(these
pages are in
the process of being translated from
Dutch)
Pamphlet
for a New Energy Policy

"The
formulation
of a problem is often more essential
than its solution,
which may be merely a matter of
mathematical or experimental skill."
&endash;
Albert
Einstein
5) The
paradigm of the relative ether
The
actual,
ruling paradigm may be
called the paradigm of relativism which is
based upon the old formulations of Einstein wherein he
declared that the assumption of the
existence of
the ether was 'unnecessary'. The
relative of the morality and the
matter is not wrong on itself, to
the contrary, but the -ism thereof
is
wrong when we along with it propose
that there wouldn't exist anything
absolute anymore. That was never
Einstein's intention and this
interpretation annoyed him. Of
course is, just as well as one has
religiously the trinity of the
Father, The Son and The Holy Spirit,
as
an absolute concept, time, space and
matter an absolute trinity of fact
without which one cannot live and
reason, not even in heaven. That the
time must be considered relative,
that is to say, independent of a
frame of reference does not alter
this. The time stays invariably the
absolute principle of life of the
created universe. The relative
constitutes in relation to the
abslute a fundamental duality which
cannot be cut in two just like that
calling the existence of one half
something impossible. Relativism is
thus a wrong thing, just as
absolutism is<
translated thus far, check out
later>
Het
huidige, heersende paradigma
kunnen we het paradigma van het
relativisme noemen
dat is gebaseerd op de oude
formuleringen van Einstein toen
hij de aanname van het bestaan
van de ether voor
'onnodig' verklaarde. Het
relatieve van de moraal en de
materie is op
zich niet verkeerd, integendeel,
maar het -isme ervan is verkeerd
als
we daarmee gaan beweren dat er
niets absoluuts meer zou
bestaan. Dat
was nooit Einsteins bedoeling en
hij ergerde zich ook aan deze
interpretatie. Natuurlijk is,
net zoals je religieus de
heilige
drie-eenheid van de Vader, de
Zoon en de heilige geest hebt
als een
absoluut gegeven, de tijd, de
ruimte en de materie ook een
absolute
drievoudige gegevenheid
waarzonder men niet kan leven en
redeneren,
zelfs niet in de hemel. Dat je
de tijd relatief, d.w.z.
afhankelijk van
een raamwerk moet bezien doet
hier niets aan af. De tijd
blijft
onveranderd het absolute
levensbeginsel van het geschapen
universum.
Het relatieve vormt t.o.v. het
absolute een fundamentele
dualiteit die
niet zomaar in tweeën kan worden
geknipt met het onbestaanbaar
noemen van één helft.
Relativisme is dus fout en het
absolutisme is dat net zo goed.
Einstein zelf had het ook liever
over
een theorie van invarianten,
het ging hem om het absolute van
de lichtsnelheid. Dat was voor
hem een rekenoefening, het
axioma van
een constante lichtsnelheid
vormt zijn rekenbasis. De vraag
i.v.m. de
onvermijdelijke dualiteit van
relatieve t.o.v. absolute
waarheden is
hier meer: 'hoe ontsnappen we
aan de eenzijdigheid die
fundamentele dualiteiten de
nek probeert om te draaien?'
Het ontkennen van de oude ether
als een abolute grootheid ten
gunste
van een relatieve, moderne ether
in de vorm van de vierde
dimensie van
de tijdruimte
of ruimte-tijd ('spacetime')
t.o.v.
de drie bekende dimensies is een
foute zaak. Het relatieve van de
ether
in de gemanifesteerde wereld (de
gekromde ruimte-tijd) sluit nog
niet
de absolute werkelijkheid uit
van de oertoestand die aan die
relativiteit ten grondslag ligt.
Het absolute van de ether was er
voordat ze in haar symmetrie
brak en tot
manifestatie leidde en ze is nog
steeds meetbaar als de kosmische
achtergrondstraling die in
het ontstane universum aanwezig
is
als uitdrukking van een
eeuwigdurende, tijdruimtelijke
expansie die
alles overtreft. M.a.w. het
absolute bestaat altijd naast
het
relatieve. Religieus gezegd: God
is er naast dat wat Hij
voorbracht,
want delen hebben altijd een
geheel. Al het bestaande maakt
deel uit
van haar Grote Verzameling. Met
het relatieve van de schepping
is er
ook het absolute van wat
natuurkundig de singulariteit
wordt genoemd waar alles uit
voortkwam en weer naar
terugkeert. Je kan
het ene niet tegen het andere
wegstrepen. Als we met onze
vierde
generatie vrije energie
technologie vooruit willen
moeten we de
onwetendheid rondom de
dualiteiten betreffende het
energiebegrip
aanpakken. Dus allereerst gaat
het om de vraag: wat is nu
eigenlijk
energie?
Als
we niet weten wat energie is met
de
omschrijvingen E=MxV2
(Leibnitz) of E=MxC2
(Einstein), dan hebben we dus
een crisis zoals je ook een
identiteitscrisis hebt als je
niet weet wat je identiteit is
of een
economische crisis als je niet
meer weet wat geld nou eigenlik
is
(namelijk een afhankelijke
variabele die wij manipuleren,
het is een
middel en niet een doel).
Energie laat zich zoals
natuurkundig bekend
is herkennen in het
arbeidsvermogen dat zich laat
uitdrukken als de
snelheid van massa tot aan de
lichtsnelheid toe. Maar
definieert die
omschrijving wel wat energie is?
Als de koningin wordt omschreven
als
een dame met een kroon in een
gouden koets, is dat dan de
definitie van
een koningin? We weten dat
mevrouw van Buren, Beatrix van
Oranje, de
koningin ook is als ze niet in
de gouden koets zit met een
kroon op.
Taalkundig komt het dan neer op
de vraag: wat is het verschil
tussen
een definitie en een
omschrijving? Maakt de
natuurkunde wel bewust
onderscheid tussen dat wat een
definitie is en dat wat een
omschrijving
is? Zo nee, is dat gebrek aan
onderscheid dan misschien de
reden van de
energiecrisis, van die
aangelegenheid die ons heeft
aangezet tot dit
schrijven over de energiekwestie
en de orde van de tijd? Van
Dale:
Definitie:
"Een samenvattende
omschrijving van de
kenmerken van een begrip,
zodat het niet met een ander
verward kan worden. "
Omschrijving:
"Nadere
beschrijving
of
verklaring."
Beschrijving:
"Volledige
opsomming
der
bijzonderheden en kenmerken
van iets of
iemand".
Een
beschrijving is
misschien volledig maar
wellicht niet exclusief zoals
een definitie
vereist. Zo kan je met een
beschrijving van wat energie
is in de war
raken met de beschrijving van
wat een kracht is. Kracht is
immers pas
energie als je die kracht
aanwendt. Als de natuurkunde
dit onderscheid
niet zo nauw neemt zegt
Einstein ons met zijn formule:
de kracht van
het licht bestaat eruit dat
het massadeeltje ervan, het
foton, de
lichtsnelheid heeft terwijl
het (in zichzelf rond-)beweegt
met de
lichtsnelheid (en het kwadraat
van C vormt). Begrijpelijk
klinkt dat
wel en Interessant is het ook
nietwaar? We hebben nu
Einsteins
beschrijving het karakter van
een verklaring gegeven door
ervan uit te
gaan dat energie en kracht
makkelijk te verwarren
begrippen zijn. Van
Dale weer:
Energie
in verband met personen:
kracht waarmee men iets doet,
naar iets
streeft.
Elektrische
energie: arbeid
geleverd door een
elektrische energiebron,
arbeidsvermogen van de
elektriciteit.
Kinetische
energie: energie die
samenhangt met de beweging
van een voorwerp.
Potentiële
energie: energie die
een voorwerp heeft als
gevolg van zijn plaats
(bv. zwaartekrachtenergie),
vorm (bv. uitgerekte veer)
of toestand (bv.
batterij met elektrische
energie).
We
zien aan deze
definities dat energie verward
met de kracht waarmee men iets
doet
verwijst naar de persoon. In
andere samenhang verwijst het
naar de
arbeid ermee verricht of naar
zichzelf. Van definities die
naar
zichzelf verwijzen worden we
niet veel wijzer. Wat is zo
bezien b.v. de
energie van het licht? Is die
energie nu elektrisch,
kinetisch of
potentieel? Mogen we dat
kinetisch afleiden uit de
snelheid van een
foton in een vacuüm uitgaande
van het feit dat het wegzuigen
van
lucht geen medium meer
overlaat dat dan nog weerstand
kan bieden? Is
zo'n veronderstelling wel waar
als we weten van z.g.
zwaartekrachtlenzen dat
fotonen zich anders gedragen
in
zwaartekrachtvelden? Het
vacuüm is z.g. niks, maar het
doet wel
wat met het licht dus.
Feitelijk weten we zo niet wat
de energie van
het licht is. Men werkt met
aannames van beschrijvingen en
constanten
die met bijbehorende theorieën
dan moeten bewijzen dat ze de
werkelijkheid redelijk dekken,
meten of voorspellen. Een
beschrijving
echter kan de verklarende
capaciteit missen die een
definitie vereist.
We kennen dan de energie wel,
mathematisch, natuurkundig
etc, maar
snappen waar we het over
hebben is dan nog niet zomaar
het geval.
Taalkundig gezien hoeft zoals
we hierboven zagen een
beschrijving nog
geen verklaring te zijn, een
definitie moet dat echter wel,
willen we
echt, d.w.z. uitsluitend en
verklarend beschrijven wat we
zien.
Verklaringen zijn er om zaken
te begrijpen, omschrijvingen
niet. M.a.w.
Einstein, die geen analyserend
filosoof was maar meer een
experimenteel
denker, geeft met zijn
beschrijving E=Mc2 nog niet
zomaar een
verklaring van wat energie is,
hij beschrijft slechts één
van de mogelijke natuurlijke
relaties die samenhangen met
het
energiebegrip, uitgaande van
een ongehinderde maximale
snelheid, een
constante snelheid, van het
licht in de ruimte. Wat er dus
feitelijk
nodig is als we willen snappen
waar we het over hebben is een
fundamentele, samenvattende
omschrijving die als
verklaring kan dienen,
die tot dat begrip leidt dat
een einde maakt aan de
energiecrisis die
is gebaseerd op deze
onwetendheid over wat energie
is. Wat je niet goed
kent kan je ook niet goed
beheersen. Kennis is immers
macht. Wat je
goed kent en kan beheersen kan
dan niet een crisis inhouden.
In een
crisis ben je de beheersing
namelijk kwijt: de beheersing
bleek vals te
zijn! Er is begin 21 eeuw een
strijd gaande over de
energiebronnen en
de prijs van de energie
waardoor we niet naar b.v. de
betere
plasmaschermen meer mogen
kijken zoals de nederlandse
regering medio
half maart 2009 verkondigde,
want die nemen meer energie en
we hebben
een energiecrisis. Dus...
Zullen we met dergelijke
crisismaatregelen
dan niet eens gaan onderzoeken
wat de beste verklarende en
operationele
definitie van het
energiebegrip is? Een
verklaring dus waar we mee
kunnen opereren, aan de slag
kunnen, en die duidelijk maakt
dat onze
strijd over de bronnen, de
schaarste en de prijs op
onwetendheid
berustte. Kan energie, als we
even Einstein vergeten, b .v.
misschien
onafhankelijk van massa
bestaan en zich uitdrukken in
iets anders dan
de snelheid van meetbare
deeltjes materie als fotonen?
Kan het
misschien de vibratie van een
ongemanifesteerde vorm van de
materie
zijn, ofwel iets
protomaterieels zijn, energie
die nog niet materieel
is, maar slechts virtueel of
potentieel? Taalkundig is dat
wel
toegestaan in ieder geval. Van
Dale:
Virtueel:
als
mogelijkheid
of
vermogen aanwezig, in
werkelijkheid of werkzaamheid
kunnende treden.
Neem
bijvoorbeeld de
stelling: een magnetisch
veld structureert de energie
van de ruimte
die het medium voor het
magnetisme vormt. Dat is
een stelling die
uitvinders vaak bezigen met
het ontwikkelen van hun
pogingen tot
vacuümenergieconversie. Dat
veld is niet zichtbaar
materieel, maar
is wel afhankelijk van
de materie, de massa en de
kwaliteit van
de magneet. Een magneetveld is
dus secundaire of subtiele
materie, wel
tastbare, maar geen zichtbare
materie. De energie van de
ruimte zelf
hoeft echter niet van die
afhankelijkheid te zijn. De
magneet volgens
de stelling produceert de
energie niet, ze structureert
die energie
alleen maar. Zonder de magneet
is die energie dan
ongestructureerd,
d.w.z. dat ze niet materieel
gerelateerd bestaan kan als
een chaotisch
bewegend graviton deeltje of
als een losse onafhankelijke
snaar van
trilling zoals resp. de kwantummechanica en
de snaartheorie dat
voorstelt. Ook spreekt men in
dit verband behalve van
vacuümenergie, zoals we in
hoofdstuk twee al zagen, van donkere energie, nulpuntsenergie, of
van het loskoppelen van de
bepaalbaarheid van de impuls
en van de positie van een
deeltje (onzekerheidprincipe
van Heisenberg).
Ruimte kan je modern
theoretisch-natuurkundig zien
als losstaande,
onafhankelijke, massaloze
energie. Maar de vedische
literatuur b.v. zei reeds
duizenden jaren
voor Christus: de ether, net
als de ziel, vermengt zich
nergens mee (B.G.
13.33).
Dus echt iets nieuws onder de
zon zijn deze ideeën
niet.
Een
statische,
conservatieve
kracht als
het magnetisme en de
zwaartekracht kan
op zich geen werk verrichten
of energie leveren. Maar kan
logisch
gesproken de combinatie van
twee van die conservatieve
krachten ook
conservatief zijn? Het
verschil tussen die twee
fundamentele
natuurkrachten kan je
uitdrukken in termen van tijd,
want alle
verschillen die we kennen kan
je beschrijven als
tijdsverschillen. Een
verschil tussen twee krachten,
conservatief of niet, houdt
dan in
samenhang gebracht met de
materie kinetische energie in,
ofwel een
meetbaat tijdsverschil. De
wijzen (bij name van Herakleitos, Plato
en Aristoteles)
zeiden reeds: alles beweegt, pantha
rhei,
niets is ooit, alles wordt en
niets is standvastig, ofwel
het universum leeft en
beweegt. Dat is het absolute
van de tijd: er is
altijd beweging, een
krachtenspel, een
tijdsverschil als er afstand
is,
een verschil met de materie
dat we de ruimte noemen. De
ruimte is zo
bezien dan pure tijdenergie,
het resultaat van een spel van
de
verschillende krachten van de
tijd, d.w.z. de fundamentele
natuurkrachten die op zichzelf
bekeken conservatief zijn. En
dit
begrijpen van de
ruimte-materie-tijd
drie-eenheid moeten we
aannemen
als een correcte definitie van
het geheel van het
natuurkundig voorwerp
van studie omdat we het zo
voor ons zien: de magnetische
aarde draait
rond en produceert
bliksemflitsen in samenhang
met de zwaartekracht die
ze heeft. Dat is wat we zien,
elektrische energie uit
roterend
magnetisme, de aarde is een
dynamo aangedreven door de
tijd en onze
geest beweegt in
overeenstemming met de
afgesproken definities. Zo
kwam
Faraday tot
zijn experimentele bevinden en
hebben we vandaag de dag
elektromotoren op basis van
roterende magneten. En nu
weten we ook wat
energie is: een tijdsverschil
gevormd door de materie in de
vorm van de
ruimte. Ruimte als tijdenergie
is het resultaat van de
wisselwerking
tussen de verschillende vormen
van de tijd: uitdijing of
voorwaartse
tijd, samentrekking of
terugwaartse tijd en rotatie.
Het is een
evenwicht van uitdijing en
samentrekking van het
centrifugale en
centripetale van de materie
van planeten en sterren in
beweging die we
samen bij elkaar het universum
noemen. De term vrije energie
heeft dus
natuurkundig gezien betrekking
op ongebonden energie, de
energie van de
ruimte, de energie van het
z.g. vacuüm, ofwel gewoon
ruimte-energie, een energie
die je in principe, logisch
gesproken, kan
converteren naar kinetische,
bruikbare energie door de
fundamentele
natuurkrachten, de
verschillende vormen van
tijdenergie die ermee
samenhangen, tegen elkaar uit
te spelen. Daarom draagt dit
boek de
titel 'de Energiekwestie en de
Orde van de Tijd".
De
natuurkunde is geen filosofie,
noch
taalkunde, en daarom halen de
vaak onbegrijpelijk
redenerende
natuurkundigen niet alleen
makkelijk dat wat een omschrijving
is en een definitie
vormt door elkaar, ze
verwarren ook dat wat
een principe is met
een wet en dat wat een
constante
is met dat wat absoluut
is. In de speciale
relativiteitstheorie, die rond
1900 ontstond vanuit het
onvermogen de
ether aan te tonen,
verabsoluteert Einstein de
maximum snelheid van het
licht in de ruimte tussen
planeten, maar later bleek dat
dat weer niet
geldt voor 'ongecodeerd' licht
dat dan dus, net als
zwaartekrachtgolven, sneller
dan het licht kan gaan (zie artikel).
Sedert de deense astronoom Ole Romer in 1676
de eerste metingen deed naar
aanleiding van de eclipsen van
de manen
van Jupiter, zitten we nu
inmiddels met licht dat
sneller gaat dan het
licht. Goed, het maximum is
dus geen maximum, maar dan
snappen we dus
niet meer wat de natuurkunde
met de term constant bedoelt.
Einstein
zelf kwam, om de verwarring te
completeren er in 1920 ook op
terug toen
hij in het boek "Relativity:
the special and general
theory" stelde : .
. . according to the
general theory of
relativity, the law of the
constancy of the velocity of
light in vacuo, which
constitutes one of
the two fundamental
assumptions in the special
theory of relativity [.
. .] cannot claim any
unlimited validity. A
curvature of rays of
light can only take place
when the velocity of
propagation of light
varies with position.
Maar dat via de achterdeur van
zijn
gekromde ruimte weer
suggereren van een ether die
variaties in de
lichtsnelheid geeft, weerhield
de moderne navolging door de
natuurkunde
er niet van om dat soort
variaties zoals Einstein die
hier vermeld
onzinnnig te noemen. In de wikipedia
pagina hierover zegt
men: "the speed of light
sets an absolute speed
limit to how fast matter or
information can move",
en daarin zien
we hoe een maximum tot een
absoluut iets wordt verheven.
C (celeritas,
snelheid) is God, en de rest
is relatief, ondergeschikt,
punt uit, zo
gelooft de moderne
natuurkundige, anders is hij
een gevallen ziel. De
zaak was verabsoluteerd, het
dogmatisch kwaad was geschied
en de
psychologie van de
theoretische consonantie, zeg
maar de valse trots
van de zwamneuzen, kon niet
meer worden teruggedraaid (zie
o.a. C.M.
