Pamflet
voor een Nieuwe Energiepolitiek
"De
formulering
van een probleem is vaak essentiëler
dan de oplossing
ervan,
die slechts een kwestie van
mathematische en experimentele
vaardigheid
kan zijn."
&endash;
Albert
Einstein
5) Het
paradigma van de relatieve ether
Het
huidige, heersende paradigma kunnen
we het paradigma van het relativisme noemen dat
is gebaseerd op de oude
formuleringen van Einstein toen hij
de aanname van het bestaan van de
ether voor
'onnodig' verklaarde. Het relatieve
van de moraal en de materie is op
zich niet verkeerd, integendeel,
maar het -isme ervan is verkeerd als
we daarmee gaan beweren dat er niets
absoluuts meer zou bestaan. Dat
was nooit Einsteins bedoeling en hij
ergerde zich ook aan deze
interpretatie. Natuurlijk is, net
zoals je religieus de heilige
drie-eenheid van de Vader, de Zoon
en de heilige geest hebt als een
absoluut gegeven, de tijd, de ruimte
en de materie ook een absolute
drievoudige gegevenheid waarzonder
men niet kan leven en redeneren,
zelfs niet in de hemel. Dat je de
tijd relatief, d.w.z. afhankelijk
van
een raamwerk moet bezien doet hier
niets aan af. De tijd blijft
onveranderd het absolute
levensbeginsel van het geschapen
universum.
Het relatieve vormt t.o.v. het
absolute een fundamentele dualiteit
die
niet zomaar in tweeën kan worden
geknipt met het onbestaanbaar
noemen van één helft. Relativisme is
dus fout en het
absolutisme is dat net zo goed.
Einstein zelf had het ook liever
over
een theorie van invarianten,
het ging hem om het absolute van
de lichtsnelheid. Dat was voor hem
een rekenoefening, het axioma van
een constante lichtsnelheid vormt
zijn rekenbasis. De vraag i.v.m. de
onvermijdelijke dualiteit van
relatieve t.o.v. absolute waarheden
is
hier meer: 'hoe ontsnappen we aan de
eenzijdigheid die fundamentele dualiteiten de nek
probeert om te draaien?'
Het ontkennen van de oude ether als
een abolute grootheid ten gunste
van een relatieve, moderne ether in
de vorm van de vierde dimensie van
de tijdruimte
of ruimte-tijd ('spacetime') t.o.v.
de drie bekende dimensies is een
foute zaak. Het relatieve van de
ether
in de gemanifesteerde wereld (de
gekromde ruimte-tijd) sluit nog niet
de absolute werkelijkheid uit van de
oertoestand die aan die
relativiteit ten grondslag ligt. Het
absolute van de ether was er
voordat ze in haar symmetrie
brak en tot
manifestatie leidde en ze is nog
steeds meetbaar als de kosmische
achtergrondstraling die in het
ontstane universum aanwezig is
als uitdrukking van een
eeuwigdurende, tijdruimtelijke
expansie die
alles overtreft. M.a.w. het absolute
bestaat altijd naast het
relatieve. Religieus gezegd: God is
er naast dat wat Hij voorbracht,
want delen hebben altijd een geheel.
Al het bestaande maakt deel uit
van haar Grote Verzameling. Met het
relatieve van de schepping is er
ook het absolute van wat
natuurkundig de singulariteit
wordt genoemd waar alles uit
voortkwam en weer naar terugkeert.
Je kan
het ene niet tegen het andere
wegstrepen. Als we met onze vierde
generatie vrije energie technologie
vooruit willen moeten we de
onwetendheid rondom de dualiteiten
betreffende het energiebegrip
aanpakken. Dus allereerst gaat het
om de vraag: wat is nu eigenlijk
energie?
Als we
niet weten wat energie is met de
omschrijvingen E=MxV2
(Leibnitz) of E=MxC2
(Einstein), dan hebben we dus een
crisis zoals je ook een
identiteitscrisis hebt als je niet
weet wat je identiteit is of een
economische crisis als je niet meer
weet wat geld nou eigenlik is
(namelijk een afhankelijke variabele
die wij manipuleren, het is een
middel en niet een doel). Energie
laat zich zoals natuurkundig bekend
is herkennen in het arbeidsvermogen
dat zich laat uitdrukken als de
snelheid van massa tot aan de
lichtsnelheid toe. Maar definieert
die
omschrijving wel wat energie is? Als
de koningin wordt omschreven als
een dame met een kroon in een gouden
koets, is dat dan de definitie van
een koningin? We weten dat mevrouw
van Buren, Beatrix van Oranje, de
koningin ook is als ze niet in de
gouden koets zit met een kroon op.
Taalkundig komt het dan neer op de
vraag: wat is het verschil tussen
een definitie en een omschrijving?
Maakt de natuurkunde wel bewust
onderscheid tussen dat wat een
definitie is en dat wat een
omschrijving
is? Zo nee, is dat gebrek aan
onderscheid dan misschien de reden
van de
energiecrisis, van die
aangelegenheid die ons heeft
aangezet tot dit
schrijven over de energiekwestie en
de orde van de tijd? Van Dale:
Definitie:
"Een samenvattende omschrijving
van de kenmerken van een begrip,
zodat het niet met een ander
verward kan worden. "
Omschrijving:
"Nadere
beschrijving
of verklaring."
Beschrijving:
"Volledige
opsomming
der bijzonderheden en kenmerken
van iets of
iemand".
Een
beschrijving is
misschien volledig maar wellicht
niet exclusief zoals een definitie
vereist. Zo kan je met een
beschrijving van wat energie is in
de war
raken met de beschrijving van wat
een kracht is. Kracht is immers
pas
energie als je die kracht
aanwendt. Als de natuurkunde dit
onderscheid
niet zo nauw neemt zegt Einstein
ons met zijn formule: de kracht
van
het licht bestaat eruit dat het
massadeeltje ervan, het foton, de
lichtsnelheid heeft terwijl het
(in zichzelf rond-)beweegt met de
lichtsnelheid (en het kwadraat van
C vormt). Begrijpelijk klinkt dat
wel en Interessant is het ook
nietwaar? We hebben nu Einsteins
beschrijving het karakter van een
verklaring gegeven door ervan uit
te
gaan dat energie en kracht
makkelijk te verwarren begrippen
zijn. Van
Dale weer:
Energie
in verband met personen:
kracht waarmee men iets doet, naar
iets
streeft.
Elektrische
energie: arbeid geleverd
door een elektrische
energiebron,
arbeidsvermogen van de
elektriciteit.
Kinetische
energie: energie die
samenhangt met de beweging van
een voorwerp.
Potentiële
energie: energie die een
voorwerp heeft als gevolg van
zijn plaats
(bv. zwaartekrachtenergie), vorm
(bv. uitgerekte veer) of
toestand (bv.
batterij met elektrische
energie).
We
zien aan deze
definities dat energie verward met
de kracht waarmee men iets doet
verwijst naar de persoon. In
andere samenhang verwijst het naar
de
arbeid ermee verricht of naar
zichzelf. Van definities die naar
zichzelf verwijzen worden we niet
veel wijzer. Wat is zo bezien b.v.
de
energie van het licht? Is die
energie nu elektrisch, kinetisch
of
potentieel? Mogen we dat kinetisch
afleiden uit de snelheid van een
foton in een vacuüm uitgaande van
het feit dat het wegzuigen van
lucht geen medium meer overlaat
dat dan nog weerstand kan bieden?
Is
zo'n veronderstelling wel waar als
we weten van z.g.
zwaartekrachtlenzen dat
fotonen zich anders gedragen in
zwaartekrachtvelden? Het vacuüm is
z.g. niks, maar het doet wel
wat met het licht dus. Feitelijk
weten we zo niet wat de energie
van
het licht is. Men werkt met
aannames van beschrijvingen en
constanten
die met bijbehorende theorieën dan
moeten bewijzen dat ze de
werkelijkheid redelijk dekken,
meten of voorspellen. Een
beschrijving
echter kan de verklarende
capaciteit missen die een
definitie vereist.
We kennen dan de energie wel,
mathematisch, natuurkundig etc,
maar
snappen waar we het over hebben is
dan nog niet zomaar het geval.
Taalkundig gezien hoeft zoals we
hierboven zagen een beschrijving
nog
geen verklaring te zijn, een
definitie moet dat echter wel,
willen we
echt, d.w.z. uitsluitend en
verklarend beschrijven wat we
zien.
Verklaringen zijn er om zaken te
begrijpen, omschrijvingen niet.
M.a.w.
Einstein, die geen analyserend
filosoof was maar meer een
experimenteel
denker, geeft met zijn
beschrijving E=Mc2 nog niet zomaar
een
verklaring van wat energie is, hij
beschrijft slechts één
van de mogelijke natuurlijke
relaties die samenhangen met het
energiebegrip, uitgaande van een
ongehinderde maximale snelheid,
een
constante snelheid, van het licht
in de ruimte. Wat er dus feitelijk
nodig is als we willen snappen
waar we het over hebben is een
fundamentele, samenvattende
omschrijving die als verklaring
kan dienen,
die tot dat begrip leidt dat een
einde maakt aan de energiecrisis
die
is gebaseerd op deze onwetendheid
over wat energie is. Wat je niet
goed
kent kan je ook niet goed
beheersen. Kennis is immers macht.
Wat je
goed kent en kan beheersen kan dan
niet een crisis inhouden. In een
crisis ben je de beheersing
namelijk kwijt: de beheersing
bleek vals te
zijn! Er is begin 21 eeuw een
strijd gaande over de
energiebronnen en
de prijs van de energie waardoor
we niet naar b.v. de betere
plasmaschermen meer mogen kijken
zoals de nederlandse regering
medio
half maart 2009 verkondigde, want
die nemen meer energie en we
hebben
een energiecrisis. Dus... Zullen
we met dergelijke
crisismaatregelen
dan niet eens gaan onderzoeken wat
de beste verklarende en
operationele
definitie van het energiebegrip
is? Een verklaring dus waar we mee
kunnen opereren, aan de slag
kunnen, en die duidelijk maakt dat
onze
strijd over de bronnen, de
schaarste en de prijs op
onwetendheid
berustte. Kan energie, als we even
Einstein vergeten, b .v. misschien
onafhankelijk van massa bestaan en
zich uitdrukken in iets anders dan
de snelheid van meetbare deeltjes
materie als fotonen? Kan het
misschien de vibratie van een
ongemanifesteerde vorm van de
materie
zijn, ofwel iets protomaterieels
zijn, energie die nog niet
materieel
is, maar slechts virtueel of
potentieel? Taalkundig is dat wel
toegestaan in ieder geval. Van
Dale:
Virtueel:
als
mogelijkheid
of vermogen aanwezig, in
werkelijkheid of werkzaamheid
kunnende treden.
Neem
bijvoorbeeld de
stelling: een magnetisch veld
structureert de energie van de
ruimte
die het medium voor het
magnetisme vormt. Dat is een
stelling die
uitvinders vaak bezigen met het
ontwikkelen van hun pogingen tot
vacuümenergieconversie. Dat veld
is niet zichtbaar materieel, maar
is wel afhankelijk van de
materie, de massa en de kwaliteit
van
de magneet. Een magneetveld is dus
secundaire of subtiele materie,
wel
tastbare, maar geen zichtbare
materie. De energie van de ruimte
zelf
hoeft echter niet van die
afhankelijkheid te zijn. De
magneet volgens
de stelling produceert de energie
niet, ze structureert die energie
alleen maar. Zonder de magneet is
die energie dan ongestructureerd,
d.w.z. dat ze niet materieel
gerelateerd bestaan kan als een
chaotisch
bewegend graviton deeltje of als
een losse onafhankelijke snaar van
trilling zoals resp. de kwantummechanica en de snaartheorie dat
voorstelt. Ook spreekt men in dit
verband behalve van
vacuümenergie, zoals we in
hoofdstuk twee al zagen, van donkere energie, nulpuntsenergie, of van
het loskoppelen van de
bepaalbaarheid van de impuls
en van de positie van een deeltje
(onzekerheidprincipe
van Heisenberg). Ruimte
kan je modern
theoretisch-natuurkundig zien als
losstaande, onafhankelijke,
massaloze
energie. Maar de vedische
literatuur b.v. zei reeds
duizenden jaren
voor Christus: de ether, net als
de ziel, vermengt zich nergens mee
(B.G.
13.33). Dus
echt iets nieuws onder de zon zijn
deze ideeën
niet.
Een
statische,
conservatieve
kracht als het
magnetisme en de zwaartekracht kan
op zich geen werk verrichten of
energie leveren. Maar kan logisch
gesproken de combinatie van twee
van die conservatieve krachten ook
conservatief zijn? Het verschil
tussen die twee fundamentele
natuurkrachten kan je uitdrukken
in termen van tijd, want alle
verschillen die we kennen kan je
beschrijven als tijdsverschillen.
Een
verschil tussen twee krachten,
conservatief of niet, houdt dan in
samenhang gebracht met de materie
kinetische energie in, ofwel een
meetbaat tijdsverschil. De wijzen
(bij name van Herakleitos, Plato en Aristoteles) zeiden
reeds: alles beweegt, pantha
rhei, niets
is ooit, alles wordt en niets is
standvastig, ofwel
het universum leeft en beweegt.
Dat is het absolute van de tijd:
er is
altijd beweging, een krachtenspel,
een tijdsverschil als er afstand
is,
een verschil met de materie dat we
de ruimte noemen. De ruimte is zo
bezien dan pure tijdenergie, het
resultaat van een spel van de
verschillende krachten van de
tijd, d.w.z. de fundamentele
natuurkrachten die op zichzelf
bekeken conservatief zijn. En dit
begrijpen van de
ruimte-materie-tijd drie-eenheid
moeten we aannemen
als een correcte definitie van het
geheel van het natuurkundig
voorwerp
van studie omdat we het zo voor
ons zien: de magnetische aarde
draait
rond en produceert bliksemflitsen
in samenhang met de zwaartekracht
die
ze heeft. Dat is wat we zien,
elektrische energie uit roterend
magnetisme, de aarde is een dynamo
aangedreven door de tijd en onze
geest beweegt in overeenstemming
met de afgesproken definities. Zo
kwam
Faraday tot zijn
experimentele bevinden en hebben
we vandaag de dag
elektromotoren op basis van
roterende magneten. En nu weten we
ook wat
energie is: een tijdsverschil
gevormd door de materie in de vorm
van de
ruimte. Ruimte als tijdenergie is
het resultaat van de wisselwerking
tussen de verschillende vormen van
de tijd: uitdijing of voorwaartse
tijd, samentrekking of
terugwaartse tijd en rotatie. Het
is een
evenwicht van uitdijing en
samentrekking van het centrifugale
en
centripetale van de materie van
planeten en sterren in beweging
die we
samen bij elkaar het universum
noemen. De term vrije energie
heeft dus
natuurkundig gezien betrekking op
ongebonden energie, de energie van
de
ruimte, de energie van het z.g.
vacuüm, ofwel gewoon
ruimte-energie, een energie die je
in principe, logisch gesproken,
kan
converteren naar kinetische,
bruikbare energie door de
fundamentele
natuurkrachten, de verschillende
vormen van tijdenergie die ermee
samenhangen, tegen elkaar uit te
spelen. Daarom draagt dit boek de
titel 'de Energiekwestie en de
Orde van de Tijd".
De
natuurkunde is geen filosofie,
noch
taalkunde, en daarom halen de vaak
onbegrijpelijk redenerende
natuurkundigen niet alleen
makkelijk dat wat een omschrijving
is en een definitie vormt
door elkaar, ze verwarren ook dat
wat
een principe is met een wet
en dat wat een constante
is met dat wat absoluut
is. In de speciale
relativiteitstheorie, die rond
1900 ontstond vanuit het
onvermogen de
ether aan te tonen, verabsoluteert
Einstein de maximum snelheid van
het
licht in de ruimte tussen
planeten, maar later bleek dat dat
weer niet
geldt voor 'ongecodeerd' licht dat
dan dus, net als
zwaartekrachtgolven, sneller dan
het licht kan gaan (zie artikel). Sedert
de deense astronoom Ole
Romer in 1676
de eerste metingen deed naar
aanleiding van de eclipsen van de
manen
van Jupiter, zitten we nu
inmiddels met licht dat sneller
gaat dan het
licht. Goed, het maximum is dus
geen maximum, maar dan snappen we
dus
niet meer wat de natuurkunde met
de term constant bedoelt. Einstein
zelf kwam, om de verwarring te
completeren er in 1920 ook op
terug toen
hij in het boek "Relativity: the
special and general theory" stelde
: .
. . according to the general
theory of relativity, the law of
the
constancy of the velocity of
light in vacuo, which
constitutes one of
the two fundamental assumptions
in the special theory of
relativity [.
. .] cannot claim any unlimited
validity. A curvature of
rays of
light can only take place when
the velocity of propagation of
light
varies with position.
Maar dat via de achterdeur van
zijn
gekromde ruimte weer suggereren
van een ether die variaties in de
lichtsnelheid geeft, weerhield de
moderne navolging door de
natuurkunde
er niet van om dat soort variaties
zoals Einstein die hier vermeld
onzinnnig te noemen. In de
wikipedia pagina hierover zegt
men: "the speed of light sets
an absolute speed
limit to how fast matter or
information can move", en
daarin zien
we hoe een maximum tot een
absoluut iets wordt verheven. C (celeritas,
snelheid) is God, en de rest is
relatief, ondergeschikt, punt uit,
zo
gelooft de moderne natuurkundige,
anders is hij een gevallen ziel.
De
zaak was verabsoluteerd, het
dogmatisch kwaad was geschied en
de
psychologie van de theoretische
consonantie, zeg maar de valse
trots
van de zwamneuzen, kon niet meer
worden teruggedraaid (zie o.a. C.M.
Will, "Was Einstein Right?" -
Basic
Books, 1986).
Het
relativiteitsprincipe waar
Einstein
zijn latere algemene relativiteits
theorie over de zwaartekracht op
baseerde staat ook wel bekend als
het equivalentieprincipe waaruit
later zijn postulaat van E=mc2
voortkwam. Dat oorspronkelijke
equivalentieprincipe, dat
teruggaat tot Galileo
Galilei
(1564-1642), wordt door onze beste
Albert per vergissing
verdedigd als een absolute
waarheid, als een natuurwet. Het
principe
houdt in dat de inerte massa van
een voorwerp als gelijkwaardig aan
de
zwaartekrachtmassa wordt
behandeld. Het verschil tussen die
twee
krachten, te weten, de
zwaartekracht werkt centripetaal,
de inerte
massa werkt lineair als een z.g. vectorfunctie, dwz
haaks, gelijk aan of tegengesteld
op die richting,
werd al door Newton verwaarloosd
en Einstein baseerde op die
krachtsinductie, op dat verlies
aan onderscheid, zijn notie van de
onafhankelijkheid van de werking
van de zwaartekracht. Hij stelde
de
zwaartekracht gelijk aan de
kunstmatige zwaartekracht, of de
inerte
kracht die een met G versnellende
ruimtesonde aan zijn passagiers
geeft. In feite is, psychologisch
gezien, de algemene
relativiteitstheorie dus een
rationalisatie van het onvermogen
om
experimenteel een verschil aan te
kunnen tonen tussen deze twee
krachten. De kunstmatige
zwaartekracht die je zelf opwekt
met een
versnellend ruimteschip kan
inderdaad niet zo'n verschil
opleveren, dat
is nogal logisch. Maar waarom zou
die inerte kracht steeds als een
kunstmatige zwaartekracht moeten
werken? Dat is natuurlijk onzin
of,
wat netter filosofisch gesproken,
het is een drogreden, ofwel
sofisterij om daar van uit te
gaan. Het is een vorm van
redeneren die
we vaak in de moderne natuurkunde
tegenkomen: "stel dat we in een
ruimteschip de lichtsnelheid
naderen, dan worden we oneindig
zwaar"
Onzinpraat dus zo bezien (zie b.v.
het wat dit betreft typisch
schoolse
verhaal van Stephen
Hawking "Een
korte Geschiedenis van de Tijd"). Deze
zwaartekrachttheorie van Einstein
leverde dus ook nooit een
anti-zwaartekrachtmachine op. De
eigenlijke
vraag die moet worden gesteld is
natuurlijk: wanneer koppelen die
twee
verschillende krachten zich,
afgezien van de richting, los?
