer. 'Tijd is geld, verdoe je tijd niet.' Op deze manier zegt men ook 'Verspil je Tijd niet, raak God niet kwijt.' Tijd is niet goddeloos, Tijd is een vorm van God. De Heer bevestigt in de Bhagavad Gîtâ op drie plaatsen (11-32, 10-30, 10-33) dat hij de Tijd Zelve is. Een drievoudige bevestiging geldt bij de Hindoes als een uitdrukking van het grootste belang. Ook een Christelijk theoloog als T. v. A. respecteerde en overwoog ernstig een dergelijke nadruk. En waarom zou hij het ook niet?


4.2 Conclusie: De terugkeer naar het paradijs.

Vanuit het gezichtspunt van de goddelijkheid van de Tijd zelf, ziet de hele spirituele cultuur van de tijdloosheid eruit als bedrog: er is niet zoiets als een tijdloze God of een tijdloos paradijs of een tijdloze hemel. Met tijdloosheid kan men beter denken aan iets met betrekking tot het cyclische van de tijd in contrast met de seriële aard van de tijd: de tijd die min of meer dezelfde patronen van materieel handelen herhaalt, wekt de illusie van tijdloosheid door de stabiliteit en het geluk [door het automatisch uitwissen van dingen of zonden, in herhaalde observatie] van zijn conditionering. Van slechte gewoonten en hersen-laterale eenzijdigheid kan men een neurotisch angstcomplex hebben de controle en het bewustzijn te verliezen in weerwil van deze realisatie. Maar vanuit het tijd-is-God perspectief gaat men naar de hemel als men reïncarneert op de zelfde (of een hogere) planeet: men krijgt nog een kans in te zien wat een goddelijke, eeuwige werkelijkheid de tijd werkelijk is. Het is de persoonlijke ziel (de jiv-ātmā) die instabiel is en in en uit de werkelijkheid flakkert van de tijdruimte en de eeuwigheid van de materie (niet de eeuwigheid van de vorm). Men kan, in de hemel verkerend - dat wil zeggen herboren zijnde - spijt hebben van een voorgaand aards of werelds bestaan en de kans krijgen weer aan het eigen karma te werken. Geboorte na geboorte zal men inzien dat met minder en minder karmische schulden men meer en meer gelukkig en vervuld zal zijn in dienst van die goddelijkheid en zelfs effectiever en overtuigender zal zijn in zijn materiële bestaan.

Vanuit die visie is er geen sprake van ketterij en atheïsme bij de gewone man. Tijd is verandering en verscheidenheid en veranderingen van de cultuur zijn van die goddelijkheid. Iedereen met respect voor een klok en een kalender is een toegewijde van God zo gauw men zich realiseert dat de Tijd de manifeste werkelijkheid van de levende God is. Vanuit die werkelijkheid is de hele discussie en controverse over religies de ware ketterij die indruist tegen de absolute noodzaak van ieder zijn eigen zelfverwerkelijking in de tijd en de materie. Ieder sociaal star dictaat van God of een materiële fixatie op God of een onwil om zichzelf te corrigeren met noodzakelijke fixatie-overeenkomsten is opgelegd zo bezien een valse prediking. Een ieder is vrij een cultuur van tijdrespect in het leven te roepen en een betekenisvolle incarnatie te hebben. Een ieder mag voor zichzelf uitmaken welke autoriteit van de tijd de uiteindelijke zou zijn. Voor de filosofische God van de westerling is de angst voor de tijd overwonnen met het inzien wie men is: dat wil zeggen, met wie men mogelijk geïdentificeerd was, met historische persoonlijkheden het karma en de verantwoordelijkheden overnemend van ons culturele verleden, wie men eigenlijk is in de samenleving en wat en hoe men in de toekomst van deze zelfde wereld waarin we leven denkt te zijn. Op deze manier bezien is je leven compleet als de volledige betrokkenheid tot de planeet waarop men leeft is gerealiseerd, telkens weer opnieuw, geboorte na geboorte constant voortbouwend en handhavend wat men deed voor zichzelf en de anderen waartoe men behoort met zijn vorige levens.

Aldus komen we tot de conclusie van deze overweging van het onderwerp van het reïncarneren: vanuit de geest van de waarheid is het een noodzakelijkheid te streven naar de hemel en het paradijs dat de planeet in feite van nature is en cultureel zou moeten zijn. De confrontatie met al de culturele en natuurlijke obstakels van roofdieren, aardbevingen, de strijd van de titanen (de religies) onderling, overstromingen en neergang van het milieu, ontslaat niet van de plicht ze te bestrijden ten gunste van het bewijs van het paradijs voor onze neus. De angst voor de tijd is in feite de angst te worden geconfronteerd met de nimmer eindigende missie van het dichter en dichter geraken bij de eigen persoonlijke en collectieve goddelijkheid: het vereist de werklast te aanvaarden (het karma) van de volledige cultuur en het een stapje hoger te brengen op de ladder van Jakob. Het gewicht van die missie maakt het makkelijk te begrijpen waarom de Christelijkheid eeuwenlang er een negatieve houding op nahield over reïncarnatie. Maar vanuit het licht van de moderne internetfilognosie van beschikbare interculturele informatie-uitwisseling kan men dit niet langer beweren; we werken aan deze realisatie en we gaan erop vooruit met het bouwen aan een wereldgeest en een begrip van wereldorde ermee voor God, de Tijd, het Materiële Universum en alle zielen in de geest en in de geïncarneerde fysieke lichamen erbij betrokken.

A.A.


Aanbevolen ter nadere bestudering: Srîmad Bhâgavatam: Canto Vier Hoofdstuk 29: Het Gesprek tussen Nârada Muni en Koning Prâcînabarhi


    Links

 

 

© 2001 The Order of Time: no publication in any form elsewhere without permission.