Will, "Was Einstein Right?"
- Basic
Books, 1986).
Het
relativiteitsprincipe waar
Einstein
zijn latere algemene
relativiteits theorie over de
zwaartekracht op
baseerde staat ook wel bekend
als het equivalentieprincipe
waaruit later zijn postulaat
van E=mc2
voortkwam. Dat oorspronkelijke
equivalentieprincipe, dat
teruggaat tot Galileo
Galilei
(1564-1642), wordt door onze
beste Albert per vergissing
verdedigd als een absolute
waarheid, als een natuurwet.
Het principe
houdt in dat de inerte massa
van een voorwerp als
gelijkwaardig aan de
zwaartekrachtmassa wordt
behandeld. Het verschil tussen
die twee
krachten, te weten, de
zwaartekracht werkt
centripetaal, de inerte
massa werkt lineair als een
z.g. vectorfunctie, dwz
haaks, gelijk aan of
tegengesteld op die richting,
werd al door Newton
verwaarloosd en Einstein
baseerde op die
krachtsinductie, op dat
verlies aan onderscheid, zijn
notie van de
onafhankelijkheid van de
werking van de zwaartekracht.
Hij stelde de
zwaartekracht gelijk aan de
kunstmatige zwaartekracht, of
de inerte
kracht die een met G
versnellende ruimtesonde aan
zijn passagiers
geeft. In feite is,
psychologisch gezien, de
algemene
relativiteitstheorie dus een
rationalisatie van het
onvermogen om
experimenteel een verschil aan
te kunnen tonen tussen deze
twee
krachten. De kunstmatige
zwaartekracht die je zelf
opwekt met een
versnellend ruimteschip kan
inderdaad niet zo'n verschil
opleveren, dat
is nogal logisch. Maar waarom
zou die inerte kracht steeds
als een
kunstmatige zwaartekracht
moeten werken? Dat is
natuurlijk onzin of,
wat netter filosofisch
gesproken, het is een
drogreden, ofwel
sofisterij om daar van uit te
gaan. Het is een vorm van
redeneren die
we vaak in de moderne
natuurkunde tegenkomen: "stel
dat we in een
ruimteschip de lichtsnelheid
naderen, dan worden we
oneindig zwaar"
Onzinpraat dus zo bezien (zie
b.v. het wat dit betreft
typisch schoolse
verhaal van Stephen
Hawking "Een
korte Geschiedenis van de
Tijd").
Deze zwaartekrachttheorie van
Einstein
leverde dus ook nooit een
anti-zwaartekrachtmachine op.
De eigenlijke
vraag die moet worden gesteld
is natuurlijk: wanneer
koppelen die twee
verschillende krachten zich,
afgezien van de richting, los?
Want in
verschillende richtingen
geprojecteerd kunnen ze nog
steeds hetzelfde
zijn. Dat loskoppelen zal toch
wel moeten als je iets wilt
organiseren
met de zwaartekracht. Dus, kan
dat eigenlijk wel? Uit
observaties in
miljoenen files gedocumenteerd
bij de z.g. geheime diensten
over de
gehele wereld
(verlegenheidsdiensten
eigenlijk, zie b.v Project
Bluebook),
blijkt dat vliegende schotels
(UFO's) wel
de beheersing machig zijn
tegen de wetten van de
aerodynamica in van
wat we de tijdruimte, of
ruimtetijd noemen (iemand die
het niet snapt
maakt er een verschil tussen).
Maar die observaties gelden
"wetenschappelijk" niet omdat
ze niet herhaalbaar zijn, ze
zijn
namelijk (exo)cultureel
of supernatuurlijk. Het experimenteel
bewijs van onze
controle ontbrak en daarom
kwamen we uit op de
merkwaardige inzichten van de
speciale relativiteitstheorie
waarover de
gewone burger terecht zegt:
'ik luister ernaar, maar ik
snap het niet
meer', ongeveer zoals we met
de speciale
relativiteitstheorie ook
allerlei geks te horen kregen
toen
Michelson en Morley de
ether niet aan konden tonen
met hun
experimenten naar mogelijke
variaties in de lichtsnelheid
als
indicator. Dat vormde de basis
voor de z.g. tweede
wetenschappelijke
revolutie en Albert Michelson
kreeg er de Nobelprijs voor in
1907 nota
bene. Als iemand je een dom
gevoel bezorgd, kan dat heel
goed het besef
van de domheid van die persoon
zijn, maar als je die echter
niet als
dom wil zien omdat je hem
collegegeld betaalt b.v. , dan
moet je jezelf
betwijfelen. Als licht een
materieel deeltje is, een
foton, en
ruimte-energie een virtueel of
potentieel protomaterieel
deeltje vormt,
dan snap je dat die relatie
tussen het licht en de ether
misschien toch
wat gecompliceerder ligt dan
je met metingen naar de
lichtsnelheid kan
behappen. In ieder geval
filosofisch logisch, en
taalkundig semantisch
verantwoord kan je dit zeker
stellen. De speciale
relativiteitstheorie
die van eerdere datum was kan,
net als de latere algemene
relativiteitstheorie, dan ook
psychologisch worden gezien
als een
rationalisatie van het
onvermogen om de ether te
bewijzen. Met de
inzichten van die
rationalisatie dat de tijd
niet meer absoluut is en
onderhevig is aan
zwaartekracht....waar of niet
waar? ....mogen we ons
dan afvragen of we nog wel op
de goede weg zijn hier. Het
probleem met
rationalisaties is
gedragswetenschappelijk dat ze
op zich niet
onwaarheid hoeven in te
houden, maar dat die waarheid
alleen overbodig
is, meer een neurotisch
compenstiepatroon of een
defensiestrategie van
het ego vormen die als een
wolk van gedachten tussen jou
en de
werkelijkheid staan.
Met
de algemene
relativiteitstheorie
veranderde het
relativiteitsprincipe van de
massa-equivalentie in een
fundamentele aanname, ofwel
het principe dat in een aantal
gevallen
opgaat werd tot een algemene
wet waar we niet van willen en
mogen
afwijken, of beter gezegd,
waar we een paradigmatisch
dogma aan hebben
dat feitelijk stelt: "ik
beheers het, dus bestaat het".
Maar als
iemand volgens dit dogma
experimenteel een verschil
tussen de inerte
massa en de zwaartekrachtmassa
kan aantonen, dan wel
ruimte-energie kan
omzetten met een zelflopende
ethermachine of vishnu-yantra,
is
het gedaan met dit bolwerk van
logische ketterij, en vallen
beide
theoriën van het relativisme
in duigen. En dan zijn
plotseling,
met het wegvallen van de
schellen op de ogen, alle
erbij behorende
berekeningen een illusie van
wetmatigheid, een
rationalisatie waarvan
de complexiteit het gebrek aan
praktische logica moet
verhullen. Als we
die illusie, die ketterij
kunnen omzeilen die bestaat
tegen het gezonde
verstand in dat eigen is aan
de overige sociale en
menswetenschappen -
de psychologie voorop -, zijn
we bevrijd van het idee van
aangeleerde
hulpeloosheid, van dee
depressie dat het
quivalentieprincipe, dat
postulaat, niet te doorbreken
zou zijn en zijn we klaar met
de
energiekwestie, met deze
studie dus. Aan alle
karma-yoga komt een eind.
Leonardo moet vrij. Ofwel, als
dat lukt, en waarom zou deze
yogi dat
karma niet kunnen inlossen,
het is immers de genade van de
Godheid van
de Yoga (Yogis'vara) dat dat
steeds relatief makkelijk
lukt, dan zijn
de relativistische
rekenmethoden net zo nutteloos
en bedrieglijk als de
ether nutteloos en op
zelfbedrog leek met het
probleem dat we hadden om
die klaarblijkelijk
protomateriële substantie te
bewijzen middels
een geslaagde en navolgbare
omzetting van die eterische
ruimtevibraties
in kinetische energie. De
religie levert het bewijs dat
we energie van
de ether krijgen al sedert
mensenheugenis door met de
Heer der ether,
voor Christenen de Vader
geheten, de gemeenschap benen
die lopen in de
richting van de kerk te geven.
Maar de natuurkunde kan dit
wapenfeit
tot nu toe niet op zijn naam
schrijven, experimenteel niet
en sociaal
al helemaal niet anders dan in
colleges van professoren die
slechts een
tijdelijke cursus bieden. Maar
goed, gezegd moet worden hier
dat,
totdat het relativisme aldus
ten val komt, de redenering
die hier nu is
opgezet alleen maar het
verketteren is van geketter,
dus geketter in
het kwadraat, ofwel nog
vervelender en frustrerender
dan de
oorspronkelijke
rationalisatie. We hebben
experimentele bewijzen nodig.
Dat is duidelijk. En wat wil
nu het geval? In het vrije
energieonderzoek, zo willen de
feiten besproken in het vorige
hoofdstuk, zijn we de bewijzen
tegengekomen waarbij er
inderdaad sprake
is van een breuk met het
equivalentieprincipe en vindt
men concrete
bewijzen van de ether als
energieleverancier (want we
blijven zeggen
dat energie niet uit het niets
kan verschijnen, maar wel uit
iets kan
worden omgevormd.)
Voor de
duidelijkheid: We spreken dus
van een principe (van
Dale: beginsel,
stelregel) als een
redenering die in een gegeven
aantal gevallen
opgaat, maar niet in alle
("mijn principes zijn nog niet
de jouwe").
Een natuurwet (van
Dale: een algemeen geldige
regelmatigheid)
gaat
in
alle
gevallen op, is algemeen.
Bruce
de Palma, de
voormalige MIT lector werd
door de wetenschappelijke
gemeenschap in de
zestiger jaren van de
twintigste eeuw uitgestoten,
gek verklaard
min of meer, met zijn
'ketterse' experimentele
resultaat dat Einsteins
relativiteitsprincipe
onderuit haalde: een ronde
stalen kogel vliegt roterend
verder of
minder ver dan een niet
roterende kogel afhankelijk
van de richting van
draaiing. Paramahamsa
Tewari (foto links) een
ingenieur die hem
wel serieus nam raakte later
in conflict met de Indiase
zittende orde
toen hij DePalma's N-machine
repliceerde en effectief
verbeterde met de overunity
Space Energy generator die hij
als
leidend ingenieur van het
Indiase instituut voor
nucleare energie
patenteerde. Ook Finsrud toont
met zijn gravito-magnetische
apparaat,
zijn 'Perpetuum Mobile'
kinetisch kunstwerk, aan dat
de inerte massa
van de door de slingers uit
evenwicht gehouden kogel met
het magnetisme
extra energie, ofwel surplus
inerte massa, vormt t.o.v.
zijn eigen
zwaartekrachtmassa. Blijkbaar
is het blijkens deze twee,
niet
gerepliceerde bewijzen van
Finsrud en DePalma, dus
mogelijk het
equivalentieprincipe
experimenteel te doorbreken
met rotaties die in de
natuur niet spontaan ontstaan
kunnen en kunnen we dus
feitelijk zo de
onbeholpen logica van de
relativiteitstheorie aan de
kant schuiven.
Maar natuurlijk wil de moderne
natuurkunde met het verafgoden
van
Einstein als de opperste
intelligentie niet door een
psycholoog als
ondergetekende weggezet worden
als een dubbele rationalisatie
van de
eigen experimentele onkunde.
"Wat ik niet kan aantonen
bestaat niet en
dus bestaat de ether niet en
een breuk met het equivalentie
principe
ook niet", is voor een
psycholoog geen aanvaardbare
redenering. Zo
kunnen wij geen geestelijke
gezondheid garanderen. Dat
soort ontkennen
is meer een symptoom behorend
tot een cultuurneurose van
oedipale
ontkenning en verdringing in
relatie tot vadertje Tijd als
je het een
psychooog vraagt, en zo'n
geestesstaat maakt, als deze
bewijzen bij
replicatie solide blijken ten
minste, duidelijk dat Einstein
in feite
een warhoofd was en dat Tesla
dus gelijk had toen hij over
de moderne
(theoretische) natuurkunde
sprak als zijnde mathematische
mystiek
zonder veel praktisch inzicht.
Later in zijn leven verging
het Einstein
ook aanzienlijk slechter
intellectueel. Dat kon de
ouderdom zijn, maar
waarschijnlijker is dat zijn
theorie als de psychologische
ontkenning
van iets geen progressie
vertoonde. We meenden wel de
absolute
lichtsnelheid ermee te zien,
maar we zagen het licht van de
toekomst
anders dan in opflitsende
paddestoelwolken er zelf
eigenlijk niet mee.
Veel verder dan GPS
technologie en de
verwerpelijke kerncentrales
die
feitelijk moderne
stoommachines zijn, zijn we er
praktisch niet mee
gekomen. Einstein kon de knoop
die hij met zijn aanvankelijke
ontkenning van de ether en
zijn tot axioma gebombardeerde
equivalentieprincipe niet
ontwarren en niet tot
integratie, niet tot
een verenigde theorie komen.
De natuurkunde is aldus, zo
laat het zich
vandaag de dag aanzien, een
verzameling losse
experimentele inzichten
waar theoretisch, ondanks alle
speculaties en
deeltjesversneller
onderzoek, de eenheid aan
ontbreekt en waarvan de
theorie riekt naar
ontkenning en verdringing. Ook
het algemene autoritaire,
slechte
karakter van de gemiddelde pas
opgeleide (onvolwassen, pas
afgestudeerde) natuurkundigen
die veelal sceptisch en
veroordelend
neigen te reageren op
uitzonderingen op het genoemde
principe zoals de
inquisitie van de katholieke
kerk moorddadig en misdadig
reageerde op
spirituele burgerexperimenten
(kettervervolging), geeft te
denken. Er
moet dus iets fundamenteel mis
zijn met het moderne
natuurkunde-onderwijs. Het
lijkt wel een prediking met
dogmatische
volgelingen die agressief
defensief de duurbetaalde
studie proberen te
verdedigen en ons 'leken' dom
proberen te verklaren. Is de
natuurkunde
misschien de nieuwste religie?
Moeten we dat onbegrijpelijke
'intelligente' geknoei met de
mathematische logica allemaal
maar geloven?
En
is
de
t.v. dan misschien het moderne
afgodsbeeld der
afstandelijkheid ter verering
van de valse eenmaking van de
standaardtijd die zich
rationeel baseert op de
ontkenning en uit zijn
natuurlijke kader verwijderen
van de absolute waarde van een
eeuwige
veranderende tijd die wel
degelijk een momentane
absolute gelijkheid
kent die we het NU noemen, ook
al krijgt dat Nu overal
wetenschappelijk
(en niet poltiek) een ander
cijfer in de natuur? Zo moeten
we het toch
allemaal niet zien.....
Einstein zei toch niet dat
wetenschap en
religie niet zonder elkaar
konden omdat hij de
natuurkunde graag
dogmatisch de scepter zag
zwaaien? En natuurlijk zijn er
meer verlichte
natuurkundigen (Bohm bv.).
Volgend
op Einstein's 'bekering'
tot een nieuw etherinzicht,
toen hij in 1920 zijn spijt
betuigde over
zijn radicale afwijzing van de
ether, ontstond er de moderne
ethertheorie die
mede zijn basis vond in het
werk van de
natuurkundige Wolfgang
Pauli
(1900-1958) die met zijn uitsluitingprincipe een
belangrijke bijdrage leverde
aan de
kwantumtheorie van Max Planck
(1858-1945) die
wèl ruimte biedt aan een soort
van etherdeeltje
dat hierna ter sprake zal
komen. Normale elementaire
deeltjes
(fermionen) verschillen
volgens het
uitsluitingsprincipe absoluut
van
plaats en zijn altijd een
tijdproduct om die reden.
Daardoor is de
ether, ofwel de ruimte die
door de materie wordt
beschreven, evenzogoed
een absoluut gegeven. De ether
is in de kwantummechanica dus
theoretisch natuurkundig een
axiomatisch gegeven waarzonder
je niet
logisch kan redeneren. De
nieuwe ethertheorie die
gepopulariseerd werd
in de 80-er jaren door Maurizio
Gasperini en
weer opnieuw onder de aandacht
werd
gebracht rond de eeuwwisseling
door Ted
Jacobson en David Mattingly,
wordt echter begin van de 21e
eeuw nog
steeds niet algemeen aanvaard
binnen de natuurkunde. Dit
leidt tot
discussies en aanvallen op dat
traditionele relativistische
bolwerk dat
nu in de weg van de
vooruitgang lijkt te staan.
Zo
was er onlangs (okt. 2007) in
Nederland nog een
organisch-fysisch scheikundige
genaamd Marcoen
Cabbolet (1967)
wiens promotie najaar 2007,
heel uniek, werd
afgelast ondanks dat de
promotiecommisie zijn
dissertatie reeds had
goedgekeurd. Hij had samen met
zijn helaas overleden promotor
Sergey
Sannikov uit de Oekraîne
ontdekt dat, in strijd met de
inzichten
van de kwantummechanica en de
algemene relativiteitstheorie,
er
theoretisch gezien volkomen
nieuwe bronnen voor
energiewinning bestaan.
Het College voor Promoties van
de technische universiteit van
Eindhoven, dat unaniem
oordeelde dat het onderzoek
niet voldoende
kwaliteit had, moest later op
die beslissing terugkomen toen
bleek dat
die commissie zelf niet
deugde. Externe deskundigen
werden ingeroepen
waaronder onze
nobelprijswinnaar 1999 Gerard
't Hooft die
zei dat hij 'er geen brood van
kon bakken'. Cabbolet's
onderzoek kon niet kloppen
omdat eruit zou volgen dat
antimaterie een
positieve rustmassa heeft,
maar toch van de aarde
afbeweegt onder
invloed van de zwaartekracht.
Maar de promotor Harrie de
Swart liet
weten dat het proefschrift
bestond uit een strikt logisch
raamwerk met
een natuurkundige
interpretatie. Hij was toch
ook niet gek. Cabbolet
gaf ten antwoord dat 't Hooft
zich schuldig maakte aan hol
geschreeuw
en dat hij kennelijk de
formele logica niet meester
was. Cabbolet kreeg
sedertdien niets meer
gepubliceerd en moest een baan
bij de KPN op de
afdeling
gebruikersondersteuning
aannemen.
Van de
kant van de natuurkundig
geschoolde
vrije-energieonderzoekers is
behalve Tom Bearden en Stefan
Marinov, ook
Prof.
Kanarev van
de plasma-elektrolyse zoals
hiervoor
besproken, zeer kritisch over
de huidige stand van de
natuurwetenschap.