Want in
verschillende richtingen
geprojecteerd kunnen ze nog steeds
hetzelfde
zijn. Dat loskoppelen zal toch wel
moeten als je iets wilt
organiseren
met de zwaartekracht. Dus, kan dat
eigenlijk wel? Uit observaties in
miljoenen files gedocumenteerd bij
de z.g. geheime diensten over de
gehele wereld
(verlegenheidsdiensten eigenlijk,
zie b.v Project
Bluebook), blijkt
dat vliegende schotels (UFO's) wel
de beheersing machig zijn tegen de
wetten van de aerodynamica in van
wat we de tijdruimte, of
ruimtetijd noemen (iemand die het
niet snapt
maakt er een verschil tussen).
Maar die observaties gelden
"wetenschappelijk" niet omdat ze
niet herhaalbaar zijn, ze zijn
namelijk (exo)cultureel of
supernatuurlijk. Het experimenteel
bewijs van onze controle
ontbrak en daarom kwamen we uit op
de
merkwaardige inzichten van de
speciale relativiteitstheorie
waarover de
gewone burger terecht zegt: 'ik
luister ernaar, maar ik snap het
niet
meer', ongeveer zoals we met de
speciale relativiteitstheorie ook
allerlei geks te horen kregen toen
Michelson en Morley de ether
niet aan konden tonen met hun
experimenten naar mogelijke
variaties in de lichtsnelheid als
indicator. Dat vormde de basis
voor de z.g. tweede
wetenschappelijke
revolutie en Albert Michelson
kreeg er de Nobelprijs voor in
1907 nota
bene. Als iemand je een dom gevoel
bezorgd, kan dat heel goed het
besef
van de domheid van die persoon
zijn, maar als je die echter niet
als
dom wil zien omdat je hem
collegegeld betaalt b.v. , dan
moet je jezelf
betwijfelen. Als licht een
materieel deeltje is, een foton,
en
ruimte-energie een virtueel of
potentieel protomaterieel deeltje
vormt,
dan snap je dat die relatie tussen
het licht en de ether misschien
toch
wat gecompliceerder ligt dan je
met metingen naar de lichtsnelheid
kan
behappen. In ieder geval
filosofisch logisch, en taalkundig
semantisch
verantwoord kan je dit zeker
stellen. De speciale
relativiteitstheorie
die van eerdere datum was kan, net
als de latere algemene
relativiteitstheorie, dan ook
psychologisch worden gezien als
een
rationalisatie van het onvermogen
om de ether te bewijzen. Met de
inzichten van die rationalisatie
dat de tijd niet meer absoluut is
en
onderhevig is aan
zwaartekracht....waar of niet
waar? ....mogen we ons
dan afvragen of we nog wel op de
goede weg zijn hier. Het probleem
met
rationalisaties is
gedragswetenschappelijk dat ze op
zich niet
onwaarheid hoeven in te houden,
maar dat die waarheid alleen
overbodig
is, meer een neurotisch
compenstiepatroon of een
defensiestrategie van
het ego vormen die als een wolk
van gedachten tussen jou en de
werkelijkheid staan.
Met de
algemene relativiteitstheorie
veranderde het
relativiteitsprincipe van de
massa-equivalentie in een
fundamentele aanname, ofwel het
principe dat in een aantal
gevallen
opgaat werd tot een algemene wet
waar we niet van willen en mogen
afwijken, of beter gezegd, waar we
een paradigmatisch dogma aan
hebben
dat feitelijk stelt: "ik
beheers het, dus bestaat het".
Maar als
iemand volgens dit dogma
experimenteel een verschil tussen
de inerte
massa en de zwaartekrachtmassa kan
aantonen, dan wel ruimte-energie
kan
omzetten met een zelflopende
ethermachine of vishnu-yantra,
is
het gedaan met dit bolwerk van
logische ketterij, en vallen beide
theoriën van het relativisme in
duigen. En dan zijn plotseling,
met het wegvallen van de schellen
op de ogen, alle erbij behorende
berekeningen een illusie van
wetmatigheid, een rationalisatie
waarvan
de complexiteit het gebrek aan
praktische logica moet verhullen.
Als we
die illusie, die ketterij kunnen
omzeilen die bestaat tegen het
gezonde
verstand in dat eigen is aan de
overige sociale en
menswetenschappen -
de psychologie voorop -, zijn we
bevrijd van het idee van
aangeleerde
hulpeloosheid, van de depressie
dat het quivalentieprincipe, dat
postulaat, niet te doorbreken zou
zijn en zijn we klaar met de
energiekwestie, met deze studie
dus. Aan alle karma-yoga komt een
eind.
Leonardo moet vrij. Ofwel, als dat
lukt, en waarom zou deze yogi dat
karma niet kunnen inlossen, het is
immers de genade van de Godheid
van
de Yoga (Yogis'vara) dat dat
steeds relatief makkelijk lukt,
dan zijn
de relativistische rekenmethoden
net zo nutteloos en bedrieglijk
als de
ether nutteloos en op zelfbedrog
leek met het probleem dat we
hadden om
die klaarblijkelijk protomateriële
substantie te bewijzen middels
een geslaagde en navolgbare
omzetting van die eterische
ruimtevibraties
in kinetische energie. De religie
levert het bewijs dat we energie
van
de ether krijgen al sedert
mensenheugenis door met de Heer
der ether,
voor Christenen de Vader geheten,
de gemeenschap benen die lopen in
de
richting van de kerk te geven.
Maar de natuurkunde kan dit
wapenfeit
tot nu toe niet op zijn naam
schrijven, experimenteel niet en
sociaal
al helemaal niet anders dan in
colleges van professoren die
slechts een
tijdelijke cursus bieden. Maar
goed, gezegd moet worden hier dat,
totdat het relativisme aldus ten
val komt, de redenering die hier
nu is
opgezet alleen maar het
verketteren is van geketter, dus
geketter in
het kwadraat, ofwel nog
vervelender en frustrerender dan
de
oorspronkelijke rationalisatie. We
hebben experimentele bewijzen
nodig.
Dat is duidelijk. En wat wil nu
het geval? In het vrije
energieonderzoek, zo willen de
feiten besproken in het vorige
hoofdstuk, zijn we de bewijzen
tegengekomen waarbij er inderdaad
sprake
is van een breuk met het
equivalentieprincipe en vindt men
concrete
bewijzen van de ether als
energieleverancier (want we
blijven zeggen
dat energie niet uit het niets kan
verschijnen, maar wel uit iets kan
worden omgevormd.)
Voor de
duidelijkheid: We spreken dus van
een principe (van Dale: beginsel,
stelregel) als een
redenering die in een gegeven
aantal gevallen
opgaat, maar niet in alle ("mijn
principes zijn nog niet de
jouwe").
Een natuurwet (van Dale: een
algemeen geldige regelmatigheid)
gaat
in
alle gevallen op, is algemeen.
Bruce
de Palma, de
voormalige MIT lector werd door de
wetenschappelijke gemeenschap in
de
zestiger jaren van de twintigste
eeuw uitgestoten, gek verklaard
min of meer, met zijn
'ketterse' experimentele resultaat
dat Einsteins
relativiteitsprincipe
onderuit haalde: een ronde
stalen kogel vliegt roterend
verder of
minder ver dan een niet
roterende kogel afhankelijk van
de richting van
draaiing. Paramahamsa
Tewari (foto links) een ingenieur
die hem
wel serieus nam raakte later in
conflict met de Indiase zittende
orde
toen hij DePalma's N-machine
repliceerde en effectief
verbeterde met de overunity
Space Energy generator die hij als
leidend ingenieur van het Indiase
instituut voor nucleare energie
patenteerde. Ook Finsrud toont met
zijn gravito-magnetische apparaat,
zijn 'Perpetuum Mobile' kinetisch
kunstwerk, aan dat de inerte massa
van de door de slingers uit
evenwicht gehouden kogel met het
magnetisme
extra energie, ofwel surplus
inerte massa, vormt t.o.v. zijn
eigen
zwaartekrachtmassa. Blijkbaar is
het blijkens deze twee, niet
gerepliceerde bewijzen van Finsrud
en DePalma, dus mogelijk het
equivalentieprincipe experimenteel
te doorbreken met rotaties die in
de
natuur niet spontaan ontstaan
kunnen en kunnen we dus feitelijk
zo de
onbeholpen logica van de
relativiteitstheorie aan de kant
schuiven.
Maar natuurlijk wil de moderne
natuurkunde met het verafgoden van
Einstein als de opperste
intelligentie niet door een
psycholoog als
ondergetekende weggezet worden als
een dubbele rationalisatie van de
eigen experimentele onkunde. "Wat
ik niet kan aantonen bestaat niet
en
dus bestaat de ether niet en een
breuk met het equivalentie
principe
ook niet", is voor een psycholoog
geen aanvaardbare redenering. Zo
kunnen wij geen geestelijke
gezondheid garanderen. Dat soort
ontkennen
is meer een symptoom behorend tot
een cultuurneurose van oedipale
ontkenning en verdringing in
relatie tot vadertje Tijd als je
het een
psychooog vraagt, en zo'n
geestesstaat maakt, als deze
bewijzen bij
replicatie solide blijken ten
minste, duidelijk dat Einstein in
feite
een warhoofd was en dat Tesla dus
gelijk had toen hij over de
moderne
(theoretische) natuurkunde sprak
als zijnde mathematische mystiek
zonder veel praktisch inzicht.
Later in zijn leven verging het
Einstein
ook aanzienlijk slechter
intellectueel. Dat kon de ouderdom
zijn, maar
waarschijnlijker is dat zijn
theorie als de psychologische
ontkenning
van iets geen progressie
vertoonde. We meenden wel de
absolute
lichtsnelheid ermee te zien, maar
we zagen het licht van de toekomst
anders dan in opflitsende
paddestoelwolken er zelf eigenlijk
niet mee.
Veel verder dan GPS technologie en
de verwerpelijke kerncentrales die
feitelijk moderne stoommachines
zijn, zijn we er praktisch niet
mee
gekomen. Einstein kon de knoop die
hij had met zijn aanvankelijke
ontkenning van de ether en zijn
tot axioma gebombardeerde
equivalentieprincipe niet
ontwarren en niet tot integratie,
niet tot
een verenigde theorie komen. De
natuurkunde is aldus, zo laat het
zich
vandaag de dag aanzien, een
verzameling losse experimentele
inzichten
waar theoretisch, ondanks alle
speculaties en deeltjesversneller
onderzoek, de eenheid aan
ontbreekt en waarvan de theorie
riekt naar
ontkenning en verdringing. Ook het
algemene autoritaire, slechte
karakter van de gemiddelde pas
opgeleide (onvolwassen, pas
afgestudeerde) natuurkundigen die
veelal sceptisch en veroordelend
neigen te reageren op
uitzonderingen op het genoemde
principe zoals de
inquisitie van de katholieke kerk
moorddadig en misdadig reageerde
op
spirituele burgerexperimenten
(kettervervolging), geeft te
denken. Er
moet dus iets fundamenteel mis
zijn met het moderne
natuurkunde-onderwijs. Het lijkt
wel een prediking met dogmatische
volgelingen die agressief
defensief de duurbetaalde studie
proberen te
verdedigen en ons 'leken' dom
proberen te verklaren. Is de
natuurkunde
misschien de nieuwste religie?
Moeten we dat onbegrijpelijke
'intelligente' geknoei met de
mathematische logica allemaal maar
geloven?
En
is
de t.v. dan misschien het moderne
afgodsbeeld der
afstandelijkheid ter verering van
de valse eenmaking van de
standaardtijd die zich rationeel
baseert op de ontkenning en uit
zijn
natuurlijke kader verwijderen van
de absolute waarde van een eeuwige
veranderende tijd die wel degelijk
een momentane absolute gelijkheid
kent die we het NU noemen, ook al
krijgt dat Nu overal
wetenschappelijk
(en niet poltiek) een ander cijfer
in de natuur? Zo moeten we het
toch
allemaal niet zien..... Einstein
zei toch niet dat wetenschap en
religie niet zonder elkaar konden
omdat hij de natuurkunde graag
dogmatisch de scepter zag zwaaien?
En natuurlijk zijn er meer
verlichte
natuurkundigen (Bohm bv.).
Volgend
op Einstein's 'bekering'
tot een nieuw etherinzicht, toen
hij in 1920 zijn spijt betuigde
over
zijn radicale afwijzing van de
ether, ontstond er de moderne
ethertheorie die mede
zijn basis vond in het werk van de
natuurkundige Wolfgang
Pauli
(1900-1958) die met zijn uitsluitingprincipe een
belangrijke bijdrage leverde aan
de
kwantumtheorie van Max
Planck (1858-1945) die wèl
ruimte biedt aan een soort van
etherdeeltje
dat hierna ter sprake zal komen.
Normale elementaire deeltjes
(fermionen) verschillen volgens
het uitsluitingsprincipe absoluut
van
plaats en zijn altijd een
tijdproduct om die reden. Daardoor
is de
ether, ofwel de ruimte die door de
materie wordt beschreven,
evenzogoed
een absoluut gegeven. De ether is
in de kwantummechanica dus
theoretisch natuurkundig een
axiomatisch gegeven waarzonder je
niet
logisch kan redeneren. De nieuwe
ethertheorie die gepopulariseerd
werd
in de 80-er jaren door Maurizio
Gasperini en weer
opnieuw onder de aandacht werd
gebracht rond de eeuwwisseling
door Ted
Jacobson en David Mattingly, wordt
echter begin van de 21e eeuw nog
steeds niet algemeen aanvaard
binnen de natuurkunde. Dit leidt
tot
discussies en aanvallen op dat
traditionele relativistische
bolwerk dat
nu in de weg van de vooruitgang
lijkt te staan.
Zo
was er onlangs (okt. 2007) in
Nederland nog een
organisch-fysisch scheikundige
genaamd Marcoen
Cabbolet (1967) wiens
promotie najaar 2007, heel uniek,
werd
afgelast ondanks dat de
promotiecommisie zijn dissertatie
reeds had
goedgekeurd. Hij had samen met
zijn helaas overleden promotor
Sergey
Sannikov uit de Oekraîne ontdekt
dat, in strijd met de inzichten
van de kwantummechanica en de
algemene relativiteitstheorie, er
theoretisch gezien volkomen nieuwe
bronnen voor energiewinning
bestaan.
Het College voor Promoties van de
technische universiteit van
Eindhoven, dat unaniem oordeelde
dat het onderzoek niet voldoende
kwaliteit had, moest later op die
beslissing terugkomen toen bleek
dat
die commissie zelf niet deugde.
Externe deskundigen werden
ingeroepen
waaronder onze nobelprijswinnaar
1999 Gerard
't Hooft die zei
dat hij 'er geen brood van kon
bakken'. Cabbolet's
onderzoek kon niet kloppen omdat
eruit zou volgen dat antimaterie
een
positieve rustmassa heeft, maar
toch van de aarde afbeweegt onder
invloed van de zwaartekracht. Maar
de promotor Harrie de Swart liet
weten dat het proefschrift bestond
uit een strikt logisch raamwerk
met
een natuurkundige interpretatie.
Hij was toch ook niet gek.
Cabbolet
gaf ten antwoord dat 't Hooft zich
schuldig maakte aan hol geschreeuw
en dat hij kennelijk de formele
logica niet meester was. Cabbolet
kreeg
sedertdien niets meer gepubliceerd
en moest een baan bij de KPN op de
afdeling gebruikersondersteuning
aannemen.
Van de kant van
de natuurkundig geschoolde
vrije-energieonderzoekers is
behalve Tom
Bearden en Stefan
Marinov, ook Prof.
Kanarev van de
plasma-elektrolyse hiervoor
besproken, zeer kritisch over de
huidige stand van de
natuurwetenschap.
Hij stelt net als Marinov dat we
weer terugmoeten naar de klassieke
fysica van de 19e eeuw en de draad
weer moeten oppakken waar we hem
zijn kwijtgeraakt. Na het
postmodernisme zijn we aan een
paradigmatische restauratie toe om
de in de moderniteit verstoorde
relatie met de klassieke orde te
herstellen. Marinov stelde in zijn
wetenschappelijke testament: "Ik
hoop dat spoedig de
(Newtoniaanse)
tijd-ruimte begrippen, welke ik
in ere herstelde middels vele
experimenten en door een
eenvoudige mathematische
theorie, door de
wetenschappelijke gemeenschap
zullen worden aanvaard als
degenen die
overeenstemmen met de materiële
werkelijkheid". Kanarev
voegt
daar aan toe: "Ik denk aan een
theoretisch virus genaamd de
Lorentz-transformaties waarop de
bewijsvoering van de
relativiteitstheorie van
Einstein is gebaseerd. Bij
Lorentz werden tijd
en ruimte in twee aparte
vergelijkingen vervat en
gescheiden van
elkaar. Alleen als men deze twee
vergelijkingen weer heeft
verenigd is
het mogelijk om een ware
procesbeschrijving te
verkrijgen. Welk
natuurkundig verschijnsel dat
ook zou volgen uit de
beschrijvingen van
Lorentz's transformaties, kan
men onmogelijk in de natuur
waarnemen."
Hij
stelt
dat we in de twintigste eeuw onze
onderzoeksresultaten
verkeerd zijn gaan interpreteren;
we zijn volgens hem iets vergeten.
"Tijd,
ruimte
en
materie - het zijn de drie niet
te scheiden elementen van een
universum" (zie interview). En
deze eenheid, die al door de
Boeddha
werd gepredikt, is precies het
punt dat we in dit hoofdstuk
willen maken. Met de machines van
de rechtstreekse, directe
energiewinning zijn we met de
vrije energie van de ruimte bezig.
Zonder
de tijd, de materie en de ruimte
als één onlosmakelijk
geheel te zien kunnen we deze
wetenschap nooit onder controle
krijgen.
Niet alleen natuurkundig, maar ook
sociaal-economisch zijn in de
twintigste eeuw tijd en ruimte
twee afzonderlijke begrippen
geworden
die geen relatie meer met elkaar
schijnen te hebben. En daarmee
zijn we
vervreemd van de natuurlijke
werkelijkheid en van elkaar en
hebben we
ook niet werkelijk greep op de
materiële wereld. Dit gebrek aan
maatschappelijke en
wetenschappelijke samenhang van
deze basisbegrippen
van de natuurkunde, van de heilige
drie-eenheid van de tijd, de
ruimte
en de materie, ligt ten grondslag
aan de fundamentele gespletenheid
van
het oude paradigma van het
relativisme. In dat oude paradigma
ontkennen
we de ether, verdraaien we de tijd
wettelijk bepaald en hebben we de
materie van de planeet, het
klimaat en de energiewinning niet
in de
hand. En daarmee zijn we aan het
begin van de 21e eeuw ecologisch
en
psycholgisch verkeerd bezig,
gevangen als we zijn in politieke,
wetenschappelijke en religieuze
ego's als waren we een stel
sociopaten
met TBR.
Er is een uitstekende
lezing van een
gerenommeerde natuurwetenschapper
genaamd Tom
Valone te
bekijken op het internet waarin
een
overzicht wordt geboden van de
complicaties voor de wetenschap op
het
punt van de vrije energie. Hij
deed, zonder direct op de theorie
in te
gaan, een grote
haalbaarheidsstudie met daarin de
nadruk op het
omzetten van nulpuntsenergie met
achting voor recente
ontwikkelingen op
het gebied van b.v. de
nanotechnologie. Hij
refereert aan het werk van Casimir
(ruimtedruk op microniveau), Dr.
Fabrizio Pinto (zie ook
video en een artikel), Mead
en Milonni, en hij bespreekt en
analyseert de kernprincipes voor
het omzetten van de energie uit
het
vacuüm. Hij stelt daarbij, net als
Bearden, dat deze principes
vallen binnen de
"thermodynamische, vloeibare,
mechanische en
elektromagnetische gebieden van de
fundamentele krachtsverschijnselen
die van toepassing zijn op alle
energiesystemen". Zo noemt hij
b.v. ook
recente ontwikkelingen van
microdioden die, zoals bij Moray,
de
vacuümenergie opvangen die in
principe random fluctueert maar
heel
reëel is en niet zozeer virtueel,
zoals Bearden in horigheid aan
vele sceptici dat ter sprake
brengt. Hij stelt zo dat het
e.e.a. ook
van toepassing is op het
kwantumniveau van de (incomplete)
theorie van
elementaire deeltjes. Behalve
Valone, Bearden (zie
m.n. zijn video's Energy
From The Vacuüm; op
Google: part 1 & part 2) en
Kanarev zijn er ook individuele en
institutionele
onderzoekingen van andere
wetenschappers die worstelen met
de
paradigmatische energiekwestie: Lee
Felsenstein die ook
de energiesystemen voor computers
bestudeert, Prof.