Hij stelt net als Marinov dat
we weer terugmoeten naar de
klassieke
fysica van de 19e eeuw en de
draad weer moeten oppakken
waar we hem
zijn kwijtgeraakt. Na het
postmodernisme zijn we aan een
paradigmatische restauratie
toe om de in de moderniteit
verstoorde
relatie met de klassieke orde
te herstellen. Marinov stelde
in
zijn wetenschappelijke
testament: "Ik
hoop dat spoedig de
(Newtoniaanse)
tijd-ruimte begrippen, welke
ik in ere herstelde middels
vele
experimenten en door een
eenvoudige mathematische
theorie, door de
wetenschappelijke
gemeenschap zullen worden
aanvaard als degenen die
overeenstemmen met de
materiële werkelijkheid".
Kanarev voegt
daar aan toe: "Ik denk aan
een theoretisch virus
genaamd de
Lorentz-transformaties
waarop de bewijsvoering van
de
relativiteitstheorie van
Einstein is gebaseerd. Bij
Lorentz werden tijd
en ruimte in twee aparte
vergelijkingen vervat en
gescheiden van
elkaar. Alleen als men deze
twee vergelijkingen weer
heeft verenigd is
het mogelijk om een ware
procesbeschrijving te
verkrijgen. Welk
natuurkundig verschijnsel
dat ook zou volgen uit de
beschrijvingen van
Lorentz's transformaties,
kan men onmogelijk in de
natuur waarnemen."
Hij
stelt
dat
we in de twintigste eeuw onze
onderzoeksresultaten
verkeerd zijn gaan
interpreteren; we zijn volgens
hem iets vergeten. "Tijd,
ruimte
en
materie
- het zijn de drie niet te
scheiden elementen van een
universum" (zie interview). En
deze eenheid, die al door de
Boeddha
werd gepredikt, is precies het
punt dat we in dit
hoofdstuk
willen maken. Met de machines
van de rechtstreekse, directe
energiewinning zijn we met de
vrije energie van de ruimte
bezig. Zonder
de tijd, de materie en de
ruimte als één onlosmakelijk
geheel te zien kunnen we deze
wetenschap nooit onder
controle krijgen.
Niet alleen natuurkundig, maar
ook sociaal-economisch zijn in
de
twintigste eeuw tijd en ruimte
twee afzonderlijke begrippen
geworden
die geen relatie meer met
elkaar schijnen te hebben. En
daarmee zijn we
vervreemd van de natuurlijke
werkelijkheid en van elkaar en
hebben we
ook niet werkelijk greep op de
materiële wereld. Dit gebrek
aan
maatschappelijke en
wetenschappelijke samenhang
van deze basisbegrippen
van de natuurkunde, van de
heilige drie-eenheid van de
tijd, de ruimte
en de materie, ligt ten
grondslag aan de fundamentele
gespletenheid van
het oude paradigma van het
relativisme. In dat oude
paradigma ontkennen
we de ether, verdraaien we de
tijd wettelijk bepaald en
hebben we de
materie van de planeet, het
klimaat en de energiewinning
niet in de
hand. En daarmee zijn we aan
het begin van de 21e eeuw
ecologisch en
psycholgisch verkeerd bezig,
gevangen als we zijn in
politieke,
wetenschappelijke en
religieuze ego's als waren we
een stel sociopaten
met TBR.
Er is een uitstekende
lezing van
een gerenommeerde
natuurwetenschapper
genaamd Tom
Valone te
bekijken op het internet
waarin een
overzicht wordt geboden van de
complicaties voor de
wetenschap op het
punt van de vrije energie. Hij
deed, zonder direct op de
theorie in te
gaan, een grote
haalbaarheidsstudie met daarin
de nadruk op het
omzetten van nulpuntsenergie
met achting voor recente
ontwikkelingen op
het gebied van b.v. de nanotechnologie. Hij
refereert aan het werk van
Casimir
(ruimtedruk op microniveau), Dr.
Fabrizio Pinto (zie
ook video en
een artikel),
Mead en Milonni, en hij
bespreekt en
analyseert de kernprincipes
voor het omzetten van de
energie uit het
vacuüm. Hij stelt daarbij, net
als Bearden, dat deze
principes
vallen binnen de
"thermodynamische, vloeibare,
mechanische en
elektromagnetische gebieden
van de fundamentele
krachtsverschijnselen
die van toepassing zijn op
alle energiesystemen". Zo
noemt hij b.v. ook
recente ontwikkelingen van
microdioden die, zoals bij
Moray, de
vacuümenergie opvangen die in
principe random fluctueert
maar heel
reëel is en niet zozeer
virtueel, zoals Bearden in
horigheid aan
vele sceptici dat ter sprake
brengt. Hij stelt zo dat het
e.e.a. ook
van toepassing is op het
kwantumniveau van de
(incomplete) theorie van
elementaire deeltjes. Behalve
Valone, Bearden (zie
m.n. zijn video's Energy
From The Vacuum; op
Google: part
1
& part
2) en
Kanarev zijn er ook
individuele en institutionele
onderzoekingen van andere
wetenschappers die worstelen
met de
paradigmatische
energiekwestie: Lee
Felsenstein die
ook de energiesystemen voor
computers
bestudeert, Prof.
Pharis Williams
over alternatieve nucleaire
energie en
anti-zwaartekracht (zijn
site) en Mark
Goldes in
zijn artikel over Fueling
the Future
with Zero Point Energy (site) om
er een paar te noemen. Het
probleem met
het oude paradigma is dat de
gewone man het niet kan
begrijpen. Men
ervaart veeleer de chaos van
het post-modernisme. En wat
men niet snapt
kan men ook moeilijk in
verhouding zien, aanvaarden of
afwijzen. Men
weet enkel dat het niet zoveel
uitmaakt in het huidige
denkmodel of de
klok nu gelijk staat met de
zonnewijzer of niet. Met die
relativiteit
van het tijdsbegrip werd de
tijd van zijn klassieke,
absolute waarde
ontdaan. De absolute waarde
van de tijd waar I.
Newton
vanuit ging, hield in dat de
tijd van de passerende zon en
de maan een niet te
betwijfelen uniforme voortgang
van de materie van
het universum inhield die
volkomen gelijkmatig overal
hetzelfde
werkzaam is. Einstein toonde
aan dat het begrip
gelijktijdigheid,
ondanks de gelijkheid van het
Nu, echter een illusoir idee
is. Hij ging
zoals gezegd uit van het
axioma van een constante
lichtsnelheid in de
ruimte. De tijd is dan altijd
en overal anders, is volkomen
relatief.
Ook het klassieke etherbegrip
- de ether als een aparte
substantie die
alomtegenwoordig is - dat
Einstein vóór 1920 niet echt
meer nodig vond in de
natuurkunde, verklaarde hij,
dus later van
gedachten veranderd op dit
punt, relatief: de ether
betrof volgens hem
de ruimte met fysieke
eigenschappen, de ruimte in de
vorm van een
bepaald krachtveld dat per
planeet, ster en
melkwegstelsel anders van
werking is. Dat krachtveld
maakt verschil in de relatie
met het
krachtveld van de tijdruimte
die de uitdijing van het
heelal
vertegenwoordigt in een soort
van vierde dimensie van de
tijd waarin
alle universa zich uit elkaar
bewegen. Wat betreft de ether
ontstond,
met deze verandering van
mening van Einstein terwille
van het nieuwe,
relatieve etherbegrip (waarmee
hij begon in 1916, zie Kostro
2000),
het probleem dat we de
natuurkunde zelf
ook niet meer als absoluut
geldig kunnen zien (zie ook
het artikel
over Einstein op de
info-afdeling van
deze site). Het zijn steeds
paradigmatische visies,
meningen of gezichtspunten min
of meer,
bepaalde vormen van taal
bestaande uit zelf
gedefinieerde termen, die
net zo werken als de
verklaringsmodelllen van
historici, psychologen,
sociologen, filosofen en
klimatologen b.v., of zoals
Tesla het dus
noemde: een natuurkundig
geloof, een vorm van mathematische
metafysica
waarin de mysticus in
kwestie voorop staat en het
aankomt op het juiste
conceptuele 'gevoel' voor de
kwestie. Ook in de
natuurkunde wisselen de
meningen, definities en
methoden en die houden
zo dan mogelijkerwijs andere
onderzoeksresultaten en
meetinstrumenten
in. Met het aanvaarden van een
relatieve ether, in combinatie
met het
afwijzen van het relativisme
dat de ether helemaal niet wil
kennen,
praat ondergetekende nu dapper
mee in deze vrijheid en
baseert zich
daarbij, meer vanuit een
praktisch psychologisch en
klassiek
filosofisch gezichtspunt dan
een vanuit een natuurkundig
mathematisch
gemystificeerd standpunt, op
het meetinstument van de tempometer en
het erbij
behorende begrippenkader dat
als het leidende paradigma
fungeert om
de redeneringen aaneen te
rijgen tot een samenhangende
visie.
De
Einsteiniaande
'deuk'
in
de tijdruimte waarop het huidige
denken over de zwaartekracht en de
relatieve ether berust.
Bij de
twintigste-eeuwse natuurkunde sluit
het idee van de relatieve ether
zoals hier gepresenteerd in eerste
instantie aan bij wat men scalaire gravitatietheorie noemt. Dat
is een theorie waarin de
zwaartekracht wordt beschreven als
een invariant veld van deeltjes met
een spin van nul (z.g. bosonen)
waarop de tijd/ruimte-verschillen
van
de door Kanarev gehekelde
Lorenz-vergelijkingen van toepassing
zijn.
Rond de eeuwwisseling is er sprake
van een nieuwe
zwaartekrachttheorie van
David W. Allan, Ranae Lee and Jeff
Lorbeck uit 1999. Daarin ligt de
nadruk op vanuit de kern van alle
materie uitwaaierende diallele
zwaartekrachtlijnen (zoals in ons
cakra-ontwerp voor een magnetische
motor). In die visie worden de vier
fundamentele natuurkrachten
ondergebracht in één verenigde
veldtheorie. In een meer
recente ontwikkeling spreekt men
sedert 2002 van het Aether
Physics Model (David
Thomson III en Jim D. Bourassa, zie
ook hun boek)
dat
de
derde
grote revolutie in de natuurkunde
vormt na de atoomtheorie
van Dalton in 1803 en de
Relativiteitstheorie van Einstein in
1905. Ons
daarin weer opnieuw aansluitend bij
het klassieke ethermodel, zien we
de tijd zelf als een vorm van
energie die voorafgaat aan de tijd
die
manifest is in de driedimensionale
wereld: evolutionair bestaat de
expanderende, lineaire tijd van de
tijdruimte er voordat er de
cyclische tijd van de geschapen
materie is. Er zijn dus twee
fundamentele vormen van tijd: de
cyclische en de lineaire tijd.
Lineair
is er de energie van beweging die
uitdijt en entropisch tot chaos
leidt
en cyclisch is er de energie van een
wervelende tijd die tot orde, tot
structuurverschijnselen leidt en
patronen vormt, lichamen van materie
met longitudinale en transversale
golven en zwaartekrachtlijnen en
velden die bestaan uit deeltjes. De
tijdruimte tijd is zo bezien pure
oerenergie die zich mathematisch
laat uitdrukken zoals de
materiële energie zich laat
uitdrukken in de termen E=M.C2. We
beginnen de schepping dan met de
vergelijking E=T.e2. Energie is
gelijk
aan het product van de tijd en het
absolute van de expansie (waarin T
is dan in feite delta T of de
verandering van tijd is, zie ook het
artikel Scalar Wars). Je kan
ook zeggen dat de tijdruimte, de
z.g. vierde dimensie, een
energiemanifestatie is waarin de
tijd zelf
nog de oerenergie is, de donkere
energie die feitelijk slechts een
oerpotentie van alle kosmische
energie in evenwicht is. Pas als die
energie in de secundaire ether (de
ether van de samentrekking), in
werveling komt, uit evenwicht raakt
of zijn symmetrie verliest zoals de
nobelprijswinnaars van 1957 Chen
Ning Yang, Tsung-Dao
Lee het stelden, ontstaan er
energiedeeltjes die eerstens nog
'onzeker' zijn: gravitonen,
zwaartekrachtdeeltjes of
etherdeeltjes die
niets anders dan kleine, polaire,
maar nog chaotische wervelingen van
de oerenergie zijn van de tijd zelf
(formeel met een spin van twee en
niet van nul). Het Ether Physics
Model stelt het zo: 'The Aether
has
a dipole of two spheres, which
arise as the oscillation of
forward and
backward time.' Die
gravitonenvibratie vormt de bron van
de zero-point
energie, de vacuümenergie of de
radiant energy zoals Tesla
het noemde. Of zoals T.H. Moray het
stelde: "Radiant Energy is
particles of energy,
just as light is wavelengths .." Onzeker
betekent dan het virtueel wel of
niet aanwezig,
zichtbaar of meetbaar zijn dat
voornamelijk afhankelijk is van de
meetmethode of het gebruikte
paradigma: dat dat kwantummechanisch
'ruimteschuim' dat Bearden het
'bubbelen' van het plus en het min
van
het vacuüm noemt, ofwel het koken of
kolken van de
vacuümenergie. Die gravitonen vormen
eilanden, of wolken in de
oerruimte, eilanden van
zwaartekrachtvelden of
tijdruimtedeuken, een
soort van zwaartekrachtmist (de
Grieken noemden het aether of
damp). Die eilanden sluiten allemaal
op elkaar aan, zo stelde reeds René
Descartes het die als een van de
eersten het zelforganiserend
vermogen van het universum
omschreef in deel
vijf van zijn methode en in zijn
niet
gepubliceerde werk Le Monde.
Hij beweerde o.a. in dit verband:
'De lege ruimte bestaat niet' (Principia
Philosophiae XVI & XVII)
alsmede
dat
al
het bestaande een transformatie van
de ether is.
Een verwante historische
voorganger van het nieuwe
ethermodel is de Kaluza-Klein
theorie vanTheodor Kaluza
(1885-1954) uit 1921 die uitgaat van
een vijfde dimensie die de
zwaartekracht verenigt met de
elektromagnetische kracht. De
vijfde,
niet zichtbare dimensie bestaat
daarin uit gecompacteerde, of zoals
de
zweedse wiskundige Oscar
Klein
(1894-1977) het noemde, 'opgerolde'
ruimte. De theorie werd recentelijk
(sept 2008) aangevoerd door de
braziliaanse wetenschapper dr Keppe ter
verdediging van het begrip van
energie als het
resultaat van de interactie met, en
van, virtuele velden en deeltjes of
van dat wat je evolutionair gezien protomaterie
kan noemen van een hoger niveau. Met
Einstein's formule E=M.C2
zijn we volgens hem teveel gaan
geloven dat we materie moeten hebben
om
energie te verkrijgen. Materie is
echter eerder een condensaat van
(donkere) energie. Deze theorie,
door hem aangevoerd samen met het Aharanov-bohm
effect dat
energie onttrekt aan
kwantumpotentialen
en dat als een verklaring voor
Bearden's MEG geldt, zou dat volgens
hem
ontkrachten en zijn Bedini-Newman
achtige superefficiënte
Keppe-motor (de Keppien
Scalar motor,
energiereductie tot 80 %) zou het
revolutionaire bewijs ervan vormen.
Dit idee van energie uit een andere
dimensie dan de ons bekende drie, of
vier, sluit weer aan bij de latere snaartheorie die
uitgaat van meerdere dimensies (10
stuks) van vibrerende, onderling
verbonden 'snaren', vibrerende
onderling verbonden
energiefenomenen,
meer dan van kwanta of
energiepakketjes als fundamentele
deeltjes. Het
graviton of zwaartekrachtdeeltje zou
in deze theorie een
niet-verbonden, gesloten vibrerende
snaar zijn die de ruimte vormt. De
snaartheorie wordt daarmee een
Theorie van Alles, een theorie die
de
vier verschillende fundamentele
natuurkrachten verenigt. Het
graviton
zou daarin enkel een losstaande
vibratie van de tijdenergie zijn.
Ookal
laat het graviton zich volgens
Bohnm-Aharanov wel tot manifestatie
verleiden als een ruimte-reactie op
een gesloten magneetveld, kan het,
niet vastzittend aan de andere
dimensies, dimensionaal verschuiven,
reden waarom de zwaartekracht zo
zwak zou zijn, en wellicht vormt dat
ook de reden van het schijnbaar
dimensionaal verschuiven (uit het
niets
verschijnen en verdwijnen) van
waargenomen UFO's.
Het
echtpaar Correa
stelt in hun
aetheriometrics als
definitie: "Gravitons are
transient,
nonelectromagnetic massfree
energy particles whose impulse
(gravitational momentum) is
anchored to the mass-energy of
particles of
Matter, but which are emitted
from the local Aether medium
(formed by
the constant and ordered flux of
dark massfree energy and
cosmological
lepton lattices). Both gravitons
and antigravitons may also be
formed
and seated in the composite
lattices composing the local
Aether medium.
Gravitons anchored to
mass-energy particles are
described
mathematically and physically as
being in a relationship of
secondary
superimposition with that
mass-energy." Waar bij
Einstein sprake is
van een massa/energie verhouding,
is in de theorie rondom het
graviton
sprake van wervelingen van de
donkere oerenergie van de tijd,
van een
moment/energie verhouding dus.
Evolutionair ontstaan vanuit de
eilanden
van de gravitonenwolken daarna dan
de elektromagnetische velden in
wat
Einstein de kromme ruimte noemde
rondom de uit de gravitonendamp
'condenserende' hemellichamen. Op
lokaal niveau manifesteren de
gravitonen zich in dat
condensatieproces daarbij
evolutionair in een
verder opgesplitste vorm: die
vormen dan de elektromagnetisch
actieve
materiedeeltjes in relatie tot de
derde ether, of de lokale ether
van
de kromme ruimte. Na de eerste
expansie van de tijdruimte-energie
kwam
er dus ten tweede de
tijdruimtevervoming in de vorm van
de
gravitonenvelden waarin er met het
polariseren van de gravitonen in
een
veld van aantrekking er in het
laatste stadium van de evolutie
het
ontstaan van elektronen en
protonen met een tegengestelde
lading is (de
'rechtsom' en 'linksom' draaiende
tijdenergie in een spoel). Die
twee
basisdeeltjes bereiken dan een stabiele staat samen
met het neutrale van de
alomtegenwoordige tijdruimte. En
dat neutrale
laat zich dan herkennen in de vorm
van het neutrondeeltje. De
uitvinder
Joseph Newman spreekt in zijn
video 'Cut the
cost of oil' van 'gyroscopische
elektromagnetische
deeltjes' die met een dwars
op een spoel bewegende magneet in
een
bepaalde richting meer stroom uit
die spoel opleveren dan er nodig
is
om de magneet te draaien, omdat ze
dan vanuit de buitenruimte
aangetrokken door de draaiende
magneet polariseren. Het is een
energieproductie die met een
draaiende magneet twee kanten
oploopt en
zo overunity te zien
geeft. In één richting zien
we slechts een transformatie van
de kinetische energie in
elektrische
energie als we de terugloop van
wat de uitvinder Gray 'negatieve
energie' noemde als storing via de
aarde laten wegvloeien. In het
Aether Physics model spreekt men
in samenhang met het graviton over
een
'aether-unit'
met een
intern tegengestelde
tijdrichting dat
bestaat uit een positief proton en
een negatief
elektronaspect dat zich
kwantummechanisch spiegelt met een
antiproton
en een positron (afbeelding
rechts). In die etherunit van het
rondraaiende veld dat de ruimte
vormt, is er dan volgens het
Aether
Physics model sprake van drie
polariteiten: de
elektromagnetische, de
elektrostatische en de
gravitationele kracht. Waar het
model spreekt
van een reverse time (zie
afbeelding rechts), moeten we
echter
een kanttekening plaatsen: de tijd
gaat natuurlijk niet terugwaarts,
ze
verandert alleen van richting. In
hoofdstuk twee zeiden we al dat er
lineaire en cyclische tijd is. De
cyclische tijd is het resultaat
van
het veranderen van richting van de
lineaire tijd van een naar buiten
uitdijende, 'forward'
richting van de energie van het
universum
naar een naar binnen gerichte 'reversed'
richting waarmee de
materie uiteindelijk in zichzelf
stort in een zwart gat. Omdat de
uitdijing overweegt ontstaat er
echter een evenwicht in de vorm
van de
tot inertie bewogen energie van de
nog steeds wel dynamische materie
die tussen de uitdijing en
aantrekking zijn bestaan vindt: de
cyclische
tijd. Dus uiteindelijk kennen
we de orde van de tijd in drieën:
de
twee
vormen
van lineaire tijd en de cyclische
tijd. De drie stroken
met de drie vormen van ruimte en
dus ook met de drie vormen van de
ruimte-energie waar we met de
ethertechnologie mee bezig zijn en
die we
in hoofdstuk twee eveneens hebben
uitgeduid. Nulpuntsenergie
staat
zo voor de 'forward' time,
vacuüm-energie staat voor de
'reverse'
time en de radiant energy
staat voor het fenomeen van de
cyclische tijd. De uitdijing
strookt met de kosmische
nulpuntsenergetische tijdruimte,
de aantrekking met de universele
vacuümruimte van een
sterrenstelsel en de cyclische
tijd is de
tijd beschreven door de lokale
gekromde ruimte van om elkaar
heendraaiende, elektromagnetische,
radiant-actieve
hemellichamen. De cyclische tijd
is de tijd van de materie dus en
zo
zijn we dan, wetenschappelijk
bezien, materieel gebonden aan de
tijd
beschreven door de zon, de maan en
de sterrenhemel. Dat samenstel van
natuurlijke ritmen vormt dus de
'meesterklok' die door alle
mensenklokken slaafs gevolgd dient
te worden zoals men in de
achtiende
eeuw in Frankrijk ook sprak van
meester- en slaafklokken op een
lokaal
ofwel plaatsafhankelijk niveau van
tijdmeten. Volgt de klok niet
slaafs
de natuur, dan zijn de mensen zelf
de slavenvan het
cultuurneurotische,
standaardtijd-politieke ego tot ze
hun lesje geleerd hebben. Je kan
immers pas vrij met de orde van de
tijd zijn als je die orde
eenduidig
voor je ziet, anders kan je niet
kiezen overeen te stemmen of niet.
Niet het ontkennen of weerstreven
met tijdzones en gemiddelden van
de
natuurlijke orde is de vrijheid,
maar het individeel naar
omstandigheid
improviseren erop. In een systeem
van ontkenning is er slechts de
onbewuste dwangmatigheid van in
orde willen zijn met een systeem
dat
feitelijk zelf niet overeenstemt;
dat voelt nooit lekker, en dat
geeft
psychische problemen. Om die
problemen op te lossen moeten we
terugkeren naar de natuurlijke
orde van de tijd. Het is
individueel -
maar niet collectief - eenvoudig
te doen met een
klok en een
kalender die met de zon en de
maan
meelopen, maar
het gaat hier
nu om meer, het gaat om de totale
wetenschappelijke manier van doen,
het denkmodel, het paradigma van
omgaan met de fundamentele
natuurkrachten van de tijd, de
materie en de ruimte. Het
energieconcept
van onze culturele, gemanipuleerde
tijd is te destructief geworden,
verkeert teveel in strijd met de
natuurlijke werkelijkheid. En
daarom
zijn we op zoek naar de juiste
methode om dat probleem en ook het
psychische probleem dat erbij
hoort op te lossen. Met het
relativisme
zijn we vastgelopen met
kerncentrales die niet duurzaam
functioneren en
duurzame methoden die niet
efficiënt genoeg zijn. Uranium
raakt
uitgeput, de zon schijnt niet
overal en altijd even fel e.d. De
speurtocht naar een werkbare
wetenschapelijke formule op basis
waarvan
we naar behoefte vrije energie
kunnen genereren uit de ruimte, de
meest
ideale vorm van duurzame energie,
komt dan ook neer op de speurtocht
naar de operationele definitie van
wat je tijdenergie zou kunnen
noemen, de energie die het
resultaat is van de werking van de
verschillende krachten - het
expanderen, contraheren en roteren
- van
de tijd in samenhang met het
krachtveld van de ruimte, de
ether. Een
ethermachine is feitelijk een
tijdmachine die zo efficiënt als
mogelijk werkt op basis van de
neiging van de natuur tot rotatie.
We
zijn op zoek naar een nog niet
ontdekte natuurwet van de
tijdenergie.
Die wet formuleert het verband van
de parameters van de rotatie die
een
intrinsiek gegeven van de
materiële natuur vormt en die
steeds
voor ons klaarstaat. We hoeven die
rotatie alleen maar op de juiste
manier, op deze wetmatige manier,
aan te spreken of te ontketenen
met
onze ethermachine. We doen dus met
zo'n machine niet een rotor
draaien,
we staan die rotatie waaruit we
elektriciteit willen genereren
meer
gewoon toe of geven die de juiste
kans. Die rotatie van de
tijdenergie
is eigen aan de ether-eenheid die
de niet-materieel manifeste basis
vormt van alle materiële
manifestatie. De ether-eenheid
evolueert
met de cyclische tijd opgesplitst
in moleculaire, elektromagnetisch
samenklevende dipolen van kernen
en elektromenwolken die allen spin
ofwel draaiing hebben. Zo hebben
de ethermachines dan iets weg van
klokken: ze moeten allen de
verhoudingen van de ruimte-energie
timen om
zo de drift, de dynamiek ervan te
vangen en om te zetten. Aangezien
we
de evolutionair in de natuur
opgesplitste gravitonen kunnen
aanduiden
met de term elektromagnetische
materie kan men in principe zo
bezien
dus met een machine uit de vrij
vanuit het vacuüm beschikbare
gravitonen als de grondstof in
combinatie met de lineaire energie
van
het neutron alle vormen van
energie en materie scheppen. De
replicator
van Startrek werkt op
vacuümenergie. In de koude fusie
experimenten zien we al een soort
van alchemie, of transmutatie van
elementen, ontstaan met het
onverwacht in het vat ontstaan van
atomaire
deeltjes die er voorheen niet
waren.
Samenvattend
is er een hiërarchie van
deeltjes: a - het
tijddeeltje van pure energie, b
- het
graviton dat een dubbelspin
'onzeker' energie deeltje is van
een
dubbele, voorwaartse en omgekeerde
tijd, en ten slotte c -
dan
de zich manifesterende
drievoudigheid van die energie in
de wervelingen
van de normale deeltjes die atomen
vormen, atomen die dan niet meer
virtueel zijn maar zichtbaar,
atomen die gemanifesteerd een
bepaalde
verhouding zijn aangegaan die we
kunnen terugvinden in het periodiek
systeem der elementen. En zo
komt de energiekwestie dan neer op
een zekere ordening van de tijd
zoals een Pythagoras-boom groeit:
als een zich steeds verder opsplitsende
fractal, of als
de graancirckel naar links en
rechts bovenaan
de
pagina.
Laten we
deze fundamentele gedachtengang
voor
het nieuwe paradigma nog een keer
doorlopen: in het begin van de
schepping is er eerst het niets,
'het slapen van God' zeg maar, dan
is
er 'wakker' de lineaire tijd van
de uitdijende tijdruimte: de
donkere
energie, de pure tijdenergie die
enkel maar lineair de uitbreiding
is.
Dan ontstaat uit die lineaire
tijd, door een verstoord
evenwicht, door
een gebroken
symmetrie, een
tegenkracht, de cyclische tijd,
als een
opsplitsing t.o.v. die oerether.
Zo ontstaat dan vanuit de
tijdruimte
de driedimensionale ruimte die vol
is met gravitonen of wervelingen
van
de cyclische tijd, pure
tijdwervelingen dus van de
oerether. Deze
laatste fase van lichtmanifestatie
is wat in de tijdlijn wordt
weergegeven van het kosmisch
bestel zoals de huidige wetenschap
die
zich die voorstelt. Daarin is er
manifestatie vanaf het begin en is
de
donkere energie er pas later. Maar
in een hiërarchische visie
zoals hier gepresenteerd gaan er
fasen aan vooraf en gaat de
donkere
energie vooraf aan de
manifestatie. Deze gaat van E=T.e2
naar E=T.d2: de tijd
die expandeert (e2)
wordt
eerst driedimensionaal (d2).
Dan pas materialiseert
vervolgens de materie zich als een
verdere opsplitsing van de
gravitonen in de universele
(secundaire) ruimte: ze vormen dan
de
lokale ethersferen van de gekromde
(tertiaire) ruimte.
De
tijdlijn van
het kosmisch bestel vanaf de Big Bang volgens
het oude model
Dit is
in
overeenstemming met de natuurkundige
bewering "it appears possible
to regard curved spacetime as
consisting of a condensate of
gravitons"
die
we
vonden in de
wikipedia onder
het lemma quantum gravity. De
initiële uitdijing strookt met de inflatietheorie
van Gurth uit 1981. Van E=T.d2
zijn we met de
manifestatie van de materie dan
aangeland bij E=M.C2: de
tijdenergie E is de materie M die
gebonden is aan de lichtsnelheid (C2)
die
dan
lokaal
bepaald is, die dan afhankelijk is
van de afstand tot de
singulariteit waar ze naar terug wil
keren om haar oorspronkelijke
energetische evenwicht te vinden. Zoals we
al eerder zagen is de
constante lichtsnelheid in het
nieuwe
paradigma een relatieve constante en
niet een absolute constante. Het
is namelijk de factor tijd die de
constante van verandering vormt in
de
drie basisvergelijkingen om de
verschillende energievelden van de
relatieve ether te omschrijven. De
drie vormen van ether, die van de
expansie (e2), die van de
dimensionaliteit (d2) en die van de
lichtsnelheid in relatie tot de
manifeste materie (C2) , zijn er dan
als de respectievelijk neutrale,
positieve en negatieve deeltjes
waaruit onze normale materie is
opgebouwd. De uitbreiding blijft dus
constant bestaan en zo groeit dan alle materie
en ruimte constant, ook al
blijft de verhouding hetzelfde. De
afstand tussen de aarde en de maan
die ieder jaar met enkele
centimeters toeneemt zou als maat
voor die
groei kunnen dienen. Er worden
steeds neutronen gevormd uit de
toename
van de oerether die zich met de
vrije gravitonen van de ruimte tot
materie vormen. Die nieuwe materie
vormt atomair een kloon van alle
bestaande vormen van materie die dan
relatief dezelfde vorm houdt. Op
de planeten kan men de tekenen ervan
zien in de vorm van scheuren in
het oppervlak. Ook op
de maan
kan men dergelijke striae of
scheuren
zien naast de richels van enkele
kilometers lang die een miljard
jaar
geleden ontstonden toen
de
maan tijdelijk kromp en
afkoelde. Na [en voor] een
periodieke
krimp kan er heel goed een
expansie hebben doorgezet.Deze visie
biedt eveneens een alternatieve
verklaring voor de drift der
continenten op aarde die zich
makkelijk tot een sluitende bol
laten samenvoegen zoals de striptekenaar
Neal Adams dat op zijn
website toont. De
theorie stamt van de australische
geoloog Samuel Warren Carey
(1911-2002) die in vergetelheid is
geraakt
met de nu heersende theorie van de
continentale subductie, het
uitrekken en over elkaar
heenschuiven van de continentale
platen onder
invloed van convectiestromen in de
aarde. Die theorie kon de toename
van het water niet verklaren. Maar,
als het hele universum zich steeds
verder uitbreidt meer dan hij
samentrekt, hetgeen een bewezen en
aanvaarde zaak is binnen de
heersende natuurkunde, waarom zou
dan niet
een planeet uitdijen? Het is gewoon
logisch. Met de uitdijing van alle
materie voor ogen zien we de meren
en rivieren uitgroeien tot oceanen
en de landmassa's uiteendrijven als
een te krappe korst rondom een
japans nootje. In magnetisch opzicht
vormt de hele schepping met die
constante uitbreiding zo een
gigantische monopool die de basis
vormt
voor de winning van de vacuüm- of
etherenergie. Er is steeds vrije
energie omdat er steeds de beweging
van de uitdijende manifestatie is
die wil terugkeren naar zijn
oerbron, naar zijn singulariteit.
Het is
met de interactie van de drie
basisvormen van de ether in de vorm
van
de elementaire deeltjes een
dynamisch krachtenspel van uitdijing
en
samentrekking, een soort van
constante integriteitsspanning van
alle
materie in de lokale ether die op
weg naar haar oorsprong dan onder
invloed van die constante druk in
een cyclische beweging verkeert in
de
vrije ruimte. Die lokale ether vormt
daarbij een soort van vierde,
holistisch materiedeeltje dat de
integriteit van de verhoudingen van
de
uit protonen, neutronen en
elektronen opgebouwde materie en de
ruimte
behoudt: dat deeltje dopen we dan
hierbij met de benaming van het integron.
Voorafgaand
aan
de
manifestatie bestaat de ruimte uit
de gravitonen en
universele etherdeeltjes, de
virtuele plus- en mindeeltjes die
Tom
Bearden de fotonen en antifotonen
noemt. De gravitonen splitsen zich
bij de manifestatie van de materie
in protonen en elektronen en het
universele etherdeeltje, de
tegenhanger van het graviton,
splitst zich
dan in een lokaal etherdeeltje of
een naar integriteit strevend
integron en een neutron dat de
lokale representatie van de
uitdijende
oerether vormt. Zo vormen de vier
elementaire deeltjes samen met de
relatieve, dynamische ether dan een
parallel voor de vier basiskrachten
die de natuurkunde kent: de
zwaartekracht (het
graviton), de elektromagnetische
kracht (de
elektronen en protonen), de sterke
kernkracht die alles
bij elkaar houdt (het integron) en
de zwakke kernkracht (het
neutron dat steeds tot verstrooiing
en
verval leidt op den duur). In één
adem gezegd: eerst is
er de tijd, dan de werveling ervan
en dan de opsplitsing ervan in de
drie basisdeeltjes van de materie
plus een holistisch
integriteits-effect dat ook wel als
het lokale etherdeeltje of integron
te beschrijven is. De etherdeeltjes
zijn steeds deel en geheel, zijn 'part
and
parcel', of holondeeltjes - naar het
holon zoals het hongaarse
multitalent Arhur Koestler
(1905-1983) en meer
recent de holist Ken
Wilber het als
een filosofisch begrip verdedigden.
Het in onze theorie drievoudige
holondeeltje van de ether
(drievoudig op de drie niveau's van
manifestatie van de ether) staat
model voor de individualiteit van
alle
organismen, of voor de integriteit
van de materieel manifeste personen
die we zelf zijn. Waar Wilber
spreekt van vier kwadranten in dit
opzicht die staan voor de dimensies
van het individuele versus het
collectieve en het interne versus
het externe, onderscheiden wij hier
de zaak meer in termen van de
kwantiteit en kwaliteit (resp. het
individueel/sociale tegenover het
concreet/abstracte) in de velden
van handelen die de
integriteit van een persoon in
samenhang met de orde
van de tijd en de krachten van de
ether moeten garanderen. Per slot
van
rekening gaat het in de beschrijving
van de manifeste wereld om het
opheffen van de illusie die een
verschil tussen de binnen- en de
buitenkant vormt. Het gaat om de
orde van het leven, om de orde van
de
tijd die feitelijk de materie vormt,
de materie die we in relatie tot
de ruimte kennen als een etherisch
krachtenspel.
De evolutie
verloopt dus, samenvattend, van de
potentiële tijdenergie, via het
stadium van de reële,
'dubbele', gravitatie-energie naar
het eindpunt van de
elektromagnetische uitgesplitste, en
holistisch integer gehouden,
manifeste energie van de materie.
Iedere evolutionaire stap toont een
nieuwe vorm van de relatieve ether
die in interactie dus de hele
manifestatie vormt: de oerether, de
universele ether en de lokale
ether, of zoals Einstein het zegt:
de tijdruimte, de normale
driedimensionale ruimte en de kromme
ruimte rondom hemellichamen. Als
we teveel op de holondeeltjes letten
zijn we holisten, maar als we de
tegenhanger van die deeltjes met de
deeltjes van de normale ether
bezien en achting hebben voor de
energetische effecten met de tijd in
de velden van handelen die dat
geeft, zijn we filognosten, mensen
die zich ook spiritueel kunnen
verenigen in de
liefde voor de kennis. En deze
hiërarchische redenering is dan in
overeenstemming met de conclusie van
de vele klassieke wijzen en
geleerden uit het verleden die net
als Descartes steeds beweerden dat
alle materie een omvorming van de
ether is. Zo stelt Vyâsadeva in
de Brahmâ Sûtra (Adh2. P3: 1-7) dat de -
pradhâna of
ongedifferentieerde - ether het
eerste effect van de schepping is
waarna toen de overige elementen van
eerst de lucht (de 'damp'), en
toen het vuur, het water en de aarde
van de lokale orde verschenen (Bhâgavata
Purâna 3.5: 32-36).

Een
tektonische
breuklijn op de maan die een
aanduiding vomt voor de constante
groei
van planeten en andere
hemellichamen.
Dat wat
antimaterie heet en door de moderne
natuurkunde wordt gepostuleerd als
een noodzakelijke tegenhanger van de
materiële ontwikkeling van de
tijdenergie als hiervoor beschreven,
Wilbers binnenkant zeg maar, moet
een overeenkomstige evolutie
doorlopen. We kunnen met onze
hiërarchische indeling dan niet
werkelijk spreken van een
anti-universum. Het materiële is tot
dezelfde oerbron terug te voeren als
de antimaterie. Beiden streven
naar eenheid en vormen slechts een
primaire dualiteit in het universum,
een dualiteit die we reeds in de
oudste geschriften van de wereld als
een noodzakelijkheid aantreffen.