Pharis Williams
over alternatieve nucleaire
energie en anti-zwaartekracht (zijn
site) en Mark
Goldes in zijn
artikel over Fueling
the Future
with Zero Point Energy (site) om er
een paar te noemen. Het probleem
met
het oude paradigma is dat de
gewone man het niet kan begrijpen.
Men
ervaart veeleer de chaos van het
post-modernisme. En wat men niet
snapt
kan men ook moeilijk in verhouding
zien, aanvaarden of afwijzen. Men
weet enkel dat het niet zoveel
uitmaakt in het huidige denkmodel
of de
klok nu gelijk staat met de
zonnewijzer of niet. Met die
relativiteit
van het tijdsbegrip werd de tijd
van zijn klassieke, absolute
waarde
ontdaan. De absolute waarde van de
tijd waar I.
Newton vanuit
ging, hield in dat de tijd van de
passerende zon en
de maan een niet te betwijfelen
uniforme voortgang van de materie
van
het universum inhield die volkomen
gelijkmatig overal hetzelfde
werkzaam is. Einstein toonde aan
dat het begrip gelijktijdigheid,
ondanks de gelijkheid van het Nu,
echter een illusoir idee is. Hij
ging
zoals gezegd uit van het axioma
van een constante lichtsnelheid in
de
ruimte. De tijd is dan altijd en
overal anders, is volkomen
relatief.
Ook het klassieke etherbegrip - de
ether als een aparte substantie
die
alomtegenwoordig is - dat Einstein
vóór 1920 niet echt
meer nodig vond in de natuurkunde,
verklaarde hij, dus later van
gedachten veranderd op dit punt,
relatief: de ether betrof volgens
hem
de ruimte met fysieke
eigenschappen, de ruimte in de
vorm van een
bepaald krachtveld dat per
planeet, ster en melkwegstelsel
anders van
werking is. Dat krachtveld maakt
verschil in de relatie met het
krachtveld van de tijdruimte die
de uitdijing van het heelal
vertegenwoordigt in een soort van
vierde dimensie van de tijd waarin
alle universa zich uit elkaar
bewegen. Wat betreft de ether
ontstond,
met deze verandering van mening
van Einstein terwille van het
nieuwe,
relatieve etherbegrip (waarmee hij
begon in 1916, zie Kostro
2000), het
probleem dat we de natuurkunde
zelf
ook niet meer als absoluut geldig
kunnen zien (zie ook het artikel
over Einstein op de
info-afdeling van deze
site). Het zijn steeds
paradigmatische visies, meningen
of gezichtspunten min of meer,
bepaalde vormen van taal bestaande
uit zelf gedefinieerde termen, die
net zo werken als de
verklaringsmodelllen van
historici, psychologen,
sociologen, filosofen en
klimatologen b.v., of zoals Tesla
het dus
noemde: een natuurkundig geloof,
een vorm van mathematische
metafysica waarin de
mysticus in kwestie voorop staat
en het
aankomt op het juiste conceptuele
'gevoel' voor de kwestie. Ook in
de
natuurkunde wisselen de meningen,
definities en methoden en die
houden
zo dan mogelijkerwijs andere
onderzoeksresultaten en
meetinstrumenten
in. Met het aanvaarden van een
relatieve ether, in combinatie met
het
afwijzen van het relativisme dat
de ether helemaal niet wil kennen,
praat ondergetekende nu dapper mee
in deze vrijheid en baseert zich
daarbij, meer vanuit een praktisch
psychologisch en klassiek
filosofisch gezichtspunt dan een
vanuit een natuurkundig
mathematisch
gemystificeerd standpunt, op het
meetinstument van de tempometer en het erbij behorende
begrippenkader dat als
het leidende paradigma fungeert om
de redeneringen aaneen te rijgen
tot een samenhangende visie.
De
Einsteiniaande
'deuk'
in de tijdruimte waarop het huidige
denken over de zwaartekracht en de
relatieve ether berust.
Bij de
twintigste-eeuwse natuurkunde sluit
het idee van de relatieve ether
zoals hier gepresenteerd in eerste
instantie aan bij wat men scalaire gravitatietheorie noemt. Dat
is een theorie waarin de
zwaartekracht wordt beschreven als
een invariant veld van deeltjes met
een spin van nul (z.g. bosonen)
waarop de tijd/ruimte-verschillen
van
de door Kanarev gehekelde
Lorenz-vergelijkingen van toepassing
zijn.
Rond de eeuwwisseling is er sprake
van een nieuwe
zwaartekrachttheorie van
David W. Allan, Ranae Lee and Jeff
Lorbeck uit 1999. Daarin ligt de
nadruk op vanuit de kern van alle
materie uitwaaierende diallele
zwaartekrachtlijnen (zoals in ons
cakra-ontwerp voor een magnetische
motor). In die visie worden de vier
fundamentele natuurkrachten
ondergebracht in één verenigde
veldtheorie. In een meer
recente ontwikkeling spreekt men
sedert 2002 van het Aether
Physics Model (David
Thomson III en Jim D. Bourassa, zie
ook hun boek)
dat
de
derde grote revolutie in de
natuurkunde vormt na de atoomtheorie
van Dalton in 1803 en de
Relativiteitstheorie van Einstein in
1905. Ons
daarin weer opnieuw aansluitend bij
het klassieke ethermodel, zien we
de tijd zelf als een vorm van
energie die voorafgaat aan de tijd
die
manifest is in de driedimensionale
wereld: evolutionair bestaat de
expanderende, lineaire tijd van de
tijdruimte er voordat er de
cyclische tijd van de geschapen
materie is. Er zijn dus twee
fundamentele vormen van tijd: de
cyclische en de lineaire tijd.
Lineair
is er de energie van beweging die
uitdijt en entropisch tot chaos
leidt
en cyclisch is er de energie van een
wervelende tijd die tot orde, tot
structuurverschijnselen leidt en
patronen vormt, lichamen van materie
met longitudinale en transversale
golven en zwaartekrachtlijnen en
velden die bestaan uit deeltjes. De
tijdruimte tijd is zo bezien pure
oerenergie die zich mathematisch
laat uitdrukken zoals de
materiële energie zich laat
uitdrukken in de termen E=M.C2. We
beginnen de schepping dan met de
vergelijking E=T.e2. Energie is
gelijk
aan het product van de tijd en het
absolute van de expansie (waarin T
is dan in feite delta T of de
verandering van tijd is, zie ook het
artikel Scalar Wars). Je kan
ook zeggen dat de tijdruimte, de
z.g. vierde dimensie, een
energiemanifestatie is waarin de
tijd zelf
nog de oerenergie is, de donkere
energie die feitelijk slechts een
oerpotentie van alle kosmische
energie in evenwicht is. Pas als die
energie in de secundaire ether (de
ether van de samentrekking), in
werveling komt, uit evenwicht raakt
of zijn symmetrie verliest zoals de
nobelprijswinnaars van 1957 Chen
Ning Yang, Tsung-Dao
Lee het stelden, ontstaan er
energiedeeltjes die eerstens nog
'onzeker' zijn: gravitonen,
zwaartekrachtdeeltjes of
etherdeeltjes die
niets anders dan kleine, polaire,
maar nog chaotische wervelingen van
de oerenergie zijn van de tijd zelf
(formeel met een spin van twee en
niet van nul). Het Ether Physics
Model stelt het zo: 'The Aether
has
a dipole of two spheres, which
arise as the oscillation of
forward and
backward time.' Die
gravitonenvibratie vormt de bron van
de zero-point
energie, de vacuümenergie of de
radiant energy zoals Tesla
het noemde. Of zoals T.H. Moray het
stelde: "Radiant Energy is
particles of energy,
just as light is wavelengths .." Onzeker
betekent dan het virtueel wel of
niet aanwezig,
zichtbaar of meetbaar zijn dat
voornamelijk afhankelijk is van de
meetmethode of het gebruikte
paradigma: dat kwantummechanisch
'ruimteschuim' dat Bearden het
'bubbelen' van het plus en het min
van
het vacuüm noemt, ofwel het koken of
kolken van de
vacuümenergie. Die gravitonen vormen
eilanden, of wolken in de
oerruimte, eilanden van
zwaartekrachtvelden of
tijdruimtedeuken, een
soort van zwaartekrachtmist (de
Grieken noemden het aether
of
damp). Die eilanden sluiten allemaal
op elkaar aan, zo stelde reeds René
Descartes het die als een van de
eersten het zelforganiserend
vermogen van het universum
omschreef in deel
vijf van zijn methode en in zijn
niet
gepubliceerde werk Le Monde.
Hij beweerde o.a. in dit verband:
'De lege ruimte bestaat niet' (Principia
Philosophiae XVI & XVII)
alsmede
dat
al het bestaande een transformatie
van de ether is.
Een
verwante historische
voorganger van het nieuwe ethermodel
is de Kaluza-Klein
theorie vanTheodor Kaluza
(1885-1954) uit 1921 die uitgaat van
een vijfde dimensie die de
zwaartekracht verenigt met de
elektromagnetische kracht. De
vijfde,
niet zichtbare dimensie bestaat
daarin uit gecompacteerde, of zoals
de
zweedse wiskundige Oscar
Klein
(1894-1977) het noemde, 'opgerolde'
ruimte. De theorie werd recentelijk
(sept 2008) aangevoerd door de
braziliaanse wetenschapper dr Keppe ter
verdediging van het begrip van
energie als het
resultaat van de interactie met, en
van, virtuele
velden en deeltjes of van dat wat je
evolutionair gezien protomaterie
kan noemen van een hoger niveau. Met
Einstein's formule E=M.C2
zijn we volgens hem teveel gaan
geloven dat we materie moeten hebben
om
energie te verkrijgen. Materie is
echter eerder een condensaat van
(donkere) energie. Deze theorie,
door hem aangevoerd samen met het Aharanov-bohm
effect dat
energie onttrekt aan kwantum
potentialen
en dat als een verklaring voor
Bearden's MEG geldt, zou dat volgens
hem
ontkrachten en zijn Bedini-Newman
achtige superefficiënte
Keppe-motor (de Keppien
Scalar motor,
energiereductie tot 80 %) zou het
revolutionaire bewijs ervan vormen.
Dit idee van energie uit een andere
dimensie dan de ons bekende drie, of
vier, sluit weer aan bij de latere snaartheorie die
uitgaat van meerdere dimensies (10
stuks) van vibrerende, onderling
verbonden 'snaren', vibrerende
onderling verbonden
energiefenomenen,
meer dan van kwanta of
energiepakketjes als fundamentele
deeltjes. Het
graviton of zwaartekrachtdeeltje zou
in deze theorie een
niet-verbonden, gesloten vibrerende
snaar zijn die de ruimte vormt. De
snaartheorie wordt daarmee een
Theorie van Alles, een theorie die
de
vier verschillende fundamentele
natuurkrachten verenigt. Het
graviton
zou daarin enkel een losstaande
vibratie van de tijdenergie zijn.
Ookal
laat het graviton zich volgens
Bohm-Aharanov wel tot manifestatie
verleiden als een ruimte-reactie op
een gesloten magneetveld, kan het,
niet vastzittend aan de andere
dimensies, dimensionaal verschuiven,
reden waarom de zwaartekracht zo
zwak zou zijn, en wellicht vormt dat
ook de reden van het schijnbaar
dimensionaal verschuiven (uit het
niets
verschijnen en verdwijnen) van
waargenomen UFO's.
Het
echtpaar Correa
stelt in hun
aetheriometrics als
definitie: "Gravitons are
transient,
nonelectromagnetic massfree
energy particles whose impulse
(gravitational momentum) is
anchored to the mass-energy of
particles of
Matter, but which are emitted
from the local Aether medium
(formed by
the constant and ordered flux of
dark massfree energy and
cosmological
lepton lattices). Both gravitons
and antigravitons may also be
formed
and seated in the composite
lattices composing the local
Aether medium.
Gravitons anchored to
mass-energy particles are
described
mathematically and physically as
being in a relationship of
secondary
superimposition with that
mass-energy." Waar bij
Einstein sprake is
van een massa/energie verhouding,
is in de theorie rondom het
graviton
sprake van wervelingen van de
donkere oerenergie van de tijd,
van een
moment/energie verhouding dus.
Evolutionair ontstaan vanuit de
eilanden
van de gravitonenwolken daarna dan
de elektromagnetische velden in
wat
Einstein de kromme ruimte noemde
rondom de uit de gravitonendamp
'condenserende' hemellichamen. Op
lokaal niveau manifesteren de
gravitonen zich in dat
condensatieproces daarbij
evolutionair in een
verder opgesplitste vorm: die
vormen dan de elektromagnetisch
actieve
materiedeeltjes in relatie tot de
derde ether, of de lokale ether
van
de kromme ruimte. Na de eerste
expansie van de tijdruimte-energie
kwam
er dus ten tweede de
tijdruimtevervoming in de vorm van
de
gravitonenvelden waarin er met het
polariseren van de gravitonen in
een
veld van aantrekking er in het
laatste stadium van de evolutie
het
ontstaan van elektronen en
protonen met een tegengestelde
lading is (de
'rechtsom' en 'linksom' draaiende
tijdenergie in een spoel). Die
twee
basisdeeltjes bereiken dan een stabiele staat samen
met het neutrale van de
alomtegenwoordige tijdruimte. En
dat neutrale
laat zich dan herkennen in de vorm
van het neutrondeeltje. De
uitvinder
Joseph Newman spreekt in zijn
video 'Cut the
cost of oil' van 'gyroscopische
elektromagnetische
deeltjes' die met een dwars
op een spoel bewegende magneet in
een
bepaalde richting meer stroom uit
die spoel opleveren dan er nodig
is
om de magneet te draaien, omdat ze
dan vanuit de buitenruimte
aangetrokken door de draaiende
magneet polariseren. Het is een
energieproductie die met een
draaiende magneet twee kanten
oploopt en
zo overunity te zien
geeft. In één richting zien
we slechts een transformatie van
de kinetische energie in
elektrische
energie als we de terugloop van
wat de uitvinder Gray 'negatieve
energie' noemde als storing via de
aarde laten wegvloeien. In het
Aether
Physics model spreekt men in
samenhang met het graviton over
een 'aether-unit'
met een
intern tegengestelde
tijdrichting dat
bestaat uit een positief proton en
een negatief
elektronaspect dat zich
kwantummechanisch spiegelt met een
antiproton
en een positron (afbeelding
rechts). In die etherunit van het
rondraaiende veld dat de ruimte
vormt, is er dan volgens het
Aether
Physics model sprake van drie
polariteiten: de
elektromagnetische, de
elektrostatische en de
gravitationele kracht (afbeelding
rechts). Waar
het model spreekt van een reverse
time (zie afbeelding
rechts),
moeten we echter een kanttekening
plaatsen: de tijd gaat natuurlijk
niet terugwaarts, ze verandert
alleen van richting. In hoofdstuk
twee
zeiden we al dat er lineaire en
cyclische tijd is. De cyclische
tijd is
het resultaat van het veranderen
van richting van de lineaire tijd
van
een naar buiten uitdijende, 'forward'
richting van de energie
van het universum naar een naar
binnen gerichte 'reversed'
richting waarmee de materie
uiteindelijk in zichzelf stort in
een zwart
gat. Omdat de uitdijing overweegt
ontstaat er echter een evenwicht
in
de vorm van de tot inertie bewogen
energie van de nog steeds wel
dynamische materie die tussen de
uitdijing en aantrekking zijn
bestaan
vindt: de cyclische tijd. Dus uiteindelijk
kennen we de orde van de
tijd in drieën: de twee
vormen van lineaire tijd en de
cyclische tijd. De drie stroken
met de drie vormen van ruimte en
dus
ook met de drie vormen van de
ruimte-energie waar we met de
ethertechnologie mee bezig zijn en
die we in hoofdstuk twee eveneens
hebben uitgeduid. Nulpuntsenergie
staat zo voor de 'forward' time,
vacuüm-energie staat voor de
'reverse' time en de radiant
energy staat voor het
fenomeen van de cyclische tijd.
De
uitdijing strookt met de kosmische
nulpuntsenergetische tijdruimte,
de
aantrekking met de universele
vacuümruimte van een
sterrenstelsel
en de cyclische tijd is de tijd
beschreven door de lokale gekromde
ruimte van om elkaar
heendraaiende, elektromagnetische,
radiant-actieve
hemellichamen.
De
cyclische tijd is de tijd van de
materie dus en zo
zijn we dan, wetenschappelijk
bezien, materieel gebonden aan de
tijd
beschreven door de zon, de maan en
de sterrenhemel. Dat samenstel van
natuurlijke ritmen vormt dus de
'meesterklok' die door alle
mensenklokken slaafs gevolgd dient
te worden zoals men in de
achtiende
eeuw in Frankrijk ook sprak van
meester- en slaafklokken op een
lokaal
ofwel plaatsafhankelijk niveau van
tijdmeten. Volgt de klok niet
slaafs
de natuur, dan zijn de mensen zelf
de slaven van het
cultuurneurotische,
standaardtijd-politieke ego tot ze
hun lesje
geleerd hebben. Je kan immers pas
vrij met de orde van de tijd zijn
als
je die orde eenduidig voor je
ziet, anders kan je niet kiezen
overeen
te stemmen of niet. Niet het
ontkennen of weerstreven met
tijdzones en
gemiddelden van de natuurlijke
orde is de vrijheid, maar het
individeel
naar omstandigheid improviseren
erop. In een systeem van
ontkenning is
er slechts de onbewuste
dwangmatigheid van in orde willen
zijn met een
systeem dat feitelijk zelf niet
overeenstemt; dat voelt nooit
lekker,
en dat geeft psychische problemen.
Om die problemen op te lossen
moeten
we terugkeren naar de natuurlijke
orde van de tijd. Het is
individueel
- maar niet collectief - eenvoudig
te doen met een
klok en een
kalender die met de zon en de
maan
meelopen, maar
het gaat hier
nu om meer, het gaat om de totale
wetenschappelijke manier van doen,
het denkmodel, het paradigma van
omgaan met de fundamentele
natuurkrachten van de tijd, de
materie en de ruimte. Het
energieconcept
van onze culturele, gemanipuleerde
tijd is te destructief geworden,
verkeert teveel in strijd met de
natuurlijke werkelijkheid. En
daarom
zijn we op zoek naar de juiste
methode om dat probleem en ook het
psychische probleem dat erbij
hoort op te lossen. Met het
relativisme
zijn we vastgelopen met
kerncentrales die niet duurzaam
functioneren en
duurzame methoden die niet
efficiënt genoeg zijn. Uranium
raakt
uitgeput, de zon schijnt niet
overal en altijd even fel e.d. De
speurtocht naar een werkbare
wetenschapelijke formule op basis
waarvan
we naar behoefte vrije energie
kunnen genereren uit de ruimte, de
meest
ideale vorm van duurzame energie,
komt dan ook neer op de speurtocht
naar de operationele definitie van
wat je tijdenergie zou kunnen
noemen, de energie die het
resultaat is van de werking van de
verschillende krachten - het
expanderen, contraheren en roteren
- van
de tijd in samenhang met het
krachtveld van de ruimte, de
ether. Een
ethermachine is feitelijk een
tijdmachine die zo efficiënt als
mogelijk werkt op basis van de
neiging van de natuur tot rotatie.
We
zijn op zoek naar een nog niet
ontdekte natuurwet van de
tijdenergie.
Die wet formuleert het verband van
de parameters van de rotatie die
een
intrinsiek gegeven van de
materiële natuur vormt en die
steeds
voor ons klaarstaat. We hoeven die
rotatie alleen maar op de juiste
manier, op deze wetmatige manier,
aan te spreken of te ontketenen
met
onze ethermachine. We doen dus met
zo'n machine niet een rotor
draaien,
we staan die rotatie waaruit we
elektriciteit willen genereren
meer
gewoon toe of geven die de juiste
kans. Die rotatie van de
tijdenergie
is eigen aan de ether-eenheid die
de niet-materieel manifeste basis
vormt van alle materiële
manifestatie. De ether-eenheid
evolueert
met de cyclische tijd opgesplitst
in moleculaire, elektromagnetisch
samenklevende dipolen van kernen
en elektronenwolken die allen spin
ofwel draaiing hebben. Zo hebben
de ethermachines dan iets weg van
klokken: ze moeten allen de
verhoudingen van de ruimte-energie
timen om
zo de drift, de dynamiek ervan te
vangen en om te zetten. Aangezien
we
de evolutionair in de natuur
opgesplitste gravitonen kunnen
aanduiden
met de term elektromagnetische
materie kan men in principe zo
bezien
dus met een machine uit de vrij
vanuit het vacuüm beschikbare
gravitonen als de grondstof in
combinatie met de lineaire energie
van
het neutron alle vormen van
energie en materie scheppen. De
replicator
van Startrek werkt op
vacuümenergie. In de koude fusie
experimenten zien we al een soort
van alchemie, of transmutatie van
elementen, ontstaan met het
onverwacht in het vat ontstaan van
atomaire
deeltjes die er voorheen niet
waren.