God, als de integriteit van het
grote
geheel, als een persoon, zou er
vanaf het begin van de schepping
zijn
volgens de antieke opvattingen. Die
God kan je dan niet zien en is
tijdloos. Het spirituele met God
vormt de tijdloze tegenhanger van de
materie die echter ook van God komt.
De materie vormt het zichtbare
lichaam van de God die stelt dat je
niet je lichaam bent, de materie is
de gigantische gedaante van de virâtha
rûpa, zo
stelt the Bhâgavata Purâna
in 2.1. Die God
vormt het zelfbewustzijn als
de tegenhanger van de tijdruimte. En
dat zelfbewustzijn laat zich pas
in tweede instantie kennen als een
dualiteit van een ego in
relatie tot de eeuwige gelukzaligheid
en liefde van God. Het
ego, of ik-besef dat
niet-geïdentificeerd met de materie
ook wel
de individuele ziel heet, kent men
in derde instantie, d.w.z. nog weer
een niveau van manifestatie verder,
met de twee elementen van de geest
en de intelligentie via het
proces van vereenzelviging, een
proces dat men soms het vervalsen
van het ego noemt (ahamkâra).
De
tegenhanger
daarvan
wordt gevormd door de dualiteit van
man
en vrouw, de god en de
godin, die in de zaligheid hun
liefdesleven hebben. En die liefde
moet, voor de ongeziene God gaand,
weer terugkeren naar een
gemeenschappelijk zelfbewustzijn,
een
zelfbewustzijn dat geregeerd wordt
door de Superziel van de
oorspronkelijke persoon of
integriteit van het universum. De
geest
wordt dan in de meditaties de vijand
die met de intelligentie
onderworpen en naar binnen gericht
weer via het ware ik-besef naar het
zelfbewustzijn moet worden geleid.
En dat zelfbewustzijn is dan weer
terug te voeren is op de oereenheid
van God, de oorspronkelijke ziel
die natuurkundig de singulariteit
heet.
En zo is er
dan een even zo complexe,
parallelle, geestelijke of
spirituele werkelijkheid die meer
als een
tijdloze verscheidenheid boven of
naast de materie staat als de
reflectie erop dan dat die
werkelijkheid tegen de tijd gekeerd
zou
zijn. Aldus spreken we van een
materiële wereld en een spirituele
wereld, een fundamentele dualiteit
van leefwerelden waartussen men zich
in het leven beweegt. Als we een
theorie van alles willen hebben,
moeten deze werelden in deze
hiërarchisch-structurele visie op de
persoon en de materie, in dit nieuwe
paradigma voor de wereldorde,
worden gecombineerd zodat iedereen
er een plaats in heeft, zodat een
ieder gerespecteerd kan worden en
conflicten daarmee beëindigd
kunnen worden. Zo spreekt ook b.v.
een celbioloog als Bruce Lipton van een
nieuw paradigma waarin de wetenschap
en de
spiritualiteit convergeert nadat hij
ontdekte dat het celmembraan van
een cel in een organisch lichaam
informatie overdraagt op de
celinhoud,
m.a.w. dat wijzelf alsmede onze
plaats in het universum onze fysieke
materiële orde bepalen, ook op
celniveau, en dat de genen ons niet
zozeer commanderen maar meer als
dienaren voor ons klaar staan. De
eiwitschakelaars die ons leven
beheersen zo vond hij,worden primair
beheerst door prikkels van buiten de
cel, door onszelf, door de
omgeving, door het universum. De
beide werelden hebben elkaar nodig
en
kunnen niet zonder elkaar bestaan,
precies zoals de ruimte niet zonder
de materie en de tijd kan bestaan en
de oude natuurkunde het ook niet
kan stellen zonder de antimaterie.
Het geheel van de hiërarchische
deeltjestheorie laat zich dan als
volgt weergeven:
Uitgaande
van
één ziel of alles verbindend zelf dat
ten grondslag ligt
aan de verstrengelde
geestelijk/materiële kwantum
werkelijkheid
van wat we ook kennen als Ervin Lazlo's
informatiedragende Akashaveld of het
Aeonen-spel, het
spel van de complexe relativiteit van
de hiërarchische 'conische
matrix' van de psychomaterie van de
ruimtetijd zoals geformuleerd in de
Aeonentheorie van de franse fysicus Jean Emile
Charon (1920-1998),
komen we met de HDT uit op een
pyramide die de gehele werkelijkheid
beschrijft en daarbij een
alternatieve visie biedt op de
ontwikkeling, functie en betekenis van
het bewustzijn en de evolutietheorie
zoals we die anders zijn gaan
bekijken sedert Theilhard de Chardin (1888-1955)
het had over de evolutie van ook
het bewustzijn (zie ook een lezing van
Gerrit Teule - 'Wat
Darwin niet kon weten' -
n.a.v. zijn boek hierover). Het is in
feite een dubbele Tetraktys, een
dubbele 1-2-4-8 versie van het
pythagoreïsche 1-2-3-4 symbool voor
de kosmos. In deze driehoek, die in de
HDT voor zowel het manifeste als
het niet-manifeste staat, toont zich
de orde van het geleidelijk in
opeenvolging vanuit de monade
evolutionair ontstaan van de diade, de
triade en de tetrade als de
basisverdeling van de schepping.
Respectievelijk staan die vier
traditioneel voor de singulariteit van
het oerbegin van het hebben van o
dimensies, de eenheid; de
tweevoudigheid van één dimensie, van
een lijn, van de
polariteit van de wereld; de
drievoudigheid van twee dimensies, een plat
vak, een vergelijking van
polariteiten in het woord; en de
viervoudigheid van het hebben van een
driedimensionale wereld bestaande uit
de vier basiselementen of
basiskrachten der natuur. De esoterische
Pythagoreërs zworen op dit
symbool van de eeuwige
vernieuwing zelfs een eed:
Nay! By
him that gave
our family the Tetractys,
which holds the Fount and Root
of everflowing Nature.
(Ou
ma ton
hameterai geneai paradonta
Tetraktun, Pagan aenaou
Phuseôs
Rhizôma t' ekhousan).
Voor het
nieuwe energieparadigma dat we
modern begrijpen als een theorie
van de quantum-zwaartekracht, hebben we
het etherbegrip dus absoluut
nodig, d.w.z. het etherbegrip van de
Einstein van na 1920 dus die de
ether als zijnde relatief
verdedigde, omdat het begrip van de
ether
simpelweg in één enkele term de
verzameling van de
natuurkrachten en velden - of
'tijdruimte-deuken' beschrijft zoals
we
die hiervoor beschreven hebben bij
het bespreken van de natuurlijke
oerbronnen van de energie die verder
niet tot een andere bron te
herleiden zijn. De verzamelterm voor
de natuurlijke energiebronnen waar
we uit putten met een directe
omzetting i.p.v. een indirecte
transformatie van de energie die
vrij voorhanden is in de natuur, zo
stellen we hier dus voor, is de
ether, de ether die we samen met
Einstein dan definiëren als de
ruimte met materiële
eigenschappen of als een krachtveld
en niet zozeer als een uniforme
alomtegenwoordige substantie. Met de
nieuwe machines kunnen we zo dan
spreken van ethermachines.
Deze machines, zoals in het vorige
hoofdstuk besproken, betrekken zich
op één van deze drie
basis-ethervormen, dan wel op een
combinatie of interactie van de
fundamentele natuurkrachten met
dezen - het duidelijk stellen van
deze
zaak vereist nadere precisering en
onderzoek.
De nieuwe
manier van denken moet uiteindelijk
de verschillende effecten die door
de uitvinders werden gevonden
verklaren. Er moet een antwoord
gevonden worden op de vraag hoe we,
naast wat we zagen in de afdeling
onverklaarde fenomenen (UFO's,
Graancirckels en Aliens), in één
samenhangende visie de
bevindingen kunnen verklaren van de
besproken experimentele effecten.
i) Het Stubblefield-effect
van elektriciteit opgewekt
uit het magnetisme van de aarde.
ii)
Het Keely-effect
van energetische processen en
antigravitatie uit het beheersen
van
geluidsfrequenties.
iii)
Het Reich-effect
van orgone energie uit
kristalconfiguraties met buizen
en
temperatuurverschillen tussen
organische en anorganische stof.
iv)
Het
radiant Tesla/Moray-effect
van de energie van zich
elektrisch
uit de natuur opladende platen
of staven die eventueel bestaan
uit
verschillende metalen of
legeringen.
v)
Het Papp-effect
van zich met een impuls
ontladende edelgassen in een
drukkamer.
vi)
Het Gary/Finsrud-effect
van continue beweging door het
tegen elkaar uitspelen van de
magnetische kracht en de
zwaartekracht.
vii)
Het Gray/Johnson/DePalma/Tewari/Bedini/Bearden-effect
van een magnetisch overunity-moment
met een terugwaartse
energiepiek die volgt op
onderbroken
(elektro-)magnetische velden in
motoren werkend op basis van
(elektro-)magneten.
viii)
Het
elektrostatisch Baumann-effect
van overunity statische
elektriciteit opgewekt via een
Whimshurst-achtige opzet
gecombineerd
met een opslag-eenheid.
ix)
Het
koude fusie plasmaproces, dan
wel het met stalen elektroden
elektrolytisch realiseren van
een Meyer/Williams/Kanarev-effect
van met overunity
gewonnen HHO-gas of Browngas uit
zuiver water
zonder elektrolyten, met
inbegrip van de eigenschappen
van
ontbrandbaar, geladen water of
waterdamp.
x)
Het
Schauberger/Frenette/Griggs
vortex-effect van energie
gewonnen uit
wervelingen van water, lucht of
olie.
xi)
Het Huchison-effect van
antigravitatie met
elektromagnetische
vibraties en energie uit
samengeperste kristallen.
xii)
Het Searl/Sweet-effect
van energieopwekking en
antigravitatie door trillende
magneetvelden dan
wel roterende, diallel
gearrangeerde en elektrisch
beheerste
magneetvelden.
Overeenkomstig
de
theorie kan er ten eerste een
primair effect zijn als gevolg van
de
geestesinstelling van de
onderzoeker. Het komt nogal eens
voor dat de
effecten moeilijk te repliceren
zijn of instabiel zijn, zelfs in
handen
van de uitvinder zelf. Er is een
constante overtuiging en een goede
experimentele discipline voor
nodig om alles te kunnen overzien
en
beheersen in het wetenschappelijk
grensgebied dat door dit veld van
onderzoek wordt gevormd. De
invloed van de factor tijd en
regelmaat
moet niet worden onderschat omdat
deze moeilijk, ook natuurkundg,
kan
worden losgezien van de
elektromagnetische sfeer waar de
onderzoeker
zelf met zijn lichaam en
conditioneringen deel van
uitmaakt. De
effecten van Johnson, Huchison,
Sweet, Keely en ook dePalma naar
het
schijnt vormen een voorbeeld van
problemen hebben in deze
categorie.
Het effect van de instelling
waarmee men onderzoek doet strookt
met een
bevinding van de kwantumtheorie
waarin de invloed van de
experimentator
niet kon worden uitgesloten. In
het z.g.
dubbele-spleetexperiment (zie
afbeeling rechts, video) gedragen
elektronen, fotonen en zelfs
sommige moleculen zich als golven
met een interferentiepatroon alsof
ze
deel uitmaken van de ether, als ze
door twee spleten worden gestuurd.
Maar toen men ging observeren met
metingen wat er precies gebeurde,
gedroegen zich opeens als deeltjes
zonder dat interferentiepatroon.
De
meting bepaalde dus de uitslag van
het experiment, de ether bewees
zich
niet als men die probeerde te meten. Dit geeft te
denken voor het werken
met onze ethermachines. Met de
nieuwe benadering is dus, zoals
Tewari
dat ook bespreekt, een zekere
geesteshouding in samenhang met
een
zekere tijdorde en discipline van
ruimtelijke en materiële
zelfbeheersing onmisbaar. Als er
geestelijk, intellectueel ook,
geen
orde wordt gehouden of een zekere
logica of rede wordt gevolgd, zal
ook
de hiërarchische logica aan de
materiële kant zijn
ondergraven en de intelligentie op
dat punt ook niet goed
functioneren.
Omdat de onderzoeker, en later ook
de gebruiker, deel uitmaakt van de
toepassing moet hij zijn
methodologie van onderzoek,
onderwijs en
gebruik aanpassen. Het is een
probleem dat ook tot het
gedragswetenschapelijk onderzoek
van de psychologie behoort. We
mogen
op dit punt aangeland zeggen dat
wij met onze lichamen zelf
ethermachines zijn die
interacteren met soortgelijke
mechanische
constructies. Het uitvinden van
een zelflopende ethermachine staat
min
of meer gelijk aan het ontwikkelen
van zelfkennis en
zelfverwerkelijking in een
emancipatieproces. Men ontwikkelt
een
systematiek met de ether die pas
reëel is als men zich ernaar
gedraagt, met een mechanische
toepassing erbij of niet. We
denken
hierbij aan de manier waarop het
Baumann-effect (viii) in
de
wereld bestaat. Sommig
energiegebruik vereist kennelijk
een zekere
geestelijke discipline en
saamhorigheid met de ether en zo
kan het heel
goed zo zijn dat we aan onze vier
argumenten voor het niet zonder
meer
doordringen van deze technologie
tot het grote publiek ook dit
argument
moeten toevoegen als een
aanhangsel bij met name argument
1: de
discipline met de tijd en de ether
van onze gemeenschap voldoet
misschien niet aan de voorwaarden
waaronder we deze technologie
kunnen
toepassen. Het is misschien geen
toeval dat ondergetekende zelf er een
alternatief tijdbewustzijn op
nahoudt en zo in staat is (tot op
zekere hoogte) orde in deze zaak
te
brengen. Het klinkt niet onlogisch
dat het doordringen van deze
nieuwe
technologie in de wetenschap ook
afhankelijk is van de discipline
van
de wetenschapper zelf. Zolang die
discipline niet verbetert zal het
resultaat van de arbeid en het lot
van de wereld dat ermee samenhangt
ook niet verbeteren. De wereld is
er pas beter aan toe als we ons
beter
gedragen ermee. Vanzelf. Het lijkt
erop dat het is zoals prof.
Kanarev
het stelt: als we tijd, ruimte en
materie niet als een heilige
drie-eenheid van de natuurkunde
behandelen, dan vervallen we, ook
wetenschappelijk, in de
incoherentie en de chaos van
geïsoleerde
verschijnselen die paradigmatisch
niet te overzien zijn en die zo de
zaak dan meer doen lijken op een
individuele vaardigheid dan op een
vorm van techniek of wetenschap
die onafhankelijk van personen
functioneert. Zonder verenigd te
zijn in een goede tijdorde en
beheersing van de krachten van de
relatieve ether (zoals
een yogi dat kan) geeft
men het mogelijkerwijze te snel op
zich op dit
gebied te ontwikkelen, is men
makkelijk het slachtoffer van een
zekere
psychische problematiek die
voortkomt uit de spanning
tussen de natuurlijke
tijdconditioneringen en de
cultuurgebonden
tijdconditioneringen, en
bouwen we niets op en verliezen we
zelfs de synergie om
samen te leven omdat de energie of
aandacht naar 'elders' gaat. En
daardoor vervallen we dan in
ongeloof en scepticisme en zijn we
weer
terug bij argument nummer één van
de vier
hindernissen. Als we
aan de spirituele kant van de
tijdverschijnselen van de
relatieve ether rekening moeten
houden met
verschillende niveaus en methoden
van onszelf beheersen met de
krachten
van de ether, dan zijn er aan de
materiële kant vanzelf ook
verschillende soorten van
ethermachines of andere
omvormingen van de
primaire energie die afhankelijk
zijn van en geschikt zijn voor
verschillende personen en
gemeenschappen. Een heilige kan
soms uit
zichzelf leviteren - iets waar de
Paus een hekel aan heeft overigens
-
terwijl een gewone burger allicht
een speciaal vliegbewijs moet
behalen
om een antizwaartekrachtvoertuig
te mogen en kunnen besturen. Laten
we
een poging wagen in de richting
van de beschrijving van de
mogelijke
vormen van begrijpen en beheersen
en zo de verklarende capaciteit
van
onze hiërarchische deeltjestheorie
(HDT) beproeven. We
recapituleren daarin deels het
voorafgaande en zijn dan
speculatief en
abstract in het trachten te
ordenen en verklaren van de
effecten van de
ethermachines en het toekennen van
eigenschappen aan de verschillende
krachten en deeltjes der materie
die een rol spelen in de
processen.
Het nu volgende is dus een
voorlopige beschrijving, een
eerste
inschatting of algemene
basisschets van de orde der natuur
waar we mee
te maken hebben. We willen hier
niet direct de hele kwantumfysica
bespreken met al haar fijne
onderverdelingen. Dat is aan de
theoretische natuurkunde.
Het
begrip
ether is, zoals we het in
eerste instantie normaal kennen met
de radiotransmissie, van toepassing
op de verschillende krachtvelden
zoals we die om planeten en sterren
aantreffen. Dit eerste etherbegrip
is afgeleid van wat Einstein de
kromme ruimte noemde, de 'deuken' in
de tijdruimte, en hiermee spreken
we dus van de lokale ether. Volgens
de HDT is de kromme ruimte van de
lokale ether niets anders dan het
restproduct van het
materialisatieproces waarin
gravitonen polariseren. De lokale
ether
(het integron) vormt de integriteit
van atomen die bestaan uit
protonen, elektronen en neutronen.
Het integron vormt als het ware de
oppervlaktespanning van de materiële
wereld. Het neutron is het
anti-integriteitsdeeltje dat als
tegenhanger van het lokale
etherdeeltje of integron de protonen
en neutronen gescheiden houdt in
de kern van het atoom. Het neutron
wil van de cyclische tijd van een
lokaal materieel deeltje een lineair
tijddeeltje maken. Het neutron zou
je ook een anti-integron kunnen
noemen. Het neutron is als het ware
een
klein stukje van de holistisch
doorgedrongen lineair expanderende
tijdruimte die in India pradhâna
wordt genoemd. De
polariteit van het atoom verhindert
dat het neutron en het integron van
de lokale ether elkaar opheffen en
opgaan in de universele ruimte. De
zwaartekracht om een planeet heen is
het resultaat van de som van de
kracht van het integron - een
relatieve maat die afhankelijk is
van het
univerum, en de plaats daarin, waar
men zich in bevindt - en die kracht
leidt tot een verdichting van de,
door de neutronen aangetrokken,
gravitonen, de individuele
etherdeeltjes die rondom de materie
dringen
die min of meer ermee onder druk
staat. Zwaartekracht is in feite
nulpuntsmagnetisme, de unipolariteit
van het vacuüm, een
universele monopool die bestaat bij
de gratie van het feit dat er meer
uitbreiding dan inkrimping is in het
universum, en elektriciteit is
niets anders dan gepolariseerde
zwaartekracht. De ethermachine zet
zwaartekracht om in elektriciteit
door het lineaire integron van de
zwaartekracht cyclisch te maken. Men
maakt met zo'n machine dus van de
gravitonendruk van het integron
bruikbare energie, men geeft a.h.w.
gewoon een draai aan die
rechtlijnige ruimte-energie die in
feite overunity
tijdenergie is. Met het magnetisch
polariseren van het graviton zien we
dan elektrische verschijnselen en
omgekeerd. Dit is de HDT-visie
op
de relatie tussen zwaartekracht,
magnetisme en elektriciteit
waar
we in het hiervolgende mee zullen
werken moeten. Bij de polarisatie
van
het graviton vinden we in deze
optiek ook logisch gesproken steeds
een
bipolair magnetisch veld, de unipool
van de ruimte, die zich als het
integron van de zwaartekracht
manifesteerde, werd immers
gesplitst. Zo
krijgen we een idee van het
krachtenspel waar we mee bezig zijn
in deze
research.