Samenvattend
is er een hiërarchie van
deeltjes: a - het
tijddeeltje van pure energie, b
- het
graviton dat een dubbelspin
'onzeker' energie deeltje is van
een
dubbele, voorwaartse en omgekeerde
tijd, en ten slotte c -
dan
de zich manifesterende
drievoudigheid van die energie in
de wervelingen
van de normale deeltjes die atomen
vormen, atomen die dan niet meer
virtueel zijn maar zichtbaar,
atomen die gemanifesteerd een
bepaalde
verhouding zijn aangegaan die we
kunnen terugvinden in het periodiek
systeem der elementen. En zo
komt de energiekwestie dan neer op
een zekere ordening van de tijd
zoals een Pythagoras-boom groeit:
als een zich steeds verder opsplitsende
fractal, of als
de graancirckel naar links en
rechts bovenaan
de pagina.
Laten we
deze fundamentele gedachtengang
voor
het nieuwe paradigma nog een keer
doorlopen: in het begin van de
schepping is er eerst het niets,
'het slapen van God' zeg maar, dan
is
er 'wakker' de lineaire tijd van
de uitdijende tijdruimte: de
donkere
energie, de pure tijdenergie die
enkel maar lineair de uitbreiding
is.
Dan ontstaat uit die lineaire
tijd, door een verstoord
evenwicht, door
een gebroken
symmetrie, een
tegenkracht, de cyclische tijd,
als een
opsplitsing t.o.v. die oerether.
Zo ontstaat dan vanuit de
tijdruimte
de driedimensionale ruimte die vol
is met gravitonen of wervelingen
van
de cyclische tijd, pure
tijdwervelingen dus van de
oerether. Deze
laatste fase van lichtmanifestatie
is wat in de tijdlijn wordt
weergegeven van het kosmisch
bestel zoals de huidige wetenschap
die
zich die voorstelt. Daarin is er
manifestatie vanaf het begin en is
de
donkere energie er pas later. Maar
in een hiërarchische visie
zoals hier gepresenteerd gaan er
fasen aan vooraf en gaat de
donkere
energie vooraf aan de
manifestatie. Deze gaat van E=T.e2
naar E=T.d2: de tijd
die expandeert (e2)
wordt
eerst driedimensionaal (d2).
Dan pas materialiseert
vervolgens de materie zich als een
verdere opsplitsing van de
gravitonen in de universele
(secundaire) ruimte: ze vormen dan
de
lokale ethersferen van de gekromde
(tertiaire) ruimte.
De
tijdlijn van
het kosmisch bestel vanaf de Big Bang volgens
het oude model
Dit is
in
overeenstemming met de natuurkundige
bewering "it appears possible
to regard curved spacetime as
consisting of a condensate of
gravitons"
die
we
vonden in de
wikipedia onder
het lemma quantum gravity. De
initiële uitdijing strookt met de inflatietheorie
van Gurth uit 1981. Van E=T.d2
zijn we met de
manifestatie van de materie dan
aangeland bij E=M.C2: de
tijdenergie E is de materie M die
gebonden is aan de lichtsnelheid (C2)
die
dan
lokaal bepaald is, die dan
afhankelijk is van de afstand tot de
singulariteit waar ze naar terug wil
keren om haar oorspronkelijke
energetische evenwicht te vinden. Zoals we
al eerder zagen is de
constante lichtsnelheid in het
nieuwe
paradigma een relatieve constante en
niet een absolute constante. Het
is namelijk de factor tijd die de
constante van verandering vormt in
de
drie basisvergelijkingen om de
verschillende energievelden van de
relatieve ether te omschrijven. De
drie vormen van ether, die van de
expansie (e2), die van de
dimensionaliteit (d2) en die van de
lichtsnelheid in relatie tot de
manifeste materie (C2) , zijn er dan
als de respectievelijk neutrale,
positieve en negatieve deeltjes
waaruit onze normale materie is
opgebouwd. De uitbreiding blijft dus
constant bestaan en zo groeit dan alle materie
en ruimte constant, ook al
blijft de verhouding hetzelfde. De
afstand tussen de aarde en de maan
die ieder jaar met enkele
centimeters toeneemt zou als maat
voor die
groei kunnen dienen. Er worden
steeds neutronen gevormd uit de
toename
van de oerether die zich met de
vrije gravitonen van de ruimte tot
materie vormen. Die nieuwe materie
vormt atomair een kloon van alle
bestaande vormen van materie die dan
relatief dezelfde vorm houdt. Op
de planeten kan men de tekenen ervan
zien in de vorm van scheuren in
het oppervlak. Ook op de maan kan
men dergelijke striae of scheuren
zien naast de richels van enkele
kilometers lang die een miljard jaar
geleden ontstonden toen
de
maan
tijdelijk kromp en afkoelde.
Na [en voor] een aanvankelijke
krimp kan er heel goed een expansie
hebben doorgezet. Deze visie biedt
eveneens een alternatieve verklaring
voor de drift der
continenten op aarde die zich
makkelijk tot een sluitende bol
laten samenvoegen zoals de striptekenaar
Neal Adams dat op zijn
website toont. De
theorie stamt van de australische
geoloog Samuel Warren Carey
(1911-2002) die in vergetelheid is
geraakt
met de nu heersende theorie van de
continentale subductie, het
uitrekken en over elkaar
heenschuiven van de continentale
platen onder
invloed van convectiestromen in de
aarde. Die theorie kon de toename
van het water niet verklaren. Maar,
als het hele universum zich steeds
verder uitbreidt meer dan hij
samentrekt, hetgeen een bewezen en
aanvaarde zaak is binnen de
heersende natuurkunde, waarom zou
dan niet
een planeet uitdijen? Het is gewoon
logisch. Met de uitdijing van alle
materie voor ogen zien we de meren
en rivieren uitgroeien tot oceanen
en de landmassa's uiteendrijven als
een te krappe korst rondom een
japans nootje. In magnetisch opzicht
vormt de hele schepping met die
constante uitbreiding zo een
gigantische monopool die de basis
vormt
voor de winning van de vacuüm- of
etherenergie. Er is steeds vrije
energie omdat er steeds de beweging
van de uitdijende manifestatie is
die wil terugkeren naar zijn
oerbron, naar zijn singulariteit.
Het is
met de interactie van de drie
basisvormen van de ether in de vorm
van
de elementaire deeltjes een
dynamisch krachtenspel van uitdijing
en
samentrekking, een soort van
constante integriteitsspanning van
alle
materie in de lokale ether die op
weg naar haar oorsprong dan onder
invloed van die constante druk in
een cyclische beweging verkeert in
de
vrije ruimte. Die lokale ether vormt
daarbij een soort van vierde,
holistisch materiedeeltje dat de
integriteit van de verhoudingen van
de
uit protonen, neutronen en
elektronen opgebouwde materie en de
ruimte
behoudt: dat deeltje dopen we dan
hierbij met de benaming van het integron.
Voorafgaand
aan
de manifestatie bestaat de ruimte
uit gravitonen en
universele etherdeeltjes, de
virtuele plus- en mindeeltjes die
Tom
Bearden de fotonen en antifotonen
noemt. De gravitonen splitsen zich
bij de manifestatie van de materie
in protonen en elektronen en het
universele etherdeeltje, de
tegenhanger van het graviton,
splitst zich
dan in een lokaal etherdeeltje of
een naar integriteit strevend
integron en een neutron dat de
lokale representatie van de
uitdijende
oerether vormt. Zo vormen de vier
elementaire deeltjes samen met de
relatieve, dynamische ether dan een
parallel voor de vier basiskrachten
die de natuurkunde kent: de
zwaartekracht (het
graviton), de elektromagnetische
kracht (de
elektronen en protonen), de sterke
kernkracht die alles
bij elkaar houdt (het integron) en
de zwakke kernkracht (het
neutron dat steeds tot verstrooiing
en
verval leidt op den duur). In één
adem gezegd: eerst is
er de tijd, dan de werveling ervan
en dan de opsplitsing ervan in de
drie basisdeeltjes van de materie
plus een holistisch
integriteits-effect dat ook wel als
het lokale etherdeeltje of integron
te beschrijven is. De etherdeeltjes
zijn steeds deel en geheel, zijn 'part
and
parcel', of holondeeltjes - naar het
holon zoals het hongaarse
multitalent Arhur Koestler
(1905-1983) en meer
recent de holist Ken
Wilber het als
een filosofisch begrip verdedigden.
Het in onze theorie drievoudige
holondeeltje van de ether
(drievoudig op de drie niveau's van
manifestatie van de ether) staat
model voor de individualiteit van
alle
organismen, of voor de integriteit
van de materieel manifeste personen
die we zelf zijn. Waar Wilber
spreekt van vier kwadranten in dit
opzicht die staan voor de dimensies
van het individuele versus het
collectieve en het interne versus
het externe, onderscheiden wij hier
de zaak meer in termen van de
kwantiteit en kwaliteit (resp. het
individueel/sociale tegenover het
concreet/abstracte) in de velden
van handelen die de
integriteit van een persoon in
samenhang met de orde van de tijd en
de
krachten van de ether moeten
garanderen. Per slot van rekening
gaat het
in de beschrijving van de manifeste
wereld om het opheffen van de
illusie die een verschil tussen de
binnen- en de buitenkant vormt. Het
gaat om de orde van het leven, om de
orde van de tijd die feitelijk de
materie vormt, de materie die we in
relatie tot de ruimte kennen als
een etherisch krachtenspel.
De evolutie
verloopt dus, samenvattend, van de
potentiële tijdenergie, via het
stadium van de reële,
'dubbele', gravitatie-energie naar
het eindpunt van de
elektromagnetische uitgesplitste, en
holistisch integer gehouden,
manifeste energie van de materie.
Iedere evolutionaire stap toont een
nieuwe vorm van de relatieve ether
die in interactie dus de hele
manifestatie vormt: de oerether, de
universele ether en de lokale
ether, of zoals Einstein het zegt:
de tijdruimte, de normale
driedimensionale ruimte en de kromme
ruimte rondom hemellichamen. Als
we teveel op de holondeeltjes letten
zijn we holisten, maar als we de
tegenhanger van die deeltjes met de
deeltjes van de normale ether
bezien en achting hebben voor de
energetische effecten met de tijd in
de veden van handelen die dat geeft,
zijn we filognosten,
mensen die zich ook spiritueel
kunnen verenigen in de liefde voor
de
kennis. En deze hiërarchische
redenering is dan in overeenstemming
met de conclusie van de vele
klassieke wijzen en geleerden uit
het
verleden die net als Descartes
steeds beweerden dat alle materie
een
omvorming van de ether is. Zo stelt
Vyâsadeva in de Brahmâ
Sûtra (Adh2. P3: 1-7) dat de -
pradhâna of
ongedifferentieerde - ether het
eerste effect van de schepping is
waarna toen de overige elementen van
eerst de lucht (de 'damp'), en
toen het vuur, het water en de aarde
van de lokale orde verschenen (Bhâgavata
Purâna 3.5: 32-36).

Een
tektonische
breuklijn op de maan die een
aanduiding vomt voor de constante
groei
van planeten en andere
hemellichamen.
Dat wat
antimaterie heet en door de moderne
natuurkunde wordt gepostuleerd als
een noodzakelijke tegenhanger van de
materiële ontwikkeling van de
tijdenergie als hiervoor beschreven,
Wilbers binnenkant zeg maar, moet
een overeenkomstige evolutie
doorlopen. We kunnen met onze
hiërarchische indeling dan niet
werkelijk spreken van een
anti-universum. Het materiële is tot
dezelfde oerbron terug te voeren als
de antimaterie. Beiden streven
naar eenheid en vormen slechts een
primaire dualiteit in het universum,
een dualiteit die we reeds in de
oudste geschriften van de wereld als
een noodzakelijkheid aantreffen.
God, als de integriteit van het
grote
geheel, als een persoon, zou er
vanaf het begin van de schepping
zijn
volgens de antieke opvattingen. Die
God kan je dan niet zien en is
tijdloos. Het spirituele met God
vormt de tijdloze tegenhanger van de
materie die echter ook van God komt.
De materie vormt het zichtbare
lichaam van de God die stelt dat je
niet je lichaam bent, de materie is
de gigantische gedaante van de virâtha
rûpa, zo
stelt the Bhâgavata Purâna
in 2.1. Die God
vormt het zelfbewustzijn als
de tegenhanger van de tijdruimte. En
dat zelfbewustzijn laat zich pas
in tweede instantie kennen als een
dualiteit van een ego in
relatie tot de eeuwige gelukzaligheid
en liefde van God. Het
ego, of ik-besef dat
niet-geïdentificeerd met de materie
ook wel
de individuele ziel heet, kent men
in derde instantie, d.w.z. nog weer
een niveau van manifestatie verder,
met de twee elementen van de geest
en de intelligentie via het
proces van vereenzelviging, een
proces dat men soms het vervalsen
van het ego noemt (ahamkâra).
De
tegenhanger
daarvan wordt gevormd door de
dualiteit van man
en vrouw, de god en de
godin, die in de zaligheid hun
liefdesleven hebben. En die liefde
moet, voor de ongeziene God gaand,
weer terugkeren naar een
gemeenschappelijk zelfbewustzijn,
een
zelfbewustzijn dat geregeerd wordt
door de Superziel van de
oorspronkelijke persoon of
integriteit van het universum. De
geest
wordt dan in de meditaties de vijand
die met de intelligentie
onderworpen en naar binnen gericht
weer via het ware ik-besef naar het
zelfbewustzijn moet worden geleid.
En dat zelfbewustzijn is dan weer
terug te voeren is op de oereenheid
van God, de oorspronkelijke ziel
die natuurkundig de singulariteit
heet.
En zo is er
dan een even zo complexe,
parallelle, geestelijke of
spirituele werkelijkheid die meer
als een
tijdloze verscheidenheid boven of
naast de materie staat als de
reflectie erop dan dat die
werkelijkheid tegen de tijd gekeerd
zou
zijn. Aldus spreken we van een
materiële wereld en een spirituele
wereld, een fundamentele dualiteit
van leefwerelden waartussen men zich
in het leven beweegt. Als we een
theorie van alles willen hebben,
moeten deze werelden in deze
hiërarchisch-structurele visie op de
persoon en de materie, in dit nieuwe
paradigma voor de wereldorde,
worden gecombineerd zodat iedereen
er een plaats in heeft, zodat een
ieder gerespecteerd kan worden en
conflicten daarmee beëindigd
kunnen worden. Zo spreekt ook b.v.
een celbioloog als Bruce Lipton van een
nieuw paradigma waarin de wetenschap
en de
spiritualiteit convergeert nadat hij
ontdekte dat het celmembraan van
een cel in een organisch lichaam
informatie overdraagt op de
celinhoud,
m.a.w. dat wijzelf alsmede onze
plaats in het universum onze fysieke
materiële orde bepalen, ook op
celniveau, en dat de genen ons niet
zozeer commanderen maar meer als
dienaren voor ons klaar staan. De
eiwitschakelaars die ons leven
beheersen zo vond hij,worden primair
beheerst door prikkels van buiten de
cel, door onszelf, door de
omgeving, door het universum. De
beide werelden hebben elkaar nodig
en
kunnen niet zonder elkaar bestaan,
precies zoals de ruimte niet zonder
de materie en de tijd kan bestaan en
de oude natuurkunde het ook niet
kan stellen zonder de antimaterie.
Het geheel van de hiërarchische
deeltjestheorie laat zich dan als
volgt weergeven:
Uitgaande
van één ziel of alles
verbindend zelf dat ten grondslag
ligt aan de verstrengelde
geestelijk/materiële kwantum
werkelijkheid van wat we ook kennen
als Ervin Lazlo's
informatiedragende Akashaveld of het
Aeonen-spel, het spel van de
complexe relativiteit van de
hiërarchische 'conische matrix' van
de psychomaterie van de
ruimtetijd zoals geformuleerd in de
Aeonentheorie van de franse fysicus
Jean Emile Charon
(1920-1998), komen we met de HDT uit
op een
pyramide die de gehele werkelijkheid
beschrijft en daarbij een
alternatieve visie biedt op de
ontwikkeling, functie en betekenis
van
het bewustzijn en de evolutietheorie
zoals we die anders zijn gaan
bekijken sedert Theilhard de Chardin
(1888-1955) het had over de evolutie
van ook
het bewustzijn (zie ook een lezing
van Gerrit Teule - 'Wat
Darwin niet kon weten' -
n.a.v. zijn boek hierover). Het is
in feite een dubbele Tetraktys, een
dubbele 1-2-4-8 versie van het
pythagoreïsche 1-2-3-4 symbool voor
de kosmos. In deze driehoek, die in
de HDT voor zowel het manifeste als
het niet-manifeste staat, toont zich
de orde van het geleidelijk in
opeenvolging vanuit de monade
evolutionair ontstaan van de diade,
de
triade en de tetrade als de
basisverdeling van de schepping.
Respectievelijk staan die vier
traditioneel voor de singulariteit
van
het oerbegin van het hebben van o
dimensies, de eenheid; de
tweevoudigheid van één dimensie, van
een lijn, van de
polariteit van de wereld; de
drievoudigheid van twee dimensies, een plat
vak, een
vergelijking van polariteiten in het
woord; en de viervoudigheid van
het hebben van een driedimensionale
wereld bestaande uit de vier
basiselementen of basiskrachten der
natuur. De esoterische Pythagoreërs
zworen op dit symbool van
de eeuwige
vernieuwing zelfs een eed:
Ik
zweer bij Hem
die in onze zielen
de heilige Tetraktys heeft
geplant,
de bron van de Natuur wier
oorzaak Eeuwig is.
(Ou
ma ton
hameterai geneai paradonta
Tetraktun, Pagan aenaou
Phuseôs
Rhizôma t' ekhousan).
Voor het
nieuwe energieparadigma dat we
modern begrijpen als een theorie
van de kwantum-zwaartekracht, hebben
we het etherbegrip dus absoluut
nodig, d.w.z. het etherbegrip van
de Einstein van na 1920 dus die de
ether als zijnde relatief
verdedigde, omdat het begrip van
de ether
simpelweg in één enkele term de
verzameling van de
natuurkrachten en velden - of
'tijdruimte-deuken' beschrijft
zoals we
die hiervoor beschreven hebben bij
het bespreken van de natuurlijke
oerbronnen van de energie die
verder niet tot een andere bron te
herleiden zijn. De verzamelterm
voor de natuurlijke energiebronnen
waar
we uit putten met een directe
omzetting i.p.v. een indirecte
transformatie van de energie die
vrij voorhanden is in de natuur,
zo
stellen we hier dus voor, is de
ether, de ether die we samen met
Einstein dan definiëren als de
ruimte met materiële
eigenschappen of als een
krachtveld en niet zozeer als een
uniforme
alomtegenwoordige substantie. Met
de nieuwe machines kunnen we zo
dan
spreken van ethermachines.
Deze machines, zoals in het vorige
hoofdstuk besproken, betrekken
zich op één van deze drie
basis-ethervormen, dan wel op een
combinatie of interactie van de
fundamentele natuurkrachten met
dezen - het duidelijk stellen van
deze
zaak vereist nadere precisering en
onderzoek.
De nieuwe
manier van denken moet
uiteindelijk
de verschillende effecten die door
de uitvinders werden gevonden
verklaren. Er moet een antwoord
gevonden worden op de vraag hoe
we,
naast wat we zagen in de afdeling
onverklaarde fenomenen (UFO's,
Graancirckels en Aliens), in één
samenhangende visie de
bevindingen kunnen verklaren van
de besproken experimentele
effecten.
i)
Het Stubblefield-effect
van elektriciteit opgewekt uit
het
magnetisme van de aarde.
ii)
Het Keely-effect
van energetische processen en
antigravitatie uit het
beheersen van
geluidsfrequenties.
iii)
Het Reich-effect
van orgone energie uit
kristalconfiguraties met
buizen en
temperatuurverschillen tussen
organische en anorganische
stof.
iv)
Het
radiant Tesla/Moray-effect
van de energie van zich
elektrisch
uit de natuur opladende platen
of staven die eventueel
bestaan uit
verschillende metalen of
legeringen.
v)
Het Papp-effect
van zich met een impuls
ontladende edelgassen in een
drukkamer.
vi)
Het Gary/Finsrud-effect
van continue beweging door het
tegen elkaar uitspelen van de
magnetische kracht en de
zwaartekracht.
vii)
Het Gray/Johnson/DePalma/Tewari/Bedini/Bearden-effect
van een magnetisch overunity-moment
met een terugwaartse
energiepiek die volgt op
onderbroken
(elektro-)magnetische velden
in
motoren werkend op basis van
(elektro-) magneten.
viii)
Het
elektrostatisch Baumann-effect
van overunity
statische
elektriciteit opgewekt via een
Whimshurst-achtige opzet
gecombineerd
met een opslag-eenheid.
ix)
Het
koude fusie plasmaproces, dan
wel het met stalen elektroden
elektrolytisch realiseren van
een Meyer/Williams/Kanarev-effect
van met overunity
gewonnen HHO-gas of Browngas
uit zuiver water
zonder elektrolyten, met
inbegrip van de eigenschappen
van
ontbrandbaar, geladen water of
waterdamp.
x)
Het
Schauberger/Frenette/Griggs
vortex-effect van
energie gewonnen uit
wervelingen van water, lucht
of olie.
xi)
Het Huchison-effect van
antigravitatie met
elektromagnetische
vibraties en energie uit
samengeperste kristallen.
xii)
Het Searl/Sweet-effect
van energieopwekking en
antigravitatie door trillende
magneetvelden dan
wel roterende, diallel
gearrangeerde en elektrisch
beheerste
magneetvelden.
Overeenkomstig
de
theorie kan er ten eerste een
primair effect zijn als gevolg
van de
geestesinstelling van de
onderzoeker. Het komt nogal eens
voor dat de
effecten moeilijk te repliceren
zijn of instabiel zijn, zelfs in
handen
van de uitvinder zelf. Er is een
constante overtuiging en een
goede
experimentele discipline voor
nodig om alles te kunnen
overzien en
beheersen in het
wetenschappelijk grensgebied dat
door dit veld van
onderzoek wordt gevormd. De
invloed van de factor tijd en
regelmaat
moet niet worden onderschat
omdat deze moeilijk, ook
natuurkundg, kan
worden losgezien van de
elektromagnetische sfeer waar de
onderzoeker
zelf met zijn lichaam en
conditioneringen deel van
uitmaakt. De
effecten van Johnson, Huchison,
Sweet, Keely en ook dePalma naar
het
schijnt vormen een voorbeeld van
problemen hebben in deze
categorie.
Het effect van de instelling
waarmee men onderzoek doet
strookt met een
bevinding van de kwantumtheorie
waarin de invloed van de
experimentator
niet kon worden uitgesloten. In
het z.g.
dubbele-spleetexperiment (zie
afbeeling rechts, video)
gedragen elektronen, fotonen en
zelfs
sommige moleculen zich als
golven met een
interferentiepatroon alsof ze
deel uitmaken van de ether, als
ze door twee spleten worden
gestuurd.
Maar toen men ging observeren
met metingen wat er precies
gebeurde,
gedroegen zich opeens als
deeltjes zonder dat
interferentiepatroon. De
meting bepaalde dus de uitslag
van het experiment, de ether
bewees zich
niet als men die probeerde te meten. Dit geeft
te denken voor het werken
met onze ethermachines. Met de
nieuwe benadering is dus, zoals
Tewari
dat ook bespreekt, een zekere
geesteshouding in samenhang met
een
zekere tijdorde en discipline
van ruimtelijke en materiële
zelfbeheersing onmisbaar. Als er
geestelijk, intellectueel ook,
geen
orde wordt gehouden of een
zekere logica of rede wordt
gevolgd, zal ook
de hiërarchische logica aan de
materiële kant zijn
ondergraven en de intelligentie
op dat punt ook niet goed
functioneren.
Omdat de onderzoeker, en later
ook de gebruiker, deel uitmaakt
van de
toepassing moet hij zijn
methodologie van onderzoek,
onderwijs en
gebruik aanpassen. Het is een
probleem dat ook tot het
gedragswetenschapelijk onderzoek
van de psychologie behoort. We
mogen
op dit punt aangeland zeggen dat
wij met onze lichamen zelf
ethermachines zijn die
interacteren met soortgelijke
mechanische
constructies. Het uitvinden van
een zelflopende ethermachine
staat min
of meer gelijk aan het
ontwikkelen van zelfkennis en
zelfverwerkelijking in een
emancipatieproces. Men
ontwikkelt een
systematiek met de ether die pas
reëel is als men zich ernaar
gedraagt, met een mechanische
toepassing erbij of niet. We
denken
hierbij aan de manier waarop het
Baumann-effect (viii) in
de
wereld bestaat. Sommig
energiegebruik vereist kennelijk
een zekere
geestelijke discipline en
saamhorigheid met de ether en zo
kan het heel
goed zo zijn dat we aan onze
vier argumenten voor het niet
zonder meer
doordringen van deze technologie
tot het grote publiek ook dit
argument
moeten toevoegen als een
aanhangsel bij met name argument
1: de
discipline met de tijd en de
ether van onze gemeenschap
voldoet
misschien niet aan de
voorwaarden waaronder we deze
technologie kunnen
toepassen. Het is misschien geen
toeval dat ondergetekende zelf er
een
alternatief tijdbewustzijn op
nahoudt en zo in staat is (tot
op zekere hoogte) orde in deze
zaak te
brengen. Het klinkt niet
onlogisch dat het doordringen
van deze nieuwe
technologie in de wetenschap ook
afhankelijk is van de discipline
van
de wetenschapper zelf. Zolang
die discipline niet verbetert
zal het
resultaat van de arbeid en het
lot van de wereld dat ermee
samenhangt
ook niet verbeteren. De wereld
is er pas beter aan toe als we
ons beter
gedragen ermee. Vanzelf. Het
lijkt erop dat het is zoals
prof. Kanarev
het stelt: als we tijd, ruimte
en materie niet als een heilige
drie-eenheid van de natuurkunde
behandelen, dan vervallen we,
ook
wetenschappelijk, in de
incoherentie en de chaos van
geïsoleerde
verschijnselen die
paradigmatisch niet te overzien
zijn en die zo de
zaak dan meer doen lijken op een
individuele vaardigheid dan op
een
vorm van techniek of wetenschap
die onafhankelijk van personen
functioneert. Zonder verenigd te
zijn in een goede tijdorde en
beheersing van de krachten van
de relatieve ether (zoals
een
yogi
dat kan) geeft
men
het mogelijkerwijze te snel op
zich op dit gebied te
ontwikkelen, is
men makkelijk het slachtoffer
van een zekere psychische
problematiek
die voortkomt uit de spanning
tussen de natuurlijke
tijdconditioneringen en de
cultuurgebonden
tijdconditioneringen, en
bouwen we niets op en verliezen
we zelfs
de synergie om samen te leven
omdat de energie of aandacht
naar
'elders' gaat. En daardoor
vervallen we dan in ongeloof en
scepticisme
en zijn we weer terug bij
argument nummer één van de vier
hindernissen. Als
we aan de
spirituele kant van de
tijdverschijnselen van de
relatieve ether
rekening moeten houden met
verschillende niveaus en
methoden van
onszelf beheersen met de
krachten van de ether, zijn er
dan er aan de
materiële kant vanzelf ook
verschillende soorten van
ethermachines
of andere omvormingen van de
primaire energie die afhankelijk
zijn van
en geschikt zijn voor
verschillende personen en
gemeenschappen. Een
heilige kan soms uit zichzelf
leviteren - iets waar de Paus
een hekel
aan heeft overigens - terwijl
een gewone burger allicht een
speciaal
vliegbewijs moet behalen om een
antizwaartekrachtvoertuig te
mogen en
kunnen besturen. Laten we een
poging wagen in de richting van
de
beschrijving van de mogelijke
vormen van begrijpen en
beheersen en zo
de verklarende capaciteit van
onze hiërarchische
deeltjestheorie
(HDT) beproeven. We
recapituleren daarin deels het
voorafgaande
en zijn dan speculatief en
abstract in het trachten te
ordenen en
verklaren van de effecten van de
ethermachines en het toekennen
van
eigenschappen aan de
verschillende krachten en
deeltjes der materie die
een rol spelen in de processen.
Het nu volgende is dus een
voorlopige
beschrijving, een eerste
inschatting of algemene
basisschets van de
orde der natuur waar we mee te
maken hebben. We willen hier
niet direct
de hele kwantumfysica bespreken
met al haar fijne
onderverdelingen. Dat
is aan de theoretische
natuurkunde.
Het
begrip ether is, zoals we het in
eerste instantie normaal kennen
met de radiotransmissie, van
toepassing
op de verschillende krachtvelden
zoals we die om planeten en
sterren
aantreffen. Dit eerste etherbegrip
is afgeleid van wat Einstein de
kromme ruimte noemde, de 'deuken'
in de tijdruimte, en hiermee
spreken
we dus van de lokale ether.
Volgens de HDT is de kromme ruimte
van de
lokale ether niets anders dan het
restproduct van het
materialisatieproces waarin
gravitonen polariseren. De lokale
ether
(het integron) vormt de
integriteit van atomen die bestaan
uit
protonen, elektronen en neutronen.
Het integron vormt als het ware de
oppervlaktespanning van de
materiële wereld. Het neutron is
het
anti-integriteitsdeeltje dat als
tegenhanger van het lokale
etherdeeltje of integron de
protonen en neutronen gescheiden
houdt in
de kern van het atoom. Het neutron
wil van de cyclische tijd van een
lokaal materieel deeltje een
lineair tijddeeltje maken. Het
neutron zou
je ook een anti-integron kunnen
noemen. Het neutron is als het
ware een
klein stukje van de holistisch
doorgedrongen lineair expanderende
tijdruimte die in India
pradhâna wordt genoemd. De
polariteit van het atoom
verhindert dat het neutron en het
integron van
de lokale ether elkaar opheffen en
opgaan in de universele ruimte. De
zwaartekracht om een planeet heen
is het resultaat van de som van de
kracht van het integron - een
relatieve maat die afhankelijk is
van het
univerum, en de paats daarin, waar
men zich in bevindt - en die
kracht
leidt tot een verdichting van de,
door de neutronen aangetrokken,
gravitonen, de individuele
etherdeeltjes die rondom de
materie dringen
die min of meer ermee onder druk
staat. Zwaartekracht is in feite
nulpuntsmagnetisme, de
unipolariteit van het vacuüm, een
universele monopool die bestaat
bij de gratie van het feit dat er
meer
uitbreiding dan inkrimping is in
het universum, en elektriciteit is
niets anders dan gepolariseerde
zwaartekracht. De ethermachine zet
zwaartekracht om in elektriciteit
door het lineaire integron van de
zwaartekracht cyclisch te maken.
Men maakt met zo'n machine dus van
de
gravitonendruk van het integron
bruikbare energie, men geeft
a.h.w.
gewoon een draai aan die
rechtlijnige ruimte-energie. Met
het
magnetisch polariseren van het
graviton zien we dan elektrische
verschijnselen en omgekeerd. Dit
is de HDT-visie op de relatie
tussen zwaartekracht, magnetisme
en elektriciteit waar we in
het
hiervolgende mee zullen werken
moeten. Bij de polarisatie van het
graviton vinden we in deze optiek
ook logisch gesproken steeds een
bipolair magnetisch veld, de
unipool van de ruimte, die zich
als het
integron van de zwaartekracht
manifesteerde, werd immers
gesplitst. Zo
krijgen we een idee van het
krachtenspel waar we mee bezig
zijn in deze
research.
De
individuele kracht, de
intensiteit van het graviton
noemen we even voor
het gemak op een schaal van vijf
normaal. De indeling bestaat uit
oneindig, hyper, super, normaal
en nul. De kracht van de
universele
monopool noemen we hyper en die
van de oorspronkelijke
tijdruimte
oneindig. De kracht van het
proton en het elektron noemen we
super, de
hyperkracht van de universele
ruimte en de normale kracht van
het
etherdeeltje middelen bij
polarisatie van het graviton tot
twee
tegengesteld draaiende
superkrachten die door het
neutron, dat als
deeltje geen effectieve kracht
heeft worden gescheiden
gehouden. De
enige kracht van het neutron
bestaat uit zijn vermogen
anti-integer of
dissipatief te zijn als de
lokale representant van de
tijdruimte, het
heeft in relatie tot de twee
andere materiële deeltjes geen
lading
of intensiteit. Het is een
antiholon deeltje dat alleen
bestaat in
relatie tot het integron dat een
tegengestelde tijdrichting of
massa
heeft en net als zijn
tegenhanger geen (cyclische)
kracht levert of
intensiteit heeft en ook geen
spin of lading heeft. Het
cyclische
noemen we een kracht omdat het
cyclische altijd is gekoppeld
aan
manifestatie, terwijl dat bij de
evolutionair oudere tijdruimte
en de
etherische tegenhanger daarvan
van de universele ether niet
zonder meer
zo is. Er kan dus massa zijn -
tijdrichting - zonder
manifestatie: donkere
energie. Het
lineaire vormt geen direct
bruikbare kracht, de naar
binnen en naar buiten gerichte
lineaire ruimte zijn min of meer
de
vader en de moeder van alle
krachten. Kracht en dus ook
intensiteit
manifesteert zich als een vorm
van weerstand tegen die ouders,
als een
bepaalde relatie van het
gemanifesteerde in verhouding
tot die
fundamentele lineaire dualiteit.
Het gemanifesteerde dat zelf
altijd
cyclisch van aard is, speelt er
als het ware een spel mee op het
raakvlak der existentie, het
membraan van het hier en nu dat
we de
werkelijkheid noemen. Een
ruimtedeeltje dat lading krijgt
zoals met een
magneet veld het geval is is dus
geen integron maar een graviton
dat
van zichzelf een chaotische
lading en spin heeft en een
normale
intensiteit. Graviton en
integron verhouden zich
verticaal. Je moet
niet horizontaal maar verticaal
denken om dit te begrijpen. Ze
kunnen
tot elkaar leiden zoals in de
chemie elementen samengaan of te
scheiden
zijn, alleen is men dan met een
hiërarchisch evolutionair
materialisatie/dematerialisatieproces
bezig. Als je neutronen in een
cycloton rondjaagt of met een
wapen inzet, krijg je daar dan
altijd
andere 'chaos-deeltjes' voor
terug die een mathematische
relatie
vertonen van de krachten die men
heeft ingezet. Men heeft niet
echt
ooit een apart neutron, maar
meer het effect van de
vernietiging ermee
of ervan. Evenzo kan men het
graviton niet als een
zelfstandig deeltje
aantonen in een
deeltjesversneller omdat het met
het verlenen van massa
en richting via de snelheid
gewoon geen graviton meer kan
zijn. De
machine vernietigt de definitie
van zo'n massaloos, chaotisch
ruimtedeeltje. We zullen hier
verder de beschrijving van de fijne
deeltjesfysica van bosonen en
fermionen buiten
beschouwing laten. Het gaat
allereerst om een algemene
schets van de logica van de
primaire
verhoudingen van de
natuurkrachten in de vorm van
deeltjes, niet om
experimenteel gevonden, min of
meer zelf geschapen,
uitzonderingen op
of verfijningen van die logica.
De
druk die de
gravitonen uitoefenen in de vorm
van het integron is er de reden
van
dat de ether relatief is en niet
homogeen. Het verschil tussen
het
integron en het graviton bestaat
eruit dat het integron een
lineare
functie heeft terwijl het
graviton cyclisch is. Het
lineaire integron
is de lokale vertegenwoordiger
van de cyclische universele
ether
waarvan het graviton het
individuele deeltje is dat
ronddraait (spin
heeft) en een dubbele polariteit
vormt in de vorm van het
afwisselend
positief en negatief 'schuimen',
'bubbelen' of 'koken' van de
ruimte
als zijnde een ongerichte of
'onzekere' (tijd)energie. Het
integron,
net als het neutron, is massa
zonder manifestatie, zij het dat
het
neutron een massa heeft die we
met één plus een nihiele
fractie zwaar noemen, terwijl
het integron slechts een nihiel
zware
fractie vormt die bestaat
dankzij de manifestatie. Het
nihiele is het
verschil dat voortkwam uit de
gebroken symmetrie van de
singulariteit
waar alles uit voortkwam sedert
het 'ontwaken van de schepping'
(waarom
een knal?); het nihile vormt het
verschil tussen alles (1) en
niets
(0). Het nihiele is de overunity
van het universum waar we op
uit zijn met de ethermachines.
Het is nulpuntsenergie die niet
direct
toegankelijk of bruikbaar is
zonder dat er een 'draai' aan
gegeven
wordt. Maar zeggen dat die
energie er niet zou zijn is
hetzelfde als
zeggen dat de zwaartekracht niet
bestaat. De zwaartekracht is de
normale manifestatie van de
nulpuntsenergie op lokaal
niveau. Daarom
hoort het zwaartekrachtwiel en
de machines van Gary en Finsrud
(vi)
die de zwaartekracht
verbijsteren met de magnetische
kracht, ook bij de
ethermachines. Het woord
zwaartekracht is in feite een
foute benaming.
Het
vormt
een paradox taalkundig: de
zwaartekracht is een kracht die
niet zomaar een effectieve,
inzetbare krachtbron vormt en is
zo ook
weer niet een kracht. Het is een
kracht die niet werkelijk een
kracht
is, maar slechts de ruimtedruk
of 'zwaarte'kracht vormt. De
kracht van
de zwaarte van iets is de
manifestatie van de
onevenwichtigheid van het
universum. Een stuwdam maakt
elektriciteit van de
waterkracht, niet van
de zwaartekracht. De waterkracht
komt in feite van de kracht van
de zon
die het water verdampte dat
neergeslagen door afkoeling via
een hoger
gelegen gebied naar lager
stromend weer vrij komt als we
die stroom
tegenhouden met een dam. In
feite meet men als men massa
meet niet de
kracht van de zwaarte van een
voorwerp, maar de naar binnen
gerichte,
negentropische tijdrichting van
een materieel voorwerp die
afhankelijk
is van de afstand tot de planeet
of datgene wat zwaartekracht
genereert. Even wat verder in de
ruimte en weg is die kracht. Dat
wat
er dan weer wel is en dan weer
niet is, noemen we een illusie,
een
krachtsillusie in dit geval. Wat
werkelijk is is het integron, de
oppervlaktespanning van de
manifestatie. Het integron vormt
een lineair
op één punt diallel
samentrekkende tijdenergie, en
niet
zozeer een kracht die in alle
gevallen een meetbare zwaarte
oplevert.
In de ruimte is er geen merkbare
oppervlaktespanning die meer is
dan de
samenhang van de materie en dan
is er dus ook geen zwaarte. In
de
ruimte heerst een evenwicht van
ruimtedeeltjes, van gravitonen,
die dan
ongericht zijn, geen beduidend
oppervlak van aantrekking kunnen
vinden
om in die mate het integron van
de overunity te kunnen
manifesteren dat er zoiets als
zwaarte of richting zou zijn. De
ethermachine brengt orde in de
chaos van het vrije
ruimtedeeltje dat
het graviton is. Finsrud brengt
bewust een mechanische orde aan
in de
zwaartekracht door de
magneetkracht allereerst
chaotisch op te zetten
met zijn centrale slinger en
vervolgens de ruimtedruk met
uitbalancerende slingers lineair
daar orde in te laten brengen.
Gary schept verwarring door de
zwaartekracht terug te leiden
naar zijn
beginpunt van werking via een
neutrale zone in de
magneetkracht en de
onrust van ompolend
diamagnetisch materiaal (vi).