De
individuele kracht, de intensiteit
van het graviton noemen we even
voor
het gemak op een schaal van vijf
normaal. De indeling bestaat uit
oneindig, hyper, super, normaal en
nul. De kracht van de universele
monopool noemen we hyper en die
van de oorspronkelijke tijdruimte
oneindig. De kracht van het proton
en het elektron noemen we super,
de
hyperkracht van de universele
ruimte en de normale kracht van
het
etherdeeltje middelen bij
polarisatie van het graviton tot
twee
tegengesteld draaiende
superkrachten die door het
neutron, dat als
deeltje geen effectieve kracht
heeft worden gescheiden gehouden.
De
enige kracht van het neutron
bestaat uit zijn vermogen
anti-integer of
dissipatief te zijn als de lokale
representant van de tijdruimte,
het
heeft in relatie tot de twee
andere materiële deeltjes geen
lading
of intensiteit. Het is een
antiholon deeltje dat alleen
bestaat in
relatie tot het integron dat een
tegengestelde tijdrichting of
massa
heeft en net als zijn tegenhanger
geen (cyclische) kracht levert of
intensiteit heeft en ook geen spin
of lading heeft. Het cyclische
noemen we een kracht omdat het
cyclische altijd is gekoppeld aan
manifestatie, terwijl dat bij de
evolutionair oudere tijdruimte en
de
etherische tegenhanger daarvan van
de universele ether niet zonder
meer
zo is. Er kan dus massa zijn -
tijdrichting - zonder
manifestatie: donkere
energie. Het
lineaire vormt geen direct
bruikbare kracht, de naar
binnen en naar buiten gerichte
lineaire ruimte zijn min of meer
de
vader en de moeder van alle
krachten. Kracht en dus ook
intensiteit
manifesteert zich als een vorm van
weerstand tegen die ouders, als
een
bepaalde relatie van het
gemanifesteerde inverhouding tot
die
fundamentele lineaire dualiteit,
het gemanifesteerde dat zelf
altijd
cyclisch van aard is, er als het
ware een spel mee speelt op het
raakvlak der existentie, het
membraan van het hier en nu dat we
de
werkelijkheid noemen. Een
ruimtedeeltje dat lading krijgt
zoals met een
magneet veld het geval is, is dus
geen integron maar een graviton
dat
van zichzelf een chaotische lading
en spin heeft en een normale
intensiteit. Graviton en integron
verhouden zich verticaal. Je moet
niet horizontaal maar verticaal
denken om dit te begrijpen. Ze
kunnen
tot elkaar leiden zoals in de
chemie elementen samengaan of te
scheiden
zijn, alleen is men dan met een
hiërarchisch evolutionair
materialisatie/dematerialisatieproces
bezig. Als je neutronen in een
cycloton rondjaagt of met een
wapen inzet, krijg je daar dan
altijd
andere 'chaos-deeltjes' voor terug
die een mathematische relatie
vertonen van de krachten die men
heeft ingezet. Men heeft niet echt
ooit een apart neutron, maar meer
het effect van de vernietiging
ermee
of ervan. Evenzo kan men het
graviton niet als een zelfstandig
deeltje
aantonen in een deeltjesversneller
omdat het met het verlenen van
massa
en richting via de snelheid gewoon
geen graviton meer kan zijn. De
machine vernietigt de definitie
van zo'n massaloos, chaotisch
ruimtedeeltje. We zullen hier
verder de beschrijving van de fijne
deeltjesfysica van bosonen en
fermionen buiten
beschouwing laten. Het gaat
allereerst om een algemene schets
van de logica van de primaire
verhoudingen van de natuurkrachten
in de vorm van deeltjes, niet om
experimenteel gevonden, min of
meer zelf geschapen,
uitzonderingen op
of verfijningen van die logica.
Daarom spreekt men ook wel van
trek-duw
rotatietechnologie
De
druk die de
gravitonen uitoefenen in de vorm
van het integron is er de reden
van
dat de ether relatief is en niet
homogeen. Het verschil tussen het
integron en het graviton bestaat
eruit dat het integron een lineare
functie heeft terwijl het graviton
cyclisch is. Het lineaire integron
is de lokale vertegenwoordiger van
de cyclische universele ether
waarvan het graviton het
individuele deeltje is dat
ronddraait (spin
heeft) en een dubbele polariteit
vormt in de vorm van het
afwisselend
positief en negatief 'schuimen',
'bubbelen' of 'koken' van de
ruimte
als zijnde een ongerichte of
'onzekere' (tijd)energie. Het
integron,
net als het neutron, is massa
zonder manifestatie, zij het dat
het
neutron een massa heeft die we met
één plus een nihiele
fractie zwaar noemen, terwijl het
integron slechts een nihiel zware
fractie vormt die bestaat dankzij
de manifestatie. Het nihiele is
het
verschil dat voortkwam uit de
gebroken symmetrie van de
singulariteit
waar alles uit voortkwam sedert
het 'ontwaken van de schepping'
(waarom
een knal?); het nihile vormt het
verschil tussen alles (1) en niets
(0). Het nihiele is de overunity
van het universum waar we op
uit zijn met de ethermachines. Het
is nulpuntsenergie die niet direct
toegankelijk of bruikbaar is
zonder dat er een 'draai' aan
gegeven
wordt. Maar zeggen dat die energie
er niet zou zijn is hetzelfde als
zeggen dat de zwaartekracht niet
bestaat. De zwaartekracht is de
normale manifestatie van de
nulpuntsenergie op lokaal niveau.
Daarom
hoort het zwaartekrachtwiel en de
machines van Gary en Finsrud (vi)
die de zwaartekracht verbijsteren
met de magnetische kracht, ook bij
de
ethermachines. Het woord
zwaartekracht is in feite een
foute benaming.
Het
vormt
een
paradox taalkundig: de
zwaartekracht is een kracht die
niet zomaar een effectieve,
inzetbare krachtbron vormt en is
zo ook
weer niet een kracht. Het is een
kracht die niet werkelijk een
kracht
is, maar slechts de ruimtedruk of
'zwaarte'kracht vormt. De kracht
van
de zwaarte van iets is de
manifestatie van de
onevenwichtigheid van het
universum. Een stuwdam maakt
elektriciteit van de waterkracht,
niet van
de zwaartekracht. De waterkracht
komt in feite van de kracht van de
zon
die het water verdampte dat
neergeslagen door afkoeling via
een hoger
gelegen gebied naar lager stromend
weer vrij komt als we die stroom
tegenhouden met een dam. In feite
meet men als men massa meet niet
de
kracht van de zwaarte van een
voorwerp, maar de naar binnen
gerichte,
negentropische tijdrichting van
een materieel voorwerp die
afhankelijk
is van de afstand tot de planeet
of datgene wat zwaartekracht
genereert. Even wat verder in de
ruimte en weg is die kracht. Dat
wat
er dan weer wel is en dan weer
niet is, noemen we een illusie,
een
krachtsillusie in dit geval. Wat
werkelijk is is het integron, de
oppervlaktespanning van de
manifestatie. Het integron vormt
een lineair
op één punt diallel samentrekkende
tijdenergie, en niet
zozeer een kracht die in alle
gevallen een meetbare zwaarte
oplevert.
In de ruimte is er geen merkbare
oppervlaktespanning die meer is
dan de
samenhang van de materie en dan is
er dus ook geen zwaarte. In de
ruimte heerst een evenwicht van
ruimtedeeltjes, van gravitonen,
die dan
ongericht zijn, geen beduidend
oppervlak van aantrekking kunnen
vinden
om in die mate het integron van de
overunity te kunnen
manifesteren dat er zoiets als
zwaarte of richting zou zijn. De
ethermachine brengt orde in de
chaos van het vrije ruimtedeeltje
dat
het graviton is. Finsrud brengt
bewust een mechanische orde aan in
de
zwaartekracht door de
magneetkracht allereerst chaotisch
op te zetten
met zijn centrale slinger en
vervolgens de ruimtedruk met
uitbalancerende slingers lineair
daar orde in te laten brengen.
Gary schept verwarring door de
zwaartekracht terug te leiden naar
zijn
beginpunt van werking via een
neutrale zone in de magneetkracht
en de
onrust van ompolend diamagnetisch
materiaal (vi). Het
integron
dat bij het proces van
energiewinning uit de ruimte
betrokken is, is
een holon deeltje, een lokale
werking van het geheel van de
ruimte-energie. Het heeft dus ook
geen beduidend gewicht, een spin
of
een lading, het staat slechts voor
een tijdrichting immers: de naar
binnen gerichte lineaire tijd die
staat tegenover de naar buiten
gerichte lineaire tijdrichting van
het gelijksoortig neutrondeeltje.
Zo
bezien kan je concluderen dat de
ethermachines op volle toeren
draaiend
zwaartekracht genereren, een eigen
zwaartekrachtveld wel te verstaan,
dat wordt veroorzaakt door de
omringende gravitonen aan te
zuigen en om
te zetten in energie. Een
zwaartekrachtgenerator kan meer
zwaartekracht
genereren dan een planeet en zo
dan 'anti-zwaartekracht' vormen,
een
tijdruimteverschil dus dat een
enorm kinetisch effect kan hebben
bij
het richten van de zuigrichting
via een magnetische poort.
Gravitonen
reageren immers op magnetisme. Dit
strookt met waarnemingen van dit
soort effecten bij vliegende
schotels: elektrische velden raken
verstoord en G-krachten gelden
niet meer. Met het aanzuigen van
gravitonen door de ethermachine
krijgen ze een lineaire richting
die
een eigen zwaartekrachtveld vormt,
een veld dat men kan richten in
relatie tot andere
zwaartekrachtvelden en zo wordt
sturing van zo'n
voertuig dan mogelijk. De
ethermachine is dus een
zwaartekrachtgenerator die iets
doet met de relatie tussen de
lineaire
en de cyclische tijd, de relatie
tussen de 'ouders' en de
'kinderen'
van de fundamentele
natuurkrachten.
Een
magnetisch veld is het resultaat
van een
gelijkrichten van
deeltjes(groepen) in een
magnetiseerbaar (of
diamagnetisch) voorwerp zoals de
ijzerdeeltjes in de aardkern b.v.
Magnetische lijnen vormen stromen
van tegen de polarisatie in
ronddraaiende gravitonen. Sommigen
spreken van elektronen en ionen,
maar in essentie is de ruimte het
bereik van de gravitonen, de
materieel nog onbepaalde ruimte. Op basis
van de magneetvelden rondom
lichamen, magneten, planeten etc.,
werkt de
ruimte aldus kinetisch en niet
statisch. Al het materiële is in
beweging bij de genade van de
cyclische definitie van de
materie. Als
de ether geen werk zou verrichten
zou het ontwikkelen van de
ethermachine geen zin hebben. De
ethermachines die al bestaan
vormen
dan ook simpelweg het
experimenteel bewijs dat de ether
bestaat. Het
bewijs op basis van de
wetenschappelijke observaties van
de uitdijende
ruimte (via het Doppler-effect in
de astronomie), de zwaartekrachtlens rondom
zwarte gaten en sterrenstelsels,
en
de ronddraaiende planeten en
manen, vormt het natuurkundig
niet-experimenteel of
observationeel bewijs van het
dynamisch
krachtveld van de ruimte dat we
hier de relatieve ether noemen. In
zijn
simpelste vorm is dat bewijs al
geleverd met een magneet die
zonder
verdere kleefstof of steun aan een
ijzeren wand als van een koelkast
hangt. Het aan elkaar kleven van
de materie op basis van
magnetische
velden is in feite gebaseerd op de
singulariteitswet van de HDT
die stelt dat alle materie van
nature naar zijn singulariteit
streeft.
Een magneet zal daarom steeds
proberen zijn eigen polariteit op
te
heffen, een ring te vormen of met
tegengestelde polen aan elkaar te
kleven. Dit staat klassiek dus ook
wel bekend als de natuurlijke
neiging tot orde, de negentropie,
de tegenhanger van de natuurlijke
neiging tot chaos die de entropie
wordt genoemd. Iedere kracht heeft
een tegenkracht die hem probeert
op te heffen. Zo staat dan de
entropische uitbreiding tegenover
de negentropische aantrekking.
Zo ook
heeft elektrische stroom die
volgens een
bepaalde meetmethode in een
bepaalde richting loopt, zowel als
een
magnetische dipool die, zoals je
kan aantonen met ijzervijlsel, een
bepaald krachtveld geeft, een
natuurlijke reactiekracht te
verduren
vanuit de ruimte, de
ruimte-energie die we in de vorm
van deeltjes
omschrijven als een veld van
gravitonen, een veld dat we
ervaren als de
zwaartekracht. Gravitonen vormen
de ruimtedruk die samen op een
hemellichaam inwerkend als een holon genaamd
het integron, lokaal de materie
lineair
opeendrukken. Het graviton zelf is
zoals gezegd chaotisch en
cyclisch,
maar massaal aangetrokken door een
materieel voorwerp of een magneet
vormen de gravitonen lijnen of
stromen die van plus naar min
lopen, die
dan het normale evenwicht van het
integron enigszins verloren doen
gaan
en a.h.w. de zwaartekracht ervan
hier doen toenemen en daar doen
afnemen. Minder zwaartekracht is
magnetische afstoting, meer is
magnetische aantrekking. Die
combinatie maakt dat het voorwerp
niet
zwaarder of lichter wordt door
magnetisering, maar als je met een
ethermachine een kunstmatige
monopool vormt door gravitonen in
energie
om te zetten is dat volgens de HDT
wel het geval. Verzamelt men nu
elektrische lading op basis van
magneetrotatie dan gebeurt er iets
met
de zwaartekracht. Een elektrische
lading zal bij een afdoende
frequentie van de betreffende
dipool het integron van de
zwaartekracht
uit evenwicht of in werveling
brengen en zo veranderen in een
gravitonenstroom die wordt
weggestuurd naar de elektrisch
tegengestelde
positie van de aarde of in een
lichteffect (bij Searl en Sweet -
xii
-is dat aanwezig). De onderdruk
van het integron dat ontstaat zal
dan
zoals gezegd leiden tot een
verminderde zwaartekracht en zelfs
bij een
integronenvacuüm leiden tot
tijdruimtevervormingen. Het
voorwerp
verdwijnt dan naar een andere
plaats via de tijdruimte of
hyperruimte.
Het is b.v. bekend uit
experimenten dat een condensator
ietwat lichter
wordt als hij geladen wordt: dat
komt door het z.g. Biefeld-brown-effect. Een
lading ioniseert de ruimte om de
lading
heen en verwerft aldus een kracht
van tegengestelde, in de richting
van
de polariteit werkende,
gravitonen. Deze kracht is groter
dan de
ionenwind, een min of meer door de
lucht geleide elektriciteit, kan
verklaren die normaal bij de
uitleg van het effect wordt
aangevoerd zo
stelt Andrew
Johnson in zijn
analyse (zie ook
de
Eletrokhydrodynamische EDH-aandrijving).
Gravitonen zijn cyclische
tijddeeltjes. Zo ook komt er als
het
magneetveld wordt onderbroken door
de magneet te verplaatsen of de
stroom te onderbreken die magnetiseerde, een
reactie tot stand van de
kant van de gravitonen die dan
polariseren met een elektrische
impuls
in de tegengestelde richting. De
passieve gravitonen lijden aan een
soort wet van de traagheid omdat
hun intensiteit minder is dan die
van
de geladen exemplaren die steeds
meer op elektronen gaan lijken. De
gravitonen hebben op basis van de
singulariteitswet de
onverbiddelijke
neiging steeds het evenwicht te
herstellen zodat ze een positief
veld
met een negatief veld weerstreven.
Als een positief veld wegvalt, hou
je automatisch het negatieve veld
over en omgekeerd: de vingerafdruk
die als hij oplost energie
afgeeft. Deze energie is extra
energie omdat
ze vloeit op basis van de
natuurlijke gravitonendruk die
uniform in de
vorm van het integron van alle
kanten in de ruimte werkt. Deze
extra
energie is niet zonder meer te
meten met apparatuur die een
normale
elektrische stroom meet. Maar wat
je niet meet bestaat nog wel.
Andersom door een gloeidraad geeft
het nog steeds licht. De negatieve
stroom is de overunity van
een iets te ijverig universum dat,
naar verhouding, een minieme
hoeveelheid energie toevoegt ter
compensatie van het weggevallen
veld. De ethermachine accumuleert
daarom steeds deze energie in een
condensator, een accu of een
vliegwiel of een andere vorm van
oscillatie of rotatie die de
mechanische slang in zijn eigen
staart doet bijten en zo een
versterking van de impuls geeft.
Het universum is in dezen niet een
trampoline of een veer die
teruggeeft wat je erin stopt,
immers met de
constante uitbreiding van de
tijdruimte en de daaraan
gekoppelde
universele ruimte is er nogmaals
gezegd steeds een extra druk. Een
ethermachine is a.h.w. gewoon een
ventieltje voor de extra energie
in
het universum. Zo goed als een
ballon wegvliegt die je leeg laat
lopen,
gaat een ethermachine lopen als je
een magnetische poort hebt
geschapen
waardoor de constante
gravitonendruk een uitlaat kan
vinden.