Het integron
dat bij het proces van
energiewinning uit de ruimte
betrokken is, is
een holon deeltje, een lokale
werking van het geheel van de
ruimte-energie. Het heeft dus
ook geen beduidend gewicht, een
spin of
een lading, het staat slechts
voor een tijdrichting immers: de
naar
binnen gerichte lineaire tijd
die staat tegenover de naar
buiten
gerichte lineaire tijdrichting
van het gelijksoortig
neutrondeeltje. Zo
bezien kan je concluderen dat de
ethermachines op volle toeren
draaiend
zwaartekracht genereren, een
eigen zwaartekrachtveld wel te
verstaan,
dat wordt veroorzaakt door de
omringende gravitonen aan te
zuigen en om
te zetten in energie. Een
zwaartekrachtgenerator kan meer
zwaartekracht
genereren dan een planeet en zo
dan 'anti-zwaartekracht' vormen,
een
tijdruimteverschil dus dat een
enorm kinetisch effect kan
hebben bij
het richten van de zuigrichting
via een magnetische poort.
Gravitonen
reageren immers op magnetisme.
Dit strookt met waarnemingen van
dit
soort effecten bij vliegende
schotels: elektrische velden
raken
verstoord en G-krachten gelden
niet meer. Met het aanzuigen van
gravitonen door de ethermachine
krijgen ze een lineaire richting
die
een eigen zwaartekrachtveld
vormt, een veld dat men kan
richten in
relatie tot andere
zwaartekrachtvelden en zo wordt
sturing van zo'n
voertuig dan mogelijk. De
ethermachine is dus een
zwaartekrachtgenerator die iets
doet met de relatie tussen de
lineaire
en de cyclische tijd, de relatie
tussen de 'ouders' en de
'kinderen'
van de fundamentele
natuurkrachten. Daarom spreekt
men ook wel van
trek-duw rotatietechnologie.
Een
magnetisch veld is het resultaat
van een
gelijkrichten van
deeltjes(groepen) in een
magnetiseerbaar (of
diamagnetisch) voorwerp zoals de
ijzerdeeltjes in de aardkern
b.v.
Magnetische lijnen vormen
stromen van tegen de polarisatie
in
ronddraaiende gravitonen.
Sommigen spreken van elektronen
en ionen,
maar in essentie is de ruimte
het bereik van de gravitonen, de
materieel nog onbepaalde ruimte.
Op
basis
van de magneetvelden rondom
lichamen, magneten, planeten
etc., werkt de
ruimte aldus kinetisch en niet
statisch. Al het materiële is in
beweging bij de genade van de
cyclische definitie van de
materie. Als
de ether geen werk zou
verrichten zou het ontwikkelen
van de
ethermachine geen zin hebben. De
ethermachines die al bestaan
vormen
dan ook simpelweg het
experimenteel bewijs dat de
ether bestaat. Het
bewijs op basis van de
wetenschappelijke observaties
van de uitdijende
ruimte (via het Doppler-effect
in de astronomie), de zwaartekrachtlens rondom
zwarte gaten en sterrenstelsels,
en
de ronddraaiende planeten en
manen, vormt het natuurkundig
niet-experimenteel of
observationeel bewijs van het
dynamisch
krachtveld van de ruimte dat we
hier de relatieve ether noemen.
In zijn
simpelste vorm is dat bewijs al
geleverd met een magneet die
zonder
verdere kleefstof of steun aan
een ijzeren wand als van een
koelkast
hangt. Het aan elkaar kleven van
de materie op basis van
magnetische
velden is in feite gebaseerd op
de singulariteitswet van de
HDT
die stelt dat alle materie van
nature naar zijn singulariteit
streeft.
Een magneet zal daarom steeds
proberen zijn eigen polariteit
op te
heffen, een ring te vormen of
met tegengestelde polen aan
elkaar te
kleven. Dit staat klassiek dus
ook wel bekend als de
natuurlijke
neiging tot orde, de
negentropie, de tegenhanger van
de natuurlijke
neiging tot chaos die de
entropie wordt genoemd. Iedere
kracht heeft
een tegenkracht die hem probeert
op te heffen. Zo staat dan de
entropische uitbreiding
tegenover de negentropische
aantrekking.
Zo ook
heeft elektrische stroom die
volgens een
bepaalde meetmethode in een
bepaalde richting loopt, zowel
als een
magnetische dipool die, zoals je
kan aantonen met ijzervijlsel,
een
bepaald krachtveld geeft, een
natuurlijke reactiekracht te
verduren
vanuit de ruimte, de
ruimte-energie die we in de vorm
van deeltjes
omschrijven als een veld van
gravitonen, een veld dat we
ervaren als de
zwaartekracht. Gravitonen vormen
de ruimtedruk die samen op een
hemellichaam inwerkend als een
holon
genaamd het integron, lokaal de
materie lineair
opeendrukken. Het graviton zelf
is zoals gezegd chaotisch en
cyclisch,
maar massaal aangetrokken door
een materieel voorwerp of een
magneet
vormen de gravitonen lijnen of
stromen die van plus naar min
lopen, die
dan het normale evenwicht van
het integron enigszins verloren
doen gaan
en a.h.w. de zwaartekracht ervan
hier doen toenemen en daar doen
afnemen. Minder zwaartekracht is
magnetische afstoting, meer is
magnetische aantrekking. Die
combinatie maakt dat het
voorwerp niet
zwaarder of lichter wordt door
magnetisering, maar als je met
een
ethermachine een kunstmatige
monopool vormt door gravitonen
in energie
om te zetten is dat volgens de
HDT wel het geval. Verzamelt men
nu
elektrische lading op basis van
magneetrotatie dan gebeurt er
iets met
de zwaartekracht. Een
elektrische lading zal bij een
afdoende
frequentie van de betreffende
dipool het integron van de
zwaartekracht
uit evenwicht of in werveling
brengen en zo veranderen in een
gravitonenstroom die wordt
weggestuurd naar de elektrisch
tegengestelde
positie van de aarde of in een
lichteffect (bij Searl en Sweet
- xii
-is dat aanwezig). De onderdruk
van het integron dat ontstaat
zal dan
zoals gezegd leiden tot een
verminderde zwaartekracht en
zelfs bij een
integronenvacuüm leiden tot
tijdruimtevervormingen. Het
voorwerp
verdwijnt dan naar een andere
plaats via de tijdruimte of
hyperruimte.
Het is b.v. bekend uit
experimenten dat een condensator
ietwat lichter
wordt als hij geladen wordt: dat
komt door het z.g. Biefeld-brown-effect. Een
lading ioniseert de ruimte om de
lading
heen en verwerft aldus een
kracht van tegengestelde, in de
richting van
de polariteit werkende,
gravitonen. Deze kracht is
groter dan de
ionenwind, een min of meer door
de lucht geleide elektriciteit,
kan
verklaren die normaal bij de
uitleg van het effect wordt
aangevoerd zo
stelt Andrew
Johnson in zijn
analyse (zie
ook de
Eletrokhydrodynamische EDH-aandrijving).
Gravitonen zijn cyclische
tijddeeltjes. Zo ook komt er als
het
magneetveld wordt onderbroken
door de magneet te verplaatsen
of de
stroom te onderbreken die magnetiseerde,
een reactie tot stand van de
kant van de gravitonen die dan
polariseren met een elektrische
impuls
in de tegengestelde richting. De
passieve gravitonen lijden aan
een
soort wet van de traagheid omdat
hun intensiteit minder is dan
die van
de geladen exemplaren die steeds
meer op elektronen gaan lijken.
De
gravitonen hebben op basis van
de singulariteitswet de
onverbiddelijke
neiging steeds het evenwicht te
herstellen zodat ze een positief
veld
met een negatief veld
weerstreven. Als een positief
veld wegvalt, hou
je automatisch het negatieve
veld over en omgekeerd: de
vingerafdruk
die als hij oplost energie
afgeeft. Deze energie is extra
energie omdat
ze vloeit op basis van de
natuurlijke gravitonendruk die
uniform in de
vorm van het integron van alle
kanten in de ruimte werkt. Deze
extra
energie is niet zonder meer te
meten met apparatuur die een
normale
elektrische stroom meet. Maar
wat je niet meet bestaat nog
wel.
Andersom door een gloeidraad
geeft het nog steeds licht. De
negatieve
stroom is de overunity
van een iets te ijverig
universum dat,
naar verhouding, een minieme
hoeveelheid energie toevoegt ter
compensatie van het weggevallen
veld. De ethermachine
accumuleert
daarom steeds deze energie in
een condensator, een accu of een
vliegwiel of een andere vorm van
oscillatie of rotatie die de
mechanische slang in zijn eigen
staart doet bijten en zo een
versterking van de impuls geeft.
Het universum is in dezen niet
een
trampoline of een veer die
teruggeeft wat je erin stopt,
immers met de
constante uitbreiding van de
tijdruimte en de daaraan
gekoppelde
universele ruimte is er nogmaals
gezegd steeds een extra druk.
Een
ethermachine is a.h.w. gewoon
een ventieltje voor de extra
energie in
het universum. Zo goed als een
ballon wegvliegt die je leeg
laat lopen,
gaat een ethermachine lopen als
je een magnetische poort hebt
geschapen
waardoor de constante
gravitonendruk een uitlaat kan
vinden.
Dit is
de verklaring voor de
energiewinning van
de bewegingloze generator van
Bearden die werkt op basis van
het snel
binnensluizen van de
ruimte-energie door een
schakelaar naar een ander
circuit over te halen met het
onderbreken van een
elektromagnetisch
geschapen veld. De overige
elektromagnetische machines van
Gray, Zsabo,
Bedini, Tewari en DePalma, en de
SEG van Searl zijn zo ook te
verklaren (vii & xii),
ze zuigen allemaal de
ruimte-energie van de
gravitonendruk naar binnen door
een magnetische
poort te scheppen en/of een
cyclische beweging van de
magneten te
scheppen waarmee een
integron-onderdruk ontstaat die
extra gravitonen
aanzuigt. In eerste instantie
geeft dat nog geen
anti-zwaartekracht
omdat de aanspraak van energie
te gering is. Maar in
principe
kan zo'n machine zonder
negatieve zekeringen ijskoud en
lichter worden
of zelfs gaan zweven bij
overbelasting. Dat laatste zou
je een soort
van etherische melt-down, of
beter gezegd een etherische
freeze-up
kunnen noemen. Ook kan er zonder
schakelaars en schakelingen
vanuit de
draaiende kern van de aarde een
wisseling in het magneetveld
worden
afgevangen die dan stroom
oplevert als men een spoel in de
aarde
plaatst. De wisseling in het
magneetveld is een natuurlijk
gegeven.
Hiermee wordt het Stubblefield
effect verklaard (i). Van
de
wisseling van het magneetveld
van de aarde maakt ook de
ringgenerator
gebruik van Steven Mark. Die
laat die beweging van het
magneetveld met
een poort ronddraaien in zijn
dubbele spoel en daarom reageert
die ook
anders of helemaal niet als het
ding op de kop wordt gehouden.
Maar ook
het Johnson-aspect van dit
effect met permanente magneten
zonder een
elektrisch circuit is zo
verklaard: de elkaar afstotende
magneten
leveren, cyclisch-sequentieel
bewegend, hun eigen moment alsof
een
slang in zijn eigen staart bijt.
De overunity ontstaat
bij hem
uit het mechanisch wisselende
magneetveld dat steeds de poort
opzoekt
en zo cyclisch een mechanische
voortgang geeft, zoals een ezel
vooruit
wordt gelokt met een wortel
terwijl de drijver op de bok
zit. Ook de
rotatie van de Perendev machine
moet berusten op dit effect, ook
al was
dit niet te verifiëren of
dupliceren. Johnson's
oorspronkelijke
patentaanvrage laat wel zoiets
zien. De diallelle organisatie
van de
gravitonenstroom zodat er een
soort van brandpunt of
krachtpunt
ontstaat dat werk verricht met
een stator - bij hem in de vorm
van
gekromde magneten -, is daarbij
een voorwaarde, precies zoals
dat bij
de Torbay-opzet ook werkt met
een gekromd gravitonenveld dat
aan de ene
kant meer werk levert dan aan de
andere kant. Lastig te doen, zo
blijkt
uit de vele
replicatiemislukkingen, maar in
theorie mogelijk mits er
een tweede kracht, de
zwaartekracht of de inertiële
kracht -
zwaartekracht in een andere
richting - bij betrokken is.
Voor
kinetische energie hebben we
twee krachten nodig of twee
verschillende
werkingen van de tijd zoals
expansie en contractie. Dit
principe van
energie uit de interactie van
fundamenteel verschillende
krachten zien
we bij Finsrud duidelijk terug,
maar hoe dit precies werkt bij
Johnson
en de klonen ervan is niet
helemaal duidelijk. Men vermoed
met de
problemen van replicatie op dit
punt in deze hoek - en Searl
hoort daar
ook bij - dan ook een
make-believe cultuur. Er heerst
onder de vrije
onderzoekers veel scepticisme
over de haalbaarheid van de
magneetmotor.
Dit direct met permanente
magneten tot een mechanische
puls verleiden
vereist een nauwkeurig afregelen
van de sterkte, afstand,
eventuele
afscherming en grootte van de
magneten onderling. Alleen met
een
perfect evenwicht is de
onevenwichtigheid van het
universum te vangen.
Ook het OC
MPMM-project van het
Steornforum geeft dit
replicatieprobleem te zien. Het
valt niet mee het juiste
krachtenevenwicht te vinden om
de etheronrust te pakken te
krijgen. Uit
zichzelf zoekt de machine een
evenwicht, een magnetisch slot
met het
integron, maar als dit wordt
voorkomen door de afstotende
velden
mechanisch zo op elkaar te
drukken dat ze via een poort
(een 'gate')
een uitweg hebben of via rotatie
een integron onderdruk kunnen
scheppen, ontstaat er een
beweging als van een raket die
in een cirkel
opgevangen zichzelf versterkt
tot de gravitonendruk maximaal
is
verwerkt. Met een kleine unit
van de OC MPMM werd al een
toerental van
5000 gehaald dat naar verluid
wel zeven uur standhield. De
overdruk
wordt dan zonder in een
elektronisch circuit te
polariseren direct in
een mechanisch effect omgezet.
De snelle magnetische rotatie
weet met
een bepaalde frequentie en
krachtenevenwicht een
integron-onderdruk te
scheppen en gravitonen aan te
zuigen en ze om te zetten in
mechanische
energie. Maar helaas kon degene die
verantwoordelijk was voor
dit wapenfeit worden herkend als
iemand
die wel vaker de draak steekt
met de verwachtingen...
Zo werkt
ook de Papp-motor van Saboris
(v)
zonder de polarisatie van een
terugwaarse stroom in een
elektronisch
circuit of het afvangen van
magnetische overunity in
een
mechanische lus puur op basis
van de gravitonendruk: de
edelgassen
verleiden de gravitonen via de
elektrische ontlading in een
elektromagnetisch veld tot een
mechanisch moment. De
gravitonendichtheid explodeert
a.h.w., waarschijnlijk omdat de
energie
van de edelgasatomen zodanig
toeneemt dat het neutron zich
geroepen
voelt hulptroepen aan te slepen
vanuit de tijdruimte. Dat geeft
een
reactie van de gravitonendruk
die dan naar verhouding te laag
is en het
elektromagnetisch veld komt
versterken. De extra toevoer van
die
energie vloeit dan bij hem op
conventionele wijze weg via een
normaal
motorisch zuigersysteem in
mechanische energie en hitte:
het edelgas
laadt en ontlaadt zich en wordt
nauwelijks verbruikt. Het
fungeert
hoofdzakelijk als een
katalysator voor de
ruimte-energie. Een
ander effect dat mogelijk een
rol hierbij
speelt is het z.g. Electrum
Validum ofwel
High
Density Charge Clusters (HDCC)
bestaande uit groepjes
samengetrokken
elektronen die experimenteel
kunnen worden opgewekt door met
een zeer
korte puls vanaf een spits in
een magnetisch veld via een z.g
koud
plasma, een speciaal gas, met
behulp van het Casimir-effect
een hoog
voltage aan gelijkstroom tot
ontlading te brengen. Als die
clusters,
aanvankelijk EV's genaamd of elektromagnetische
vortexen later
tot EVO's
ofwel exotische
vacuuüm objecten
omgedoopt, samenpakkend in
ringetjes van 20 of 50 micron,
een voorwerp
raken, geven ze energie af die
tot wel 91 keer de input
overschrijdt.
Het thermisch proces, dat verder
geen neutronenstraling geeft,
trekt
dus energie uit de ruimte aan.
De ringetjes van elektronen,
waarvan het
bestaan indruist tegen de
bestaande natuurkundige
theorieën die
zich een groeperen van normaal
elkaar afstotende elektronen
niet kunnen
voorstellen, vormen in feite een
soort van materieel waarneembare
ventieltjes voor de ruimtedruk
die dan tot een
thermische omzetting van de
gravitonen leiden. Het effect
dat in
feite een pakketje elektrische
lading in een zichtbare vorm
voorstelt,
werd in 1980 ontdekt door de
experimenteel natuurkundige
Kenneth R.
Shoulders uit Bodega in
Californië, die, handig een
dreigende
geheimhouding door de overheid
omzeilend, er een patent voor
kreeg in
1991 (U.S. Patent No. 5,018,180.0).
Geheimhouding was er bijna
vanwege het
feit dat met deze technologie in
principe stralingswapens kunnen
worden
gemaakt die niet hoeven te
worden herladen en die alle
materie
desintegreren die wordt geraakt.
Ook in 1992 (U.S. 5.153,901) kreeg
hij een soortgelijk patent, en
in 1999 (U.S.
6271614) kreeg
hij een patent op een z.g.
elektromagnetische
plasma-drive generator die door
hem werd ontwikkeld. Ook de
uitvinder Christopher
Arnold
spreekt in een uitvinding waar
ook Bedini en
Sprain weer naar verwijzen, van
elektronenclusters, van het
Electrum
Validum, in de uitleg van zijn
op neodymium magneten draaiende,
superefficiënte Plasma-fusie
motor generator uit 2001
(hiervoor
niet besproken, U.S. 6271614).
Vermoedelijk speelden dezelfde
elektronenclusters niet
alleen ook een rol bij de
Magnatron koude-fusievoorloper
Rory Johnson,
maar ook bij vele andere
vindingen die we bespraken. Met
de EVO
technologie zo
stelt Shoulders in
2007 kan in
principe
ruimtevoortdrijving en een
afweerschild gemaakt worden,
maar dat
laatste kost aanzienlijk meer
moeite dan het produceren van
het wapen.
Echt Starwars dus. Moge de
kracht met u zijn, want zelfs
een
allesvernietigend Starwars'
evo-zwaard kan zo worden
gefabriceerd.
Shoulders ontwikkelde het proces
verder met zijn zoon Steve. De
ontdekking die volgens de
onderzoeker Hal Fox als de
grootste van de
20e eeuw moet worden beschouwd,
vormt een mijlpaal in de formele
erkenning van de mogelijkheid om
ruimte-energie om te zetten in
bruikbare elektrische energie.
Samen met Fleishman en Pons van
de koude
fusie zou hij de Nobelprijs
moeten krijgen zo stelt Fox. Ken
Shoulders
maakte ook op de MIT conferentie
voor Koude Fusie technologie in
2005
melding van een verband tussen EVO's
en het Hutchison
effect.
Verder hebben ook de
Russen Alexander Ilyanok uit
Belarus, en Mesyats en
Baraboshkin uit
Ekaterinburg nader onderzoek
gedaan om deze
'ladingcluster'-technologie
verder te ontwikkelen en
ontdekte Stan Gleeson, uit
Cincinnati, Ohio
samen met Dr. Shang Xian Jin dat
het proces ook in water werkt en
effectief radioactiviteit kan
reduceren. Met die alternatieve
mogelijkheden voor het
ontwikkelen van toepassingen
komen de HDCC ook
in zicht bij het verklaren van
de waterprocessen in de vrije
energiesfeer (literatuur, artikelen,
pagina's 1, 2, 3, 4).
HDT-elementen
|
massa
|
lading
|
spin
|
intensiteit
|
tijd
|
tijdruimte
|
oneindig
|
oneindig
|
geen
|
oneindig
|
+ lineair
|
universele
ether
|
0
|
0
|
half
|
hyper
|
cyclisch
|
graviton
|
0
|
±
|
dubbel
|
normaal
|
cyclisch
|
integron
|
nihil
|
0
|
geen
|
geen
|
- lineair
|
neutron
|
1 + nihil
|
0
|
half
|
geen
|
+ lineair
|
proton
|
1- nihil
|
+
|
half
|
super
|
cyclisch
|
elektron
|
nihil
|
-
|
half
|
super
|
cyclisch
|
De
hoofdrolspelers
in de HDT en hun veronderstelde
eigenschappen:
het graviton is de gastspeler en de
lokale ether is quantummechanisch
herkend als het integron.
Met de
elektrolyse van Kanarev, Stanley
Meyer
en Bill Williams (ix) wordt
water elektrisch geladen dat dan
met de polariteit van de
elektrolyse, met name via een
'catastrofaal
diëlektrisch mislukken' van de
opgebouwde lading, extra energie
oplevert door van het integron van
de individuele watermolecuul de
energetische basis te veranderen.
Dat integron krijgt door de
'energetische rek' die specifiek in
een watermolecuul zit een extra
toevoer van gravitonen te verwerken,
de energie neemt toe van het
watermolecuul, maar daar is het
heersende neutron dat het integron
tegenwicht biedt niet van gediend,
dat neutron moet de zaak compenseren
met een greep uit de tijdruimte om
extra steun, en die extra energie
zorgt ervoor dat het watermolecuul
uit elkaar valt - er is immers extra
integron- en neutronenergie voor -
en dat er ook een restpotentiaal in
het water ontstaat dat als een soort
van kettingreactie nog een hele
tijd freewheelt voordat de
orde van het juiste neutron/integron
evenwicht dat voor het
trillingsgetal van het water geldt
hersteld is. 'De
volts
aan
spanning worden omgezet in ampères
aan stroom en
daardoor vindt er een vernietiging
plaats van het water dat dan
opsplitst in waterstof en zuurstof',
zoals dr. Peter Lindeman
Meyer's werk analyseert.
Water dat geladen is kan tot
ontbranding overgaan omdat met een
restproductie aan waterstof en
zuurstof het verbrandingsproces de
lading er als het ware uit kan
zuigen. Als ergens in dat water de
lading ontsnapt probeert de rest van
de lading daarvoor in de bres te
pringen om de lading gelijk te
verdelen, en dit gaat dan door tot
de
lading te laag is om nog brandbaar
Brownsgas vrij te kunnen maken.
Uitgebrand is het water dan weer
normaal. Geladen is het min of meer
gravitonenwater, water met een te
hoog energieniveau voor het normale
trillingsgetal van water, dat je ook
onzeker water zou kunnen noemen,
water dat op springen staat. Ook al
werd de lading met elektriciteit
opgebouwd is het dus geen
elektrische ontlading maar een
gravitationele
ontlading die vertraagd verloopt via
het 'opgeschrikte' water dat zich
langzaamaan weer 'ontspant'.
Dit effect
van water met een verkeerd
trillingsgetal dat energie oplevert
in dissociatie, doet denken aan het
Keely-effect van het via
geluidstrillingen beïnvloeden van
het
trillingsgetal van verschillende
soorten van materie (ii) en
het Huchison-effect (x) dat
langs een andere weg hetzelfde
doet. Dat koeien en planten het
beter doen op klassieke muziek dan
op
popmuziek was al bekend. De
interferentie van verschillende
trillingen
geeft een erbij behorend opladen van
de materie die dan 'zichzelf' niet
meer is, en waardoor de
integronwaarde en
tijdruimteverhouding van de
materie wordt aantast, zodat er een
uitweg wordt gezocht of een plaats
die beter past bij het nieuwe
trillingsgetal. Iedere planeet heeft
een
eigen trillingsgetal samenhangend
met de omtrek van de planeet. Het
heet wetenschappelijk sedert 1952 de
Schumann-frequentie, het is
een ultralage frequentie (ULF) die
voor de aarde varieert van tussen de
7.8 Hz standaard en de 33.8 Hz,
met 59,9 Hz als een boventoon. Hij
bestaat uit het resonantiegetal van
b.v. bliksemflitsen in de holte
gevormd tussen het oppervlak van de
aarde en de ionosfeer. Het betekent
dat het licht van een bliksemflits
7.83 keer om de aarde gaat in één
seconde en dus de aarde dat getal
geeft
als haar basisfrequentie van
resoneren. Een hoger trillingsgetal
hoort
dus bij een kleinere planeet als de
snelheid van het licht elders
gelijk zou zijn aan die van dit
zonne- of sterrenstelsel. Maar we
zagen
al dat de lichtsnelheid een
relatieve constante moet zijn die
samenhangt met de afstand tot het
centrum van het sterrenstelsel in
kwestie. Zo kan je dus ongeveer
eenzelfde trillingsgetal hebben met
een
heel andere planeet dan de onze, of
eenzelfde planeet in een ander
sterrenstelsel met andere
lichtsnelheidsverhoudingen. Oppassen
dus
met alternatieve
elektromagnetische frequenties en
tijdmaten die
ermee samenhangen. De wereldcultuur
is daarmee ook gewaarschuwd voor
het vasthouden van een tijdregelmaat
die vreemd is aan die van de
aarde. Men heeft er een psychologie
mee van een 'verschoven'
tijdbewustzijn. Volgens de formule Pt=Tw-TK is de
psychische instabiliteit van de
tijdervaring er als de resultante
van de spanning gevonden in het
verschil tussen de klokkentijd en de
tijd van de natuur (Meijer
1992). Klokken
en kalenders moeten wetenschappelijk
gesproken gelijklopen
met
de
frequentie
van een passerende zon en maan om
collelctief zonder illusie
gelijkgericht
te zijn op de materiële
werkelijkheid en wetmatigheid van
die
planeet. Onze greep op de
werkelijkheid en onze geestelijke
gezondheid
wordt erdoor bepaald. Een ander
trillingsgetal geeft zo een andere
planeet of een parallele wereld in
een ander sterrenstelsel met een
naburige frequentie. Zo zou er dan
een hele bandbreedte aan parallelle
werelden bestaan waarheen men dan in
fasen (psychisch, emotioneel,
materieel) getransporteerd kan
worden bij het manipuleren van
elektromagnetische velden of met
alleen al het aanhouden van de standaardtijdfrequenties van
burgerlijke tijdconditioneringen.
Het
zou heel goed de buitenaardsen uit
kunnen lokken om 'graancirkel'
te
gaan
prediken hier in
onze
graanvelden. Het proces van het
energie krijgen tot men teleporteert
lijkt als volgt te gaan; eerst
ontstaat er een energetisch effect
door
het afwijken van de
standaardgravitatie van je plaats in
het universum,
dan ontstaat er antigravitie door
het wegvallen van de integron druk
en
vervolgens ontstaat er teleportatie
via de hyperruimte naar de naburige
frequentie van een andere planeet
van een soortgelijk formaat als de
hele integriteit van trilling
'overspringt' of 'wegschuift' naar
een
ander trillingsgetal van de kromme
ruimte. In feite is dit verschuiven
een fenomeen dat geobserveerd is in
o.a. het z.g. thether-incident van de
NASA waarmee in
het infrarood een druk
UFO-verkeer werd waargenomen in de
hogere luchtlagen.
Searl en Sweet (xii)
maakten beiden melding van
eerst energieproductie en toen
antigravitatie van hun generatoren
die
respectievelijk uit diallel
gearrangeerde roterende magneten
bestaan
(Searl) dan wel uit snel vibrerende
magneten (Sweet). Ook Huchison ziet
op basis van interfererende
elektromagnetische frequenties in
een
testgebied net als Sweet (xii)
antigravitatie ontstaan als de
integron lading van zijn objecten
door het aanzuigen van de gravitonen
onafhankelijkheid bereikt in het
'laden' van de materie met een
andere,
materiaalvreemde frequentie. Men zij
ook in dit verband herinnerd aan
de catastrofale gevolgen van het
z.g. Philadelphia experiment (Project Rainbow) van de
amerikaanse marine in 1943,
ondernomen als een
alternatief voor het Manhatten
project om de
oorlog te winnen. Men probeerde naar
verluid met de geheime medewerking
van Tesla en Einstein, een
oorlogschip genaamd de U.S.S.
Eldrigde (fot0) onzichtbaar te maken
door
sterke elektromagnetische velden om
het schip heen te vormen. Het werd
een puinzooi omdat de magnetische
velden niet roteerden en er zo niet
een mogelijkheid was om een
afgrenzing van het veld met de
verhoogde
elektromanetische energie te vormen.
Men bereikte dislocatie
(teleportatie), verdwijning en
herverschijning, zowel als het
samensmelten van heterogene
materialen zoals Huchison dat ook
constateerde: bemanningsleden
versmolten met het metaal van het
schip,
anderen werden gek of losten
spontaan op in lucht of vlogen in
brand in
de periode erna. Men kon het
verschijnsel niet beheersen, en
stopte het
project in de doofpot vanwege de
rampzalige gevolgen. Dat was toen,
maar tot op heden schijnt men er in
het geheim nog mee bezig te zijn in
een geheim project genaamd het Montauk
Project, dat goed geheim gehouden
een
bron van vele
samenzweringstheoriëen vormt over
UFO-technologie en
gedachtencontrole-apparatuur als
militair wapen. Het moge
duidelijk zijn dat het
experimenteren met magnetische
velden mogelijk
een bron van energie oplevert, maar
dat het ook een gevaar kan vormen
als het de elektromagnetische basis
van ons eigen fysieke, en door het
integron beschermde bestaan aantast.
Door het oproepen van een
kunstmatig zwaartekrachtveld
vervormt men de tijdruimte zoals ook
ieder
hemellichaam dat doet, zo legde
Einstein uit aangaande de kromme
ruimte
van het integron. Die vervorming
geldt niet voor de lineaire tijd
echter die wordt gehandhaafd in het
zelfgeschapen veld waarmee ook de
elementaire structuur van de materie
daarin die bestaat uit protonen,
elektronen en neutronen gehandhaafd
blijft. Zomaar vibreren van
magneetvelden kan extra energie
opleveren, maar ook een ernstige
integriteitscrisis van het fuseren
van 'heterogene materialen opleveren
als het evenwicht van de lineaire
orde, de integriteit van de materie,
met de lineaire vibratie niet wordt
gehandhaafd. De paradox van de
hyperruimtesprong bestaat eruit dat
men door de cyclische actie van
magnetische velden de lineaire
onafhankelijkheid van het integron
creëert.
Ook mechanische
actie van water(damp) trekt
gravitonen aan zoals aangetoond in
de waterdruppelaar van Kelvin, de
Testatika van Baumann (viii)
en de hydrosonische pomp van
Griggs en zijn voorgangers. (x)
De atomaire structuur van
(zwaar) water leent zich zoals we
bij de koude fusie en de processen
van Kanarev al zagen heel goed voor
het opladen van de toegevoegde
energie die bij de verschillende
vormen van ontlading de
gravitonenstroom die zo door de
beweging van het water werd
aangetrokken polariseert. In
verhouding tot een elektrostatische
spanning polariseren ze bij Bouwmann
tot bruikbare elektrische energie.
Ze kunnen worden omgezet in overunity
warmte zoals bij Griggs,
of ook tot een dynamische
elektrische ontlading worden
verleidt zoals
bij Kelvin. De Testatika vangt
m.b.v. de elektrostatische lading,
die
mechanisch wordt opgewekt, met zijn
aftasters de tegengesteld werkende
stroom van polariserende gravitonen
op zodat de machine een self-runner
met overunity wordt. Kelvin
realiseert dat verschil tussen het
begin en het einde van het
bewegingstraject van het vallende
water
zoals een bliksemstraal dat doet en
Griggs vindt zijn overunity
hitte via de explosie van de door de
holten in de rotor opgeroepen
belletjes.
Met hun machines
overwinnen de uitvinders niet meteen
de zwaartekracht of de locatie van
de generator in de universele ether
als de magnetische velden niet
supersnel of hypersnel ronddraaien.
Men
wekt er allereerst, middels de
dynamische relatie van de gravitonen
met
de bewegende magneten energie mee op
uit het vacuüm. Alleen het
Searl effect kent antigravitatie
door superrotatie. De twee
uitzonderingen gevormd door de
frequentiebeînvloeding van Sweet
met zijn generator en van Huchison
in zijn antigravitatie-experimenten
zijn, omdat ze geen van beiden
berusten op rotatie, minder te
verkiezen
volgens de HDT. Zonder rotatie wordt
er geen integron voor het object
geschapen maar slechts weggetrild,
de opgewekte gravitonenstroom
verdringt dan het integron en dat
kan rampzalig uitwerken op de
integriteit van de
elektromagnetische materie van de
gebruiker. Het zou
zelfs een desintegratiewapen kunnen
vormen.
Wat betreft
de ethermachines tot dusverre
besproken is er samenvattend dus
sprake van energiewinning door het
omzetten van de natuurlijke
gravitonendruk: E+Egd= ouE. Ofwel:
een
basisenergie (E) die gravitonen weet
aan te trekken levert overunity
energie (ouE) op bij omzetting van
de gravitonen die van nature
toestromen door de
integron-gravitonendruk van de
zwaartekracht (Egd).
Anders gesteld kan je zeggen: de
druk van de lineaire tijd (Egd)
levert
overunity energie op (ouE) als een
na opstart de door het systeem
gehandhaafde basis-energie door een
cyclisch proces gravitonen weet aan
te trekken. De aangewezen methode
voor het aantrekken van de
gravitonen
is de rotatie van magneetvelden,
lucht of vloeistoffen. Lineaire
systemen die destructief zijn met
het integron, d.w.z het integron
niet
opbouwen en herintegreren, ofwel een
eigen zwaartekrachtveld vormen,
geven bij schaalvergroting
problemen, ook al kunnen ze op
kleine schaal
voor particulier gebruik nuttig
zijn. De ethermachines zijn
gravitonenpompen die de lineaire
tijd omzetten in cyclische tijd. Die
cyclische tijd kan elektrische of
mechanische energie opleveren, maar
kan in meer ontwikkelde toepassingen
rechtsreeks materie produceren.
Het klonen of reproduceren van
bestaande materie als een soort van
versnelling van de natuurlijke
expansie van de materie is mogelijk
in
de HDT. De
natuurlijke lokale elektrische
werking van de kristallen van
Huchison
valt ook onder deze definitie. Door
de geordende structuur van de
kristallen rangschikken de
gravitonen zich zodanig dat ze, als
met een
elektrische impuls het kristal
geladen wordt, een geordende
gravitonen-onzekerheid opleveren.
Het onzekere kristal zoekt via een
elektrische potentiaal dat vanuit
zijn ordening ontstaat dan zijn oude
zekerheid weer. Afhankelijk van zijn
structuur kan het kristal mogelijk
lang of kort die onzekerheid
vasthouden, ongeveer zoals de ene
stof
beter magnetiseert dan de andere
stof (x).
Oppervlaktevergroting door het
vergruizen van het kristal levert
meer
potentiaal op. Dit is wat Huchison
laat zien in zijn Crystal Energy
Cell demonstratie. De radiant
energy zoals van Tesla, Moray
en
het staafeffect (iv) is dan
niets anders dan het rechtstreekse
aanspreken, via metalen platen of
combinaties van metalen in een
diode,
van het potentiaalverschil tussen de
lineaire ether van de tijdruimte
(de 'neutrino's' etc.) en de
cyclische gravitonenflux van de
cyclische
ether of kromme ruimte oftewel het
aardmagnetisme. In dit laatste geval
is de aarde de draaiende magneet en
zijn eigen constructies van
draaiing overbodig. De aarde pompt
a.h.w. al zijn eigen gravitonen.
Dergelijke machines zijn relatief
het eenvoudigst qua principe, ze
benaderen het best de definitie van
de ethermachine als zijnde een
ventiel, sluis of klep voor de
ruimte-energie. Daar hebben we dan
wel
energie van, maar geen
ruimteschepen. Lang leve ruimteschip
aarde.
Wat
nog rest is het verklaren van de
orgone energie van Reich (iii).
Deze is wat gecompliceerder
omdat hier de antimaterie ofwel het
verschijnsel van het biologisch
leven een rol in speelt. Reich
constateerde een temperatuurverschil
van
0.3 - 1 graad C maximaal tussen
organische en anorganische stof,
alsmede een energetisch, orgonaal
effect in samenhang met aan de basis
onderling verbonden lange metalen
buizen in een z.g. cloudbuster.
Ondanks
Einsteins
tegenwerpingen geven we hier Reich
het voordeel van
de twijfel ervan uitgaande dat
Einstein bij gebrek aan een theorie
van
alles (onze HDT) wellicht last had
van het heersende horizontale denken
waaraan hij met zijn verworven
status vast zat. Reich noemde zijn
energie orgonaal, omdat organische
moleculen de etherische energie meer
aantrekken dan niet-organische
moleculen. M.a.w. het organische
zelf
vormt een gravitonenpomp volgens
Reich. Organische materie kent een
holistische integriteit: het heeft,
als het nog leeft, een
zelfbewustzijn en daarmee een vrije
wil die de anorganische materie
niet heeft. Organische materie kan dus
verticaal met een eigen wil
opklimmend in het bewustzijn tot
vereniging
komen waar anorganische materie niet
zoiets kent. Organische materie
heeft dus een spirituele
tegenhanger; ofwel geest,
intelligentie,
lateraliteit, ego, gevoel en
zelfbewustzijn volgens de HDT.
Anorganische materie heeft weliswaar
een gravitonenrelatie ofwel
elektromagnetische eigenschappen en
een ermee samenhangend krachtveld,
maar heeft geen weet van een
spirituele tegenhanger. Anorganische
materie is onpersoonlijk, het is
zich, levenloos als het is, niet
bewust van een parallelle
organisatie in de antimaterie. De
antimaterie
geeft de materie samenhang,
integriteit, zelfcontrole en een
motief van
zelfbehoud. De materie geeft
diversificatie te zien in een proces
dat
we evolutie noemen. Uitgeëvolueerd
op het materiële vlak
bestaat de volgende stap uit de weg
terug naar de singulariteit via de
weg van de antimaterie. In die
evolutie ontstaat geslachtelijkheid,
intelligentie en geest waaruit dan
in de niveaus erboven de rest van
wat de HDT beschrijft volgt.
Zo
ontwikkelden levende wezens
zelfbewustzijn en controle. Er is
als het ware een kringloop van de
zich differentiërende energie op het
materiële vlak die
overloopt in de zich verenigende
energie die van de verscheidenheid
weg
beweegt of weer terug gaat naar de
eenheid van het singuliere op het
antimateriële of spirituele vlak. De
spirituele evolutie neemt het
over van de materiële. Charles Darwin
(1809-1882) heeft geen
ongelijk volgens de HDT, maar
beschrijft slechts het materieel
diversificatieproces van organismen,
niet hun realisatieproces waarin ze
hun oorspronkelijke eenheid in het
voorbije zoeken en vinden. Vanuit
een oerstof ontstaan
we, maar we we keren er ook weer
naar terug. Het zijn evolutionaire
ideeën die terug te vinden zijn in
de opvattingen van
presocratische natuurfilosofen als Democritus
(460-370-80 vChr.), bij de duitse
romatische filosoof, de
'transcendentaal idealist' Friedrich von Schelling
(1775-1854) en bij de franse
theoloog en
paleontoloog Pierre Teilhard de
Chardin
(1881-1955). Door die
intelligentie van het zoeken van
symmetrie met het materiële
zonder dat de verscheidenheid van de
materie wordt verloren - een
verschijnsel wat je de organische
wet zou kunnen noemen - hebben
organismen hun bestaansrecht met een
greep op de materie en bereikt de
evolutie die zo met de persoon een
volgende fase ingaat volkomenheid.