Dit is de
verklaring voor de energiewinning
van
de bewegingloze generator van
Bearden die werkt op basis van het
snel
binnensluizen van de
ruimte-energie door een schakelaar
naar een ander
circuit over te halen met het
onderbreken van een
elektromagnetisch
geschapen veld. De overige
elektromagnetische machines van
Gray, Zsabo,
Bedini, Tewari en DePalma, en de
SEG van Searl zijn zo ook te
verklaren (vii & xii),
ze zuigen allemaal de
ruimte-energie van de
gravitonendruk naar binnen door
een magnetische
poort te scheppen en/of een
cyclische beweging van de magneten
te
scheppen waarmee een
integron-onderdruk ontstaat die
extra gravitonen
aanzuigt. In eerste instantie
geeft dat nog geen
anti-zwaartekracht
omdat de aanspraak van energie te
gering is. Maar in principe
kan zo'n machine zonder negatieve
zekeringen ijskoud en lichter
worden
of zelfs gaan zweven bij
overbelasting. Dat laatste zou je
een soort
van etherische melt-down, of beter
gezegd een etherische freeze-up
kunnen noemen. Ook kan er zonder
schakelaars en schakelingen vanuit
de
draaiende kern van de aarde een
wisseling in het magneetveld
worden
afgevangen die dan stroom oplevert
als men een spoel in de aarde
plaatst. De wisseling in het
magneetveld is een natuurlijk
gegeven.
Hiermee wordt het Stubblefield
effect verklaard (i). Van
de
wisseling van het magneetveld van
de aarde maakt ook de
ringgenerator
gebruik van Steven Mark. Die laat
die beweging van het magneetveld
met
een poort ronddraaien in zijn
dubbele spoel en daarom reageert
die ook
anders of helemaal niet als het
ding op de kop wordt gehouden.
Maar ook
het Johnson-aspect van dit effect
met permanente magneten zonder een
elektrisch circuit is zo
verklaard: de elkaar afstotende
magneten
leveren, cyclisch-sequentieel
bewegend, hun eigen moment alsof
een
slang in zijn eigen staart bijt.
De overunity ontstaat bij
hem
uit het mechanisch wisselende
magneetveld dat steeds de poort
opzoekt
en zo cyclisch een mechanische
voortgang geeft, zoals een ezel
vooruit
wordt gelokt met een wortel
terwijl de drijver op de bok zit.
Ook de
rotatie van de Perendev machine
moet berusten op dit effect, ook
al was
dit niet te verifiëren of
dupliceren. Johnson's
oorspronkelijke
patentaanvrage laat wel zoiets
zien. De diallelle organisatie van
de
gravitonenstroom zodat er een
soort van brandpunt of krachtpunt
onstaat
dat werk verricht met een stator -
bij hem in de vorm van gekromde
magneten, is daarbij een
voorwaarde, precies zoals dat bij
de
Torbay-opzet ook werkt met een
gekromd gravitonenveld dat aan de
ene
kant meer werk levert dan aan de
andere kant. Lastig te doen, zo
blijkt
uit de vele
replicatiemislukkingen, maar in
theorie mogelijk mits er
een tweede kracht, de
zwaartekracht of de inertiële
kracht -
zwaartekracht in een andere
richting - bij betrokken is. Voor
kinetische energie hebben we twee
krachten nodig of twee
verschillende
werkingen van de tijd zoals
expansie en contractie. Dit
principe van
energie uit de interactie van
fundamenteel verschillende
krachten zien
we bij Finsrud duidelijk terug,
maar hoe dit precies werkt bij
Johnson
en de klonen ervan is niet
helemaal duidelijk. Men vermoed
met de
problemen van replicatie op dit
punt in deze hoek, en Searl hoort
daar
ook bij, dan ook een make-believe
cultuur. Er heerst onder de vrije
onderzoekers veel scepticisme over
de haalbaarheid van de
magneetmotor.
Dit direct met permanente magneten
tot een mechanische puls verleiden
vereist een nauwkeurig afregelen
van de sterkte, afstand, eventuele
afscherming en grootte van de
magneten onderling. Alleen met een
perfect evenwicht is de
onevenwichtigheid van het
universum te vangen.
Ook het OC
MPMM-project van het
Steornforum geeft dit
replicatieprobleem te zien. Het
valt niet mee het juiste
krachtenevenwicht te vinden om de
etheronrust te pakken te krijgen.
Uit
zichzelf zoekt de machine een
evenwicht, een magnetisch slot met
het
integron, maar als dit wordt
voorkomen door de afstotende
velden
mechanisch zo op elkaar te drukken
dat ze via een poort (een 'gate')
een uitweg hebben of via rotatie
een integron onderdruk kunnen
scheppen, ontstaat er een beweging
als van een raket die in een
cirkel
opgevangen zichzelf versterkt tot
de gravitonendruk maximaal is
verwerkt. Met een kleine unit van
de OC MPMM werd al een toerental
van
5000 gehaald dat naar verluid wel
zeven uur standhield. De overdruk
wordt dan zonder in een
elektronisch circuit te
polariseren direct in
een mechanisch effect omgezet. De
snelle magnetische rotatie weet
met
een bepaalde frequentie en
krachtenevenwicht een
integron-onderdruk te
scheppen en gravitonen aan te
zuigen en ze om te zetten in
mechanische
energie. Maar helaas kon degene die
verantwoordelijk was voor dit
wapenfeit worden herkend als
iemand
die wel vaker de draak steekt met
de verwachtingen...
Zo werkt
ook de Papp-motor van Saboris
(v)
zonder de polarisatie van een
terugwaarse stroom in een
elektronisch
circuit of het afvangen van
magnetische overunity in
een
mechanische lus puur op basis van
de gravitonendruk: de edelgassen
verleiden de gravitonen via de
elektrische ontlading in een
elektromagnetisch veld tot een
mechanisch moment. De
gravitonendichtheid explodeert
a.h.w., waarschijnlijk omdat de
energie
van de edelgasatomen zodanig
toeneemt dat het neutron zich
geroepen
voelt hulptroepen aan te slepen
vanuit de tijdruimte. Dat geeft
een
reactie van de gravitonendruk die
dan naar verhouding te laag is en
het
elektromagnetisch veld komt
versterken. De extra toevoer van
die
energie vloeit dan bij hem op
conventionele wijze weg via een
normaal
motorisch zuigersysteem in
mechanische energie en hitte: het
edelgas
laadt en ontlaadt zich en wordt nauwelijks
verbruikt. Het fungeert
hoofdzakelijk als een katalysator
voor de ruimte-energie. Een ander
effect dat mogelijk een rol
hierbij speelt is het z.g. Electrum
Validum ofwel High
Density Charge Clusters (HDCC)
bestaande uit groepjes
samengetrokken
elektronen die experimenteel
kunnen worden opgewekt door met
een zeer
korte puls vanaf een spits in een
magnetisch veld via een z.g koud
plasma, een speciaal gas, met
behulp van het Casimir-effect een
hoog
voltage aan gelijkstroom tot
ontlading te brengen. Als die
clusters,
aanvankelijk EV's genaamd of elektromagnetische
vortexen later
tot EVO's
ofwel exotische
vacuuüm objecten
omgedoopt, samenpakkend in
ringetjes van 20 of 50 micron, een
voorwerp
raken, geven ze energie af die tot
wel 91 keer de input overschrijdt.
Het thermisch proces, dat verder
geen neutronenstraling geeft,
trekt
dus energie uit de ruimte aan. De
ringetjes van elektronen, waarvan
het
bestaan indruist tegen de
bestaande natuurkundige theorieën
die
zich een groeperen van normaal
elkaar afstotende elektronen niet
kunnen
voorstellen, vormen in feite een
soort van materieel waarneembare
ventieltjes voor de ruimtedruk die
dan tot een
thermische
omzetting van de
gravitonen
leiden. Het effect dat in feite
een pakketje elektrische lading in
een
zichtbare vorm voorstelt, werd in
1980 ontdekt door de experimenteel
natuurkundige Kenneth R. Shoulders
uit Bodega in Californië, die,
handig een dreigende geheimhouding
door de overheid omzeilend, er een
patent voor kreeg in 1991 (U.S. 5,018,180.0).
Geheimhouding was er bijna vanwege
het
feit dat met deze technologie in
principe stralingswapens kunnen
worden
gemaakt die niet hoeven te worden
herladen en die alle materie
desintegreren die wordt geraakt.
Ook in 1992 (U.S. 5.153,901) kreeg
hij een soortgelijk patent, en in
1999 (U.S.
6271614) kreeg
hij een patent op een z.g.
elektromagnetische
plasma-drive generator die door
hem werd ontwikkeld. Ook de
uitvinder Christopher
Arnold spreekt
in een uitvinding waar ook Bedini
en
Sprain weer naar verwijzen, van
elektronenclusters, van het
Electrum
Validum, in de uitleg van zijn op
neodymium magneten draaiende,
superefficiënte Plasma-fusie motor
generator uit 2001 (hiervoor
niet besproken, U.S. 6271614).
Vermoedelijk speelden dezelfde
elektronenclusters niet
alleen ook een rol bij de
Magnatron koude-fusievoorloper
Rory Johnson,
maar ook bij vele andere vindingen
die we bespraken. Met de EVO
technologie Met dezelfde
technologie zo
stelt Shoulders in
2007 kan in
principe
ruimtevoortdrijving en een
afweerschild gemaakt worden, maar
dat
laatste kost aanzienlijk meer
moeite dan het produceren van het
wapen.
Echt Starwars dus. Moge de kracht
met u zijn, want zelfs een
allesvernietigend Starwars'
evo-zwaard kan zo worden
gefabriceerd.
Shoulders ontwikkelde het proces
verder met zijn zoon Steve. De
ontdekking die volgens de
onderzoeker Hal Fox als de
grootste van de
20e eeuw moet worden beschouwd,
vormt een mijlpaal in de formele
erkenning van de mogelijkheid om
ruimte-energie om te zetten in
bruikbare elektrische energie.
Samen met Fleishman en Pons van de
koude
fusie zou hij de Nobelprijs moeten
krijgen zo stelt Fox. Ken
Shoulders
maakte ook op de MIT conferentie
voor Koude Fusie technologie in
2005
melding van een verband tussen EVO's
en het Hutchison
effect. Verder
hebben ook de
Russen Alexander Ilyanok uit
Belarus, en Mesyats en Baraboshkin
uit
Ekaterinburg nader onderzoek
gedaan om deze
'ladingcluster'-technologie
verder te ontwikkelen en ontdekte
Stan Gleeson, uit Cincinnati, Ohio
samen met Dr. Shang Xian Jin dat
het proces ook in water werkt en
effectief radioactiviteit kan
reduceren. Met die alternatieve
mogelijkheden voor het ontwikkelen
van toepassingen komen de HDCC ook
in zicht bij het verklaren van de
waterprocessen in de vrije
energiesfeer (literatuur, artikelen,
pagina's 1, 2, 3, 4).
HDT-elementen
|
massa
|
lading
|
spin
|
intensiteit
|
tijd
|
tijdruimte
|
oneindig
|
oneindig
|
geen
|
oneindig
|
+ lineair
|
universele
ether
|
0
|
0
|
half
|
hyper
|
cyclisch
|
graviton
|
0
|
±
|
dubbel
|
normaal
|
cyclisch
|
integron
|
nihil
|
0
|
geen
|
geen
|
- lineair
|
neutron
|
1 + nihil
|
0
|
half
|
geen
|
+ lineair
|
proton
|
1- nihil
|
+
|
half
|
super
|
cyclisch
|
elektron
|
nihil
|
-
|
half
|
super
|
cyclisch
|
De
hoofdrolspelers
in de HDT en hun veronderstelde
eigenschappen:
het graviton is de gastspeler en de
lokale ether is kwantummechanisch
herkend als het integron.
Met de
elektrolyse van Kanarev, Stanley
Meyer
en Bill Williams (ix) wordt
water elektrisch geladen dat dan
met de polariteit van de
elektrolyse, met name via een
'catastrofaal
diëlektrisch mislukken' van de
opgebouwde lading, extra energie
oplevert door van het integron van
de individuele watermolecuul de
energetische basis te veranderen.
Dat integron krijgt door de
'energetische rek' die specifiek in
een watermolecuul zit een extra
toevoer van gravitonen te verwerken,
de energie neemt toe van het
watermolecuul, maar daar is het
heersende neutron dat het integron
tegnwicht biedt niet van gediend,
dat neutron moet de zaak compenseren
met een greep uit de tijdruimte om
extra steun, en die extra energie
zorgt ervoor dat het watermolecuul
uit elkaar valt - er is immers extra
integron- en neutronenergie voor -
en dat er ook een restpotentiaal in
het water ontstaat dat als een soort
van kettingreactie nog een hele
tijd freewheelt voordat de
orde van het juiste neutron/integron
evenwicht dat voor het
trillingsgetal van het water geldt
hersteld is. 'De
volts
aan
spanning
worden omgezet in ampères aan
stroom en
daardoor vindt er een vernietiging
plaats van het water dat dan
opsplitst in waterstof en zuurstof',
zoals dr. Peter Lindeman
Meyer's werk analyseert.
Water dat geladen is kan tot
ontbranding overgaan omdat met een
restproductie aan waterstof en
zuurstof het verbrandingsproces de
lading er als het ware uit kan
zuigen. Als ergens in dat water de
lading ontsnapt probeert de rest van
de lading daarvoor in de bres te
pringen om de lading gelijk te
verdelen, en dit gaat dan door tot
de
lading te laag is om nog brandbaar
Brownsgas vrij te kunnen maken.
Uitgebrand is het water dan weer
normaal. Geladen is het min of meer
gravitonenwater, water met een te
hoog energieniveau voor het normale
trillingsgetal van water, dat je ook
onzeker water zou kunnen noemen,
water dat op springen staat. Ook al
werd de lading met elektriciteit
opgebouwd is het dus geen
elektrische ontlading maar een
gravitationele
ontlading die vertraagd verloopt via
het 'opgeschrikte' water dat zich
langzaamaan weer 'ontspant'.
Dit effect
van water met een verkeerd
trillingsgetal dat energie oplevert
in dissociatie, doet denken aan het
Keely-effect van het via
geluidstrillingen beïnvloeden van
het
trillingsgetal van verschillende
soorten van materie (ii) en
het Huchison-effect (xi) dat
langs een andere weg hetzelfde
doet. Dat koeien en planten het
beter doen op klassieke muziek dan
op
popmuziek was al bekend. De
interferentie van verschillende
trillingen
geeft een erbij behorend opladen van
de materie die dan 'zichzelf' niet
meer is, en waardoor de
integronwaarde en
tijdruimteverhouding van de
materie wordt aantast, zodat er een
uitweg wordt gezocht of een plaats
die beter past bij het nieuwe
trillingsgetal. Iedere planeet heeft
een
eigen trillingsgetal samenhangend
met de omtrek van de planeet. Het
heet wetenschappelijk sedert 1952 de
Schumann-frequentie, het is
een ultralage frequentie (ULF) die
voor de aarde varieert van tussen de
7.8 Hz standaard en de 33.8 Hz,
met 59,9 Hz als een boventoon. Hij
bestaat uit het resonantiegetal van
b.v. bliksemflitsen in de holte
gevormd tussen het oppervlak van de
aarde en de ionosfeer. Het betekent
dat het licht van een bliksemflits
7.83 keer om de aarde gaat in één
seconde en dus de aarde dat getal
geeft als haar basisfrequentie van
resoneren. Een hoger trillingsgetal
hoort dus bij een kleinere planeet
als de snelheid van het licht elders
gelijk zou zijn aan die van dit
zonne- of sterrenstelsel. Maar we
zagen al dat de lichtsnelheid een
relatieve constante moet zijn die
samenhangt met de afstand tot het
centrum van het sterrenstelsel in
kwestie. Zo kan je dus ongeveer
eenzelfde trillingsgetal hebben met
een heel andere planeet dan de
onze, of eenzelfde planeet in een
ander sterrenstelsel met andere
lichtsnelheidverhoudingen. Oppassen
dus met alternatieve
elektromagnetische frequenties en
tijdmaten die ermee
samenhangen.
De wereldcultuur is daarmee ook
gewaarschuwd voor het vasthouden van
een tijdregelmaat die vreemd is aan
die van de aarde. Men heeft er een
psychologie mee van een 'verschoven'
tijdbewustzijn. Volgens de formule Pt=Tw-TK is de
psychische instabiliteit van de
tijdervaring er als
de resultante van de spanning
gevonden in het verschil tussen de
klokkentijd en de tijd van de natuur
(Meijer
1992). Klokken
en kalenders moeten wetenschappelijk
gesproken gelijk
lopen met de frequentie van een
passerende zon en maan om
colelctief zonder illusie
gelijkgericht
te zijn op de materiële
werkelijkheid en wetmatigheid van
die
planeet. Onze greep op de
werkelijkheid en onze geestelijke
gezondheid
wordt erdoor bepaald. Een ander
trillingsgetal geeft zo een andere
planeet of een parallele wereld in
een ander sterrenstelsel met een
naburige frequentie. Zo zou er dan
een hele bandbreedte aan parallelle
werelden bestaan waarheen men dan in
fasen (psychisch, emotioneel,
materieel) getransporteerd kan
worden bij het manipuleren van
elektromagnetische velden of met
alleen al het aanhouden van de standaardtijdfrequenties van
burgerlijke tijdconditioneringen.
Het
zou heel goed de buitenaardsen uit
kunnen lokken om 'graancirkel'
te gaan prediken hier in
onze graanvelden. Het proces van het
energie
krijgen tot men teleporteert lijkt
als volgt te gaan; eerst ontstaat er
een energetisch effect door het
afwijken van de standaardgravitatie
van
je plaats in het universum, dan
ontstaat er antigravitie door het
wegvallen van de integron druk en
vervolgens ontstaat er teleportatie
via de hyperruimte naar de naburige
frequentie van een andere planeet
van een soortgelijk formaat als de
hele integriteit van trilling
'overspringt' of 'wegschuift' naar
een ander trillingsgetal van de
kromme ruimte. In feite is dit
verschuiven een fenomeen dat
geobserveerd is in o.a. het z.g. thether-incident
van de NASA waarmee in
het infrarood een druk
UFO-verkeer werd waargenomen in de
hogere luchtlagen.
Searl en Sweet (xii)
maakten beiden melding van
eerst energieproduktie en toen
antigravitatie van hun generatoren
die
respectievelijk uit diallel
gearrangeerde roterende magneten
bestaan
(Searl) dan wel uit snel vibrerende
magneten (Sweet). Ook Huchison ziet
op basis van interfererende
elektromagnetische frequenties in
een
testgebied net als Sweet (xii) antigravitatie
ontstaan als de
integron lading van zijn objecten
door het aanzuigen van de gravitonen
onafhankelijkheid bereikt in het
'laden' van de materie met een
andere,
materiaalvreemde frequentie. Men zij
ook in dit verband herinnerd aan
de catastrofale gevolgen van het
z.g. Philadelphia experiment (Project Rainbow) van de
amerikaanse marine in 1943,
ondernomen als een
alternatief voor het Manhatten
project om de
oorlog te winnen. Men probeerde naar
verluid met de geheime medewerking
van Tesla en Einstein, een
oorlogschip genaamd de U.S.S.
Eldrigde (fot0) onzichtbaar te maken
door
sterke elektromagnetische velden om
het schip heen te vormen. Het werd
een puinzooi omdat de magnetische
velden niet roteerden en er zo niet
een mogelijkheid was om een
afgrenzing van het veld met de
verhoogde
elektromanetische energie te vormen.
Men bereikte dislocatie
(teleportatie), verdwijning en
herverschijning, zowel als het
samensmelten van heterogene
materialen zoals Huchison dat ook
constateerde: bemanningsleden
versmolten met het metaal van het
schip,
anderen werden gek of losten
spontaan op in lucht of vlogen in
brand in
de periode erna. Men kon
het verschijnsel niet beheersen, en
stopte het project in de doofpot
vanwege de rampzalige gevolgen. Dat
was toen, maar tot op heden schijnt
men er in het geheim nog mee bezig
te zijn in een geheim project
genaamd het Montauk Project, dat
goed geheim gehouden een
bron van vele
samenzweringstheoriëen vormt over
UFO-technologie en
gedachtencontrole-apparatuur als
militair wapen. Het moge
duidelijk zijn dat het
experimenteren met magnetische
velden mogelijk een bron van energie
oplevert, maar dat het ook een
gevaar kan vormen als het de
elektromagnetische basis van ons
eigen fysieke, en door het integron
beschermde bestaan aantast. Door het
oproepen van een kunstmatig
zwaartekrachtveld vervormt men de
tijdruimte zoals ook ieder
hemellichaam dat doet, zoals
Einstein uitleg gaf aan de kromme
ruimte
van het integron. Die vervorming
geldt niet voor de lineaire tijd
echter die wordt gehandhaafd door
het zelfgeschapen veld waarmee ook
de
elementaire structuur van de materie
daarin die bestaat uit protonen,
elektronen en neutronen gehandhaafd
blijft. Zomaar vibreren van
magneetvelden kan extra energie
opleveren, maar ook een ernstige
integriteitscrisis van het fuseren
van 'heterogene materialen opleveren
als de lineaire orde, de integriteit
van de materie, met de lineaire
vibratie niet wordt gehandhaafd. De
paradox van de hyperruimtesprong
bestaat eruit dat men door de
cyclische actie van magnetische
velden de
lineaire onafhankelijkheid van het
integron creëert.
Ook mechanische
actie van water(damp) trekt
gravitonen aan zoals aangetoond in
de waterdruppelaar van Kelvin, de
Testatika van Baumann (viii)
en de hydrosonische pomp van
Griggs en zijn voorgangers. (x)
De atomaire structuur van
(zwaar)water leent zich zoals we bij
de koude fusie en de processen van
Kanarev al zagen heel goed voor het
opladen van de toegevoegde energie
die bij de verschillende vormen van
ontlading de gravitonenstroom die
zo door de beweging van het water
werd aangetrokken polariseert. In
verhouding tot een elektrostatische
spanning polariseren ze bij
Bouwmann tot bruikbare elektrische
energie. Ze kunnen worden omgezet in
overunity warmte zoals bij
Griggs, of ook tot
een dynamische elektrische ontlading
worden verleidt zoals bij Kelvin.
De Testatika vangt m.b.v. de
elektrostatische lading, die
mechanisch
wordt opgewekt, met zijn aftasters
de tegengesteld werkende stroom van
polariserende gravitonen op zodat de
machine een self-runner
met overunity wordt. Kelvin
realiseert dat verschil tussen het
begin en het einde van het
bewegingstraject van het vallende
water
zoals een bliksemstraal dat doet en
Griggs vindt zijn overunity
hitte via de explosie van de door de
holten in de rotor opgeroepen
belletjes.
Met hun machines
overwinnen de uitvinders niet meteen
de zwaartekracht of de locatie van
de generator in de universele ether
als de magnetische velden niet
supersnel of hypersnel ronddraaien.
Men
wekt er allereerst, middels de
dynamische relatie van de gravitonen
met
de bewegende magneten energie mee op
uit het vacuüm. Alleen het
Searl effect kent antigravitatie
door superrotatie. De twee
uitzonderingen gevormd door de
frequentiebeînvloeding van Sweet
met zijn generator en van Huchison
in zijn antigravitatie-experimenten
zijn, omdat ze geen van beiden
berusten op rotatie, minder te
verkiezen
volgens de HDT. Zonder rotatie wordt
er geen integron voor het object
geschapen maar slechts weggetrild,
de opgewekte gravitonenstroom
verdringt dan het integron en dat
kan rampzalig uitwerken op de
integriteit van de
elektromagnetische materie van de
gebruiker. Het zou
zelfs een desintegratiewapen kunnen
vormen.
Wat betreft
de ethermachines tot dusverre
besproken is er samenvattend dus
sprake van energiewinning door het
omzetten van de natuurlijke
gravitonendruk: E+Egd= ouE. Ofwel:
een
basisenergie (E) die gravitonen weet
aan te trekken levert overunity
energie (ouE) op bij omzetting van
de gravitonen die van nature
toestromen door de
integron-gravitonendruk van de
zwaartekracht (Egd).
Anders gesteld kan je zeggen: de
druk van de lineaire tijd (Egd)
levert
overunity energie op (ouE) als een
na opstart de door het systeem
gehandhaafde basis-energie door een
cyclisch proces gravitonen weet aan
te trekken. De aangewezen methode
voor het aantrekken van de
gravitonen
is de rotatie van magneetvelden,
lucht of vloeistoffen. Lineaire
systemen die destructief zijn met
het integron, d.w.z het integron
niet
opbouwen en herintegreren, ofwel een
eigen zwaartekrachtveld vormen,
geven bij schaalvergroting
problemen, ook al kunnen ze op
kleine schaal
voor particulier gebruik nuttig
zijn. De ethermachines zijn
gravitonenpompen die de lineaire
tijd omzetten in cyclische tijd. Die
cyclische tijd kan elektrische of
mechanische energie opleveren, maar
kan in meer ontwikkelde toepassingen
rechtsreeks materie produceren.
Het klonen of reproduceren van
bestaande materie als een soort van
versnelling van de natuurlijke
expansie van de materie is mogelijk
in
de HDT. De
natuurlijke lokale elektrische
werking van de kristallen van
Huchison
valt ook onder deze definitie. Door
de geordende structuur van de
kristallen rangschikken de
gravitonen zich zodanig dat ze, als
met een
elektrische impuls het kristal
geladen wordt, een geordende
gravitonen-onzekerheid opleveren.
Het onzekere kristal zoekt via een
elektrische potentiaal dat vanuit
zijn ordening ontstaat dan zijn oude
zekerheid weer. Afhankelijk van zijn
structuur kan het kristal mogelijk
lang of kort die onzekerheid
vasthouden, ongeveer zoals de ene
stof
beter magnetiseert dan de andere
stof (x). Oppervlaktevergroting door
het vergruizen van het kristal
levert meer potentiaal op. Dit is
wat
Huchison laat zien in zijn Crystal
Energy Cell demonstratie. De radiant
energy zoals van Tesla, Moray
en het staafeffect (iv) is dan niets
anders dan het rechtstreekse
aanspreken, via metalen platen of
combinaties van metalen in een
diode, van het potentiaalverschil
tussen
de lineaire ether van de tijdruimte
(de 'neutrino's' etc.) en de
cyclische gravitonenflux van de
cyclische ether of kromme ruimte
oftewel het aardmagnetisme. In dit
laatste geval is de aarde de
draaiende magneet en zijn eigen
constructies van draaiing overbodig.
De
aarde pompt a.h.w. al zijn eigen
gravitonen. Dergelijke machines zijn
relatief het eenvoudigst qua
principe, ze benaderen het best de
definitie van de ethermachine als
zijnde een ventiel, sluis of klep
voor de ruimte-energie. Daar hebben
we dan wel energie van, maar geen
ruimteschepen. Lang leve ruimteschip
aarde.
Wat
nog
rest is het verklaren van de
orgone energie van Reich (iii).
Deze is wat gecompliceerder
omdat hier de antimaterie ofwel het
verschijnsel van het biologisch
leven een rol in speelt. Reich
constateerde een temperatuurverschil
van
0.3 - 1 graad C maximaal tussen
organische en anorganische stof,
alsmede een energetisch, orgonaal
effect in samenhang met aan de basis
onderling verbonden lange metalen
buizen in een z.g. cloudbuster.
Ondanks
Einstein's
tegenwerpingen
geven we hier Reich het voordeel van
de twijfel ervan uitgaande dat
Einstein bij gebrek aan een theorie
van
alles (onze HDT) wellicht last had
van het heersende horizontale denken
waaraan hij met zijn verworven
status vast zat. Reich noemde zijn
energie orgonaal, omdat organische
moleculen de etherische energie meer
aantrekken dan niet-organische
moleculen. M.a.w. het organische
zelf
vormt een gravitonenpomp volgens
Reich. Organische materie kent een
holistische integriteit: het heeft,
als het nog leeft, een
zelfbewustzijn en daarmee een vrije
wil die de anorganische materie
niet heeft. Organische materie kan dus
verticaal met een eigen wil
opklimmend in het bewustzijn tot
vereniging
komen waar anorganische materie niet
zoiets kent. Organische materie
heeft dus een spirituele
tegenhanger; ofwel geest,
intelligentie,
lateraliteit, ego, gevoel en
zelfbewustzijn volgens de HDT.
Anorganische materie heeft weliswaar
een gravitonenrelatie ofwel
elektromagnetische eigenschappen en
een ermee samenhangend krachtveld,
maar heeft geen weet van een
spirituele tegenhanger. Anorganische
materie is onpersoonlijk, het is
zich, levenloos als het is, niet
bewust van een parallelle
organisatie in de antimaterie. De
antimaterie
geeft de materie samenhang,
integriteit, zelfcontrole en een
motief van
zelfbehoud. De materie geeft
diversificatie te zien in een proces
dat
we evolutie noemen. Uitgeëvolueerd
op het materiële vlak
bestaat de volgende stap uit de weg
terug naar de singulariteit via de
weg van de antimaterie. In die
evolutie ontstaat geslachtelijkheid,
intelligentie en geest waaruit dan
in de niveaus erboven de rest van
wat de HDT beschrijft volgt.
Zo
ontwikkelden levende wezens
zelfbewustzijn en controle. Er is
als het ware een kringloop van de
zich differentiërende energie op het
materiële vlak die
overloopt in de zich verenigende
energie die van de verscheidenheid
weg
beweegt of weer terug gaat naar de
eenheid van het singuliere op het
antimateriële of spirituele vlak. De
spirituele evolutie neemt het
over van de materiële. Charles Darwin
(1809-1882) heeft geen
ongelijk volgens de HDT, maar
beschrijft slechts het materieel
diversificatieproces van organismen,
niet hun realisatieproces waarin ze
hun oorspronkelijke eenheid in het
voorbije zoeken en vinden. Vanuit
een oerstof ontstaan
we, maar we we keren er ook weer
naar terug. Het zijn evolutionaire
ideeën die terug te vinden zijn in
de opvattingen van
presocratische natuurfilosofen als Democritus
(460-370-80 vChr.), bij de duitse
romatische filosoof, de
'transcendentaal idealist' Friedrich von Schelling
(1775-1854) en bij de franse
theoloog en
paleontoloog Pierre Teilhard de
Chardin
(1881-1955). Door die
intelligentie van het zoeken van
symmetrie met het materiële
zonder dat de verscheidenheid van de
materie wordt verloren - een
verschijnsel wat je de organische
wet zou kunnen noemen - hebben
organismen hun bestaansrecht met een
greep op de materie en bereikt de
evolutie die zo met de persoon een
volgende fase ingaat volkomenheid.
In die volkomenheid vormt het
levende wezen een
binnen-buitenafgrenzing, een dipool
van eenheid of tijdloosheid die
staat tegenover de verscheidenheid
of tijdelijkheid, een dipool die op
basaal niveau al vanaf het begin van
de schepping bestond. Het
zelfbewustzijn wordt gevonden in een
realisatieproces, het wordt niet
geconditioneerd van buitenaf als een
aanvulling op de materie. Er is
dus wel degelijk een 'intelligent
design' van een zich manifesterende
spirituele antimateriestructuur
volgens de HDT. Zo'n design wordt
ook
geïllustreerd door het verschijnsel
van verschillende
humanoïden op verschillende planeten
zoals de Disclosure Group
bevestigt. Wat de britse bioloog Rupert
Sheldrake morfische
resonantie noemt
geldt dan als een aanduiding van de
aanwezigheid van het intelligent
kosmisch 'ontwerp', een elders
geëvolueerde vorm die model staat
voor de ideale organische vorm:
de humanoïde vorm, een vorm waar een
schilpad, een spin, een aap,
of welke organische levensvorm op
een andere paneet dan ook met
hetzelfde evolutionaire recht naar
toe kan evolueren (Ninja Turtles for
real!). De zwitserse
best-sellerauteur Von
Däniken
met zijn stelling dat de goden
kosmonauten waren die onze soort
misschien dan minder morfisch
gestalte gaven kan daarbij ook heel
goed
gelijk hebben. Waarom zou de
natuurwet niet gelden die stelt dat
de
hoger geëvolueerde integriteit
dominant is t.o.v. de lagere soort
tot op het verschijnsel van hogere
en lagere humanoïden toe? De
menselijke vorm mag dan superieur
zijn, maar dat houdt nog niet in dat
homo sapiens de superieure humanoide
is, de god der mensen zou zijn
(ookal kan dat ook wel zo zijn
natuurlijk, wij hebben immers geen
vliegende schotel voor het paradijs
nodig waar we al zijn).
De
tegenstelling tussen de materie en
de
antimaterie was de eerste in de
schepping. Eerst was er het
singuliere
waarin alles één is. Toen was er
pure energie, de donkere
materie die we tijdruimte noemen
alsmede het bewustzijn ervan als de
eerste anti-materiële tegenhanger.
Toen splitste de lineaire tijd
zich op qua richting en werd de
universele ruimte geschapen waarbij
het
ego zich losmaakte van de
gelukzaligheid van het
zefbewustzijn, van de
gelukzaligheid van het geheel. Toen
pas kwam er, als condenserende
waterdruppels, de cyclische materie
der manifestatie door het wervelen
van de tijdenergie die in tweeën
splitste omdat ze geen evenwicht
kon vinden. De gebroken symmetrie
ligt aan de basis van de schepping
zo
stelt de gevestigde natuurwetenschap
het vandaag de dag zoals we al
zagen. Die materie combineerde tot
organismen die blijk gaven van de
gelijktijdig ontwikkelde
verscheidenheid van de sprituele,
tijdloze
antimaterie. Pas met de cyclische
manifestatie van de materie is er
sprake van krachten die met die
materie werkzaam zijn. Simpel gezegd
was er na het Ene eerst de donkere
energie, toen de tijdrichting, en
toen pas een materieel krachtenspel;
energie, tijd en
kracht ofwel: de
pradhâna, akasha en shakti
van
de
drie
Vishnu's,
de oerether, de universele ether en
de lokale ether
zoals we die al besproken. Spiritueel is er
parallel daaraan vanuit de Ene
zelfbewustzijn, dan ego en dan de
seksuele tegenstelling met een geest
en een intelligentie; zelfbewustzijn,
ego, wijsheid (vergelijk: de
natuurlijke geaardheden in het
Spel van de Orde). Pas in de
evolutie van het
organisme toont zich de orgone
energie die het resultaat is van de
aangeboren neiging tot verenigen,
het verlangen terug te keren naar
het
singuliere of naar de op de
achtergrond steeds aanwezige God,
zoals men
de integriteit van het Volkomen
Geheel is gaan noemen. Bij
spirituele
vereniging komt immers energie vrij,
de energie die opgesloten zat in
de conditioneringen, net zoals dat
materieel het geval is bij het tot
water verbranden van waterstof en
zuurstof.
De
schematische
voorstelling
van
de orgonaccumulator van Reich
Zoals
de
vedische klassieken het
stellen: damp of lucht geeft vuur en
vuur geeft water. Zo ook geeft de
omkering van de evolutie in de
devolutie van de antimaterie hitte
die
aan de binnenkant ontstaat waar de
vereniging plaats vindt. De energie
van de evolutionaire druk moet
ergens heen en ontwikkelt zo dan
warmte.
Zo zijn organismen warm in de
biochemische vereniging van hun
etherische, organisch afgegrensde
water en draagt de organische
materie
ervan nog heel lang die
warmtecapaciteit in zich als het
leven er al
uit verdwenen is. Iedereen weet dat
een wollen trui 'warmer' is en
'beter ademt' dan een synthetische
trui. Maar kunnen we dit gevoel
technisch goed verklaren vanuit de
horizontale logica van het
niet-hiërarchisch denken volgens het
oude wetenschapsmodel? Nu
moeten we eerlijk zijn en niet
arrogant de geldigheid van het
horizontale denken als bewijs voor
de ongeldigheid van het verticale
HDT-denken naar voren schuiven. Het
warmte-effect, dat er in de
orgonale experimentele opzet zoals
in de afbeelding hierboven
weergegeven werkelijk is, is te
verklaren uit de antimateriële,
hiërarchische devolutie die in de
vereniging in principe warmte
doet ontstaan. Hoe dat bij wol en
katoen zo kan zijn van een organisme
dat al dood is laat zich verklaren
als een gravitonenlading waarmee de
antimaterie in het levende wezen
evenwicht hield, en die in principe
kan verdwijnen in de loop van de
tijd. Zo kan verse wol een hoger
temperatuurverschil opleveren dan
oude wol. Dat moet experimenteel
worden onderzocht.
Er bestaat zoiets als spontane zelfontbranding van mensen
waaruit blijkt dat de controle op
het organisch/etherisch hitteproces
weg kan vallen. Hoe weten we niet
precies. Een voorbeeld van een
geslaagde organische hittebeheersing
wordt gevormd door mediterende
monniken. Sommige monniken in de
Himalaya's kunnen naakt in de
vrieskou mediteren zodat de sneeuw
om hen
heen smelt. Ze genereren puur hitte
omdat ze gravitonen kunnen
produceren door hun spirituele
vereniging. Ze worden dan niet
magerder
dan normaal, maar boeten wel in aan
handelingsvermogen. De
levensenergie moet ergens heen. De
materie op zich lukt dat niet omdat
die immers onder de evolutionaire
druk staat van het
diversificatieproces waarin de
krachten elkaar gescheiden houden.
In de
devolutie echter gebiedt de ziel een
einde te maken aan de
diversificatie die dan karma of
resultaatgericht bezig zijn heet. In
deze vereniging noemt men de warmte
spiritueel geluk en liefde. Dat is
wat we ervaren als we zondagen
vieren: geen karma meer maar
vereniging
zonder vruchtdragende bezigheden.
Dan is er de liefde en de warmte van
het samenzijn dat niks anders wil
dan dat. De normale principes van de
thermodynamica in de natuurkunde
hebben betrekking op de horizontale
processen van het binden en
ontbinden van energie. Verticale
hiërarchische evolutie of devolutie
van energetische