In die volkomenheid vormt het
levende wezen een
binnen-buitenafgrenzing, een dipool
van eenheid of tijdloosheid die
staat tegenover de verscheidenheid
of tijdelijkheid, een dipool die op
basaal niveau al vanaf het begin van
de schepping bestond. Het
zelfbewustzijn wordt gevonden in een
realisatieproces, het wordt niet
geconditioneerd van buitenaf als een
aanvulling op de materie. Er is
dus wel degelijk een 'intelligent
design' van een zich manifesterende
spirituele antimateriestructuur
volgens de HDT. Zo'n design wordt
ook
geïllustreerd door het verschijnsel
van verschillende
humanoïden op verschillende planeten
zoals de Disclosure Group
bevestigt. Wat de britse bioloog Rupert
Sheldrake morfische
resonantie noemt
geldt dan als een aanduiding van de
aanwezigheid van het intelligent
kosmisch ontwerp, een elders
geëvolueerde vorm die model staat
voor de ideale organische vorm:
de humanoïde vorm, een vorm waar een
schilpad, een spin, een aap,
of welke organische levensvorm op
een andere paneet dan ook met
hetzelfde evolutionaire recht naar
toe kan evolueren (Ninja Turtles for
real!). De zwitserse
best-sellerauteur Von
Däniken
met zijn stelling dat de goden
kosmonauten waren die onze soort
misschien dan minder morfisch
gestalte gaven kan daarbij ook heel
goed
gelijk hebben. Waarom zou de
natuurwet niet gelden die stelt dat
de
hoger geëvolueerde integriteit
dominant is t.o.v. de lagere soort
tot op het verschijnsel van hogere
en lagere humanoïden toe? De
menselijke vorm mag dan superieur
zijn, maar dat houdt nog niet in dat
homo sapiens de superieure humanoide
is, de god der mensen zou zijn
(ookal kan dat ook wel zo zijn
natuurlijk, wij hebben immers geen
vliegende schotel voor het paradijs
nodig waar we al zijn). De
tegenstelling tussen de materie en
de antimaterie was de eerste in de
schepping. Eerst was er het
singuliere waarin alles één
is. Toen was er pure energie, de
donkere materie die we tijdruimte
noemen alsmede het bewustzijn ervan
als de eerste anti-materiële
tegenhanger. Toen splitste de
lineaire tijd zich op qua richting
en
werd de universele ruimte geschapen
waarbij het ego zich losmaakte van
de gelukzaligheid van het
zefbewustzijn, van de gelukzaligheid
van het
geheel. Toen pas kwam er, als
condenserende waterdruppels, de
cyclische
materie der manifestatie door het
wervelen van de tijdenergie die in
tweeën splitste omdat ze geen
evenwicht kon vinden. De gebroken
symmetrie ligt aan de basis van de
schepping zo stelt de gevestigde
natuurwetenschap het vandaag de dag
zoals we al zagen. Die materie
combineerde tot organismen die blijk
gaven van de gelijktijdig
ontwikkelde verscheidenheid van de
sprituele, tijdloze antimaterie. Pas
met de cyclische manifestatie van de
materie is er sprake van krachten
die met die materie werkzaam zijn.
Simpel gezegd was er na het Ene
eerst de donkere energie, toen de
tijdrichting, en toen pas een
materieel krachtenspel; energie,
tijd en kracht ofwel:
de pradhâna, akasha en
shakti van
de drie Vishnu's, de oerether, de
universele ether en de lokale ether
zoals we die al besproken. Spiritueel is er
parallel daaraan vanuit de Ene
zelfbewustzijn, dan ego en dan de
seksuele tegenstelling met een geest
en een intelligentie; zelfbewustzijn,
ego en wijsheid (vergelijk: de
natuurlijke geaardheden in het
Spel van de Orde). Pas in de
evolutie van het
organisme toont zich de orgone
energie die het resultaat is van de
aangeboren neiging tot verenigen,
het verlangen terug te keren naar
het
singuliere of naar de op de
achtergrond steeds aanwezige God,
zoals men
de integriteit van het Volkomen
Geheel is gaan noemen. Bij
spirituele
vereniging komt immers energie vrij,
de energie die opgesloten zat in
de conditioneringen, net zoals dat
materieel het geval is bij het tot
water verbranden van waterstof en
zuurstof.
De
schematische
voorstelling
van de orgonaccumulator van Reich
Zoals
de vedische klassieken het
stellen: damp of lucht geeft vuur en
vuur geeft water. Zo ook geeft de
omkering van de evolutie in de
devolutie van de antimaterie hitte
die
aan de binnenkant ontstaat waar de
vereniging plaats vindt. De energie
van de evolutionaire druk moet
ergens heen en ontwikkelt zo dan
warmte.
Zo zijn organismen warm in de
biochemische vereniging van hun
etherische, organisch afgegrensde
water en draagt de organische
materie
ervan nog heel lang die
warmtecapaciteit in zich als het
leven er al
uit verdwenen is. Iedereen weet dat
een wollen trui 'warmer' is en
'beter ademt' dan een synthetische
trui. Maar kunnen we dit gevoel
technisch goed verklaren vanuit de
horizontale logica van het
niet-hiërarchisch denken volgens het
oude wetenschapsmodel? Nu
moeten we eerlijk zijn en niet
arrogant de geldigheid van het
horizontale denken als bewijs voor
de ongeldigheid van het verticale
HDT-denken naar voren schuiven. Het
warmte-effect, dat er in de
orgonale experimentele opzet zoals
in de afbeelding hierboven
weergegeven werkelijk is, is te
verklaren uit de antimateriële,
hiërarchische devolutie die in de
vereniging in principe warmte
doet ontstaan. Hoe dat bij wol en
katoen zo kan zijn van een organisme
dat al dood is laat zich verklaren
als een gravitonenlading waarmee de
antimaterie in het levende wezen
evenwicht hield, en die in principe
kan verdwijnen in de loop van de
tijd. Zo kan verse wol een hoger
temperatuurverschil opleveren dan
oude wol. Dat moet experimenteel
worden onderzocht.
Er bestaat zoiets als spontane zelfontbranding van mensen
waaruit blijkt dat de controle op
het organisch/etherisch hitteproces
weg kan vallen. Hoe weten we niet
precies. Een voorbeeld van een
geslaagde organische hittebeheersing
wordt gevormd door mediterende
monniken. Sommige monniken in de
Himalaya's kunnen naakt in de
vrieskou mediteren zodat de sneeuw
om hen
heen smelt. Ze genereren puur hitte
omdat ze gravitonen kunnen
produceren door hun spirituele
vereniging. Ze worden dan niet
magerder
dan normaal, maar boeten wel in aan
handelingsvermogen. De
levensenergie moet ergens heen. De
materie op zich lukt dat niet omdat
die immers onder de evolutionaire
druk staat van het
diversificatieproces waarin de
krachten elkaar gescheiden houden.
In de
devolutie echter gebiedt de ziel een
einde te maken aan de
diversificatie die dan karma of
resultaatgericht bezig zijn heet. In
deze vereniging noemt men de warmte
spiritueel geluk en liefde. Dat is
wat we ervaren als we zondagen
vieren: geen karma meer maar
vereniging
zonder vruchtdragende bezigheden.
Dan is er de liefde en de warmte van
het samenzijn dat niks anders wil
dan dat. De normale principes van de
thermodynamica in de natuurkunde
hebben betrekking op de horizontale
processen van het binden en
ontbinden van energie. Verticale
hiërarchische evolutie of devolutie
van energetische
verschijnselen in de materie vallen
buiten die zienswijze. Verticaal is
materialiseren en dematerialiseren
een normaal iets. Zo is de evolutie
en haar tegenhanger nou eenmaal. We komen
ergens vandaan en keren ook weer
ergens naar terug. In het verticale
bindt de energie zich evolutionair
stapsgewijze in de diversiteit van
de materie terwijl in de
antimateriële vereniging die energie
vrijkomt als bindmiddel van liefde
en geluk voor het ego dat tot
zelfbewustzijn moet komen. Zo zijn
we dan perfect logisch met de
aanname van het graviton met zijn
universele krachtveld, of beter
gezegd zijn tijdruimtelijke
werkelijkheid of ruimtebereik, als
de
materiële parallel van het ego met
zijn gelukzaligheid van
seksuele vereniging. Van belang in
dit verband is te onthouden dat je
de ruimte als een vorm van materie
kan zien en andersom, net zoals je
tijd en materie als omvormingen van
elkaar kan zien. Tijd, ruimte en
materie definiëren elkaar als zijnde
de basiselementen van de
zichtbare werkelijkheid: materie is
tijdenergie die een bepaalde ruimte
inneemt.
Sommige
wetenschappers noemen religie en
meditatie een regressief proces,
maar regressie is niet het juiste
woord. Devolutie is het juiste
woord. In het Engels betekent het
het
delegeren van centrale
overheidstaken naar regionale
besturen, maar
hier willen we deze term gebruiken
voor een natuurlijk proces van
innerlijke vereniging met behoud van
uiterlijke verscheidenheid en
structuur. Regressie suggereert in
een horizontale visie het
uiteenvallen van de structuur van de
materie in de richting van een
voorgaand stadium. Maar devolutie
keert alleen maar de gang van de
evolutie naar binnen waarbij de
verscheidenheid niet verloren gaat:
er
is dan verticaal 'verval' in de zin
van het niet verder tot resultaten
komen. De energie wordt aangewend
voor het geluk en het
zelfbewustzijn,
voor de stabiliteit van het huwelijk
en de harmonie van de geest en de
intelligentie. Rituelen zijn er dan
om contact te houden met de
werkelijkheid en een teveel aan
energie af te voeren om
'zelfontbranding' of ongewenste
zelfverhitting te voorkomen. Iedere
cultuur van geestelijke vereniging
kent rituelen en offerplechtigheden.
Horizontaal denkend begrijpt men dat
niet en denkt men dat er iemand
ergens voordeel zit te behalen met
de religieuze truc. Maar de meeste
spirituele oefeningen zijn heel goed
alleen te volbrengen zonder
aandacht van anderen. Dus die
redenering gaat niet op. De essentie
van
de energiekwestie zoals hier
besproken is dat we van de
(relatieve)
ether mechanisch-experimenteel of
organisch in geestelijke vereniging
energie krijgen en harmonie vinden.
De voorstelling van zaken dat het
allemaal bedrog is van mensen die je
alleen maar geld en je energie -
of zelfs je intelligentie of
integratie - kosten, wijzen we hier
radicaal af als een vorm van
ziekelijke achterdocht of jaloezie,
een
product van een verkeerd
tijdbewustzijn. Religies mogen dan
oude koek
zijn en de religieuze boeken vol
staan met metaforen en
allegorieën, maar ze vormen nog
steeds een essentiële basis
van etherische energiewinst waarop
de cultuur gedijt. De energiekwestie
is in psychologisch opzicht opgelost
als we de orde van de tijd helder
voor ogen krijgen zoals die er in de
natuur is. Met het oplossen van de
psychologische problematiek van een
foute conditionering staan we dan
vanzelf voor de volgende praktische
stap in onze culturele evolutie:
het vervangen van
verbrandingsmotoren door
kwantummechanische
vacuüm- of ruimte-energie omzetters
ofwel ethermachines die werken
op basis van een experiment dat de
relatieve ether als een energiebron
bevestigde. Dat experiment moeten we
zien te realiseren zodat al deze
theorie en de bijbehorende
speculaties en hypothesen tot
repliceerbare
machines leidt, ofwel werkt, en dus
ten minste gedeeltelijk, in haar
grondslagen dan, geldig is. Tot die
tijd zullen we het met
zonne-energie moeten doen als de
vorm van duurzame energie die het
dichtst bij de directe winning (of
omzetting) van de relatieve
ruimte-energie staat.
Willen we
dus begrijpen wat Reich aan het doen
was, dan moeten we de verticale
denktrant achten. Hij zag duidelijk
een
verband tussen orgone energie en
seksualiteit. Hij veronderstelde dat
een persoon blootstellen aan orgone
energie in een van zijn
accumulators de persoon zou genezen
van impotentie en dergelijke. Het
zich seksueel verenigen vormt tantrisch, d.w.z.
meditatief geweldloos niet op een
resultaat
gericht, in de HDT een van de twee
toegangspoorten - de z.g. dyonisische of
hedonistische weg - die de
geestelijke
vereniging mogelijk maakt. De andere
weg is die van de geestelijke
verenging in de intelligentie: de apollinische weg. Men
spreekt ook van van links-handige en
rechtshandige tantra yoga in
dit verband. En die twee keuzen zijn
er voor de beginners. Zo gauw er
ego bij ontstaat is het afgelopen
volgens de HDT. Mediteer je op de
seks, dan verenigt zich de
intelligentie met de geest tot ego.
Evenzogoed kan je ook merken dat met
intellectuele arbeid die niet op
resultaten is gericht een
celibataire weg kan worden
ingeslagen: de
seks kan een storende factor worden
omdat die de aandacht voor het
'hogere' teveel afleid. Het ego of
ik-besef dat ontstaat uit de
geestelijke vereniging staat
tegenover het geluk dat men zoekt in
de
seksuele vereniging. Het is volgens
de HDT een onvermijdelijk
neveneffect a.g.v. de dualiteit van
het geheel. Dus tenzij men in het
volgende stadium het ego samenvoegt
met het geluk zonder verder nog de
seks erbij te halen, kan er geen
stabiel zelfbewustzijn ontstaan dat
de
controle over de materie mogelijk
maakt die de mens nodig heeft om
zijn
vrije wil niet-destructief uit te
oefenen en zo vreedzaam in harmonie
met de natuur en met elkaar voort te
kunnen bestaan. Na de seksuele
meditatie komt de egomeditatie, na
het seksgeluk komt het egogeluk.
Egogeluk is zelfbewustzijn, is
individuele ziel. De materiële
parallel daarbij is dat de
energiewinst en warmtewinst uit de
materiële vereniging op organische
basis de omzetting van
gravitonen ofwel van orgone,
ongerichte energie inhoudt op
materiële basis. In strijd met de
principes van de thermodynamica
als een dergelijke energiewinst is,
is dat niet in strijd met de HDT.
Orgone energiewinst is niets anders
dan het omkeren van de kracht van
de evolutie, een omkering waarin
gravitonen worden teruggewonnen door
de diversificatie of het karmisch
streven naar resultaten op te geven.
Voordeel: materieel is er thermische
energie en vitale harmonisatie en
spiritueel is er een toename van de
synergie omdat er meer liefde en
geluk is en het ego tot
zelfbewustzijn kan komen. Dit
strookt dan met
Reich's claims dat zijn accumulator
mensen zou genezen van
verkoudheden, kanker, en seksuele
klachten.
Bij de orgone
energieproductie is er samenvattend
dus allereerst de tantra, dan wel de
intellectualiteit, van het
overstijgen van de geest en het
seksuele en is er vervolgens in de
niveaus hoger in de individuele ziel
het verenigen van het ego in het
geluk. Tenslotte moet ook de
individuele ziel zijn eeuwigheid
zoeken in
de meer duurzame en permanente
bevrijding in het singuliere zelf
van
het universum: de Superziel van wat
de persoon oorspronkelijk is als
een vereniging van alle materie,
ruimte en tijd. In spiritueel
opzicht
is de HDT in overeenstemming met de
inhoud van de wetenschap van de
tantra en de yoga: eerst is men pas'u-tantrisch
puur seksueel
om de geest een ik te geven, dan is
men vira-tantrisch meer met
de yoga bezig om het geluk een ziel
te geven en tenslotte is men
divya-tantrisch met zuivere
toewijding meer als een monnik
overwegend celibatair bezig om het
zelfbewustzijn tot Godbewustzijn te
brengen. En zo is dan de tijdloze
devolutie compleet zonder dat er
regressie plaats vindt op het
materiële vlak.
Met
deze laatste directe
energiegenerator van Reich kunnen we
dan besluiten dat de technicus een
mens met zelfbewustzijn is die zich
niet buiten de machine heeft
gesloten. Wat we van Reich kunnen
leren is dat de mens zelf de
belangrijkste generator is van vrije
energie, vrij energie die we nodig
hebben om meer synergie te vinden
met elkaar en zo gezamenlijke
problemen op te kunnen lossen. Bij
Reich zien we organisme en
mechanisme in elkaar overgaan en zo
vormt hij een mooi sluitstuk in de
energiekwestie. Wellicht duurt het
nog dertig, veertig jaar eer we
vrije-energiemachines in de winkel
kunnen kopen. Technologie
ontwikkelen voor de consument kost
nu eenmaal veel tijd en inspanning.
Zijn z.g. cloudbuster om het klimaat
te beheersen laten we hier als een
karmische excentriciteit van hem
voorlopig nog even buiten
beschouwing.
Het lijkt niet direct van belang
voor het onderwerp van de
energiekwestie om wolken uiteen te
drijven, ook al is er wel een
verband met het klimaatprobleem. Het
klimaat laten herstellen door het
minder te storen is meer het plan.
Als conclusie
kunnen we stellen dat de held in ons
verhaal het graviton-deeltje is: het
onzichtbare en massaloze deeltje
cyclische tijdenergie met zijn
diffuse lading en spin. Volgens de
formele natuurkunde is, in het
raamwerk van de kwantum veldtheorie,
het
graviton een hypothetisch elementair
deeltje dat de zwaartekracht
overdraagt, en dat doet het via wat
we het integron ofwel het lineaire
effect van de ruimtedruk hebben
genoemd. Het deeltje niet kennend
hoopt
men het in deeltjesversnellers aan
te tonen. De snaarheorie voorspelt
het bestaan van gravitonen
namelijk alsmede
hun duidelijk omschreven
interacties. Maar de HDT
stelt dat manipulatie van het
graviton niet mogelijk is zonder het
in
een ander deeltje om te zetten, net
zo min als de snelheid van het
licht als een materiële grootheid
kan dienen voor het bewijs - of
weerleggen - van de ether als een
zijnde een niet-materieel, maar
protomaterieel verschijnsel. Je
vergelijkt appels met peren en dat
gaat
niet in de HDT, in de HDT moet je
anders rekenen op een ander nivo van
de hierarchie der manifestatie. Het
zijn de effecten die we hier hebben
besproken die het experimenteel
bewijs van het graviton vormen.
Ronddraaien of vibreren van
magneetvelden geeft energie, doet
iets met
de zwaartekracht en kan de
tijdruimte vervormen. Maar een
flesje
gravitonen blijft gewoon een flesje
met een vacuüm. Een leuke
beschrijving van het graviton vonden
we op YouTube. Een jonge
amerikaanse vrouw zonder enige
kennis van de natuurkunde had een
droom
en vertelt erover in een filmpje
genaamd: Random
Thoughts - What is a Graviton?. Ze zag
een deeltje in de vorm van een kraal
en daarin een boom als een
DNA-streng geprojecteerd. Daarop
vroeg ze
zich af: 'God are you telling me
that the nature of the universe is
contained in a graviton
particle?" De HDT
geeft haar gelijk, heel het
universum treft men aan in de ruimte
die
gevormd wordt door het graviton.
De
energiekwestie is, met inbegrip van
zijn innovaties en de HDT-verklaring
met het accepteren van de
realiteit van de orgone kwaliteit,
zoals we zagen tevens een kwestie
van hoe we met onze persoonlijke
energie omgaan: zijn we naar boven
gericht op onbaatzuchtige,
geestelijke liefde en innerlijke
vereniging
met de persoonlijke en
maatschappelijke voordelen daarvan
of zijn we
vol van wedijver gericht op het
krijgen van biologische of
geesteskinderen die de materiële
continuïteit van onze
beschaving moeten zekeren? Het
antwoord is dat de ladder van Jakob
naar
boven zowel als naar beneden kan
worden gebruikt. Het is zoals we het
in De Ether Bestaat! (Aadhar
2006) al zagen meer een z.g.
Eschertrap: het opklimmen is
tegelijkertijd het afdalen. Dàt is
evolutie en verfijning in harmonie.
En daar gaat het om. Voor onze
vooruitgang als mensheid in zijn
geheel is het verticale HDT-begrip
van
de relatieve ether in ieder geval
van essentieel belang als we de
kwestie van de directe
energiewinning en de
klimaatbeheersing willen
aanpakken. Voor het verklaren waarom
er met directe transformatie
elektrische of mechanische energie
verschijnt zullen we ons in deze
richting moeten bewegen. Als we
namelijk niet de energiebron kennen,
maar met een vinding als van de
boven beschreven ethermachines wel
energie weten op te wekken, ontstaat
het merkwaardige probleem dat we
handen hebben die met het uitvinden
intelligenter blijken te zijn dan
onze hersens kunnen bijbenen: handen
die slimmer zijn dan hersens. Het
kindje is er al maar kan nog niet
nadenken. Met de ethertechnologie
staan we, zoals ook Bearden dat
bevestigt, absoluut nog in de
kinderschoenen. Het bespreken
daarbij van een mogelijke free
energy
suppression samenzwering van
zittende financiële
machten die repressief zouden zijn
is dan minder van belang dan het
doorgronden van de psychologie van
het paradigmaconflict binnen een en
dezelfde persoon. Als die
psychologie, die zoals we zagen
samenhangt
met de orde van de tijd, is
doorgrond bereiken we de integratie
van
de culturele persoon en verliest de
achterdocht zijn macht, hoe
reëel de dreigingen ook waren die
symptomatisch zijn voor de
onwetendheid rondom een evolutionair
onvermijdelijke vernieuwing.
-

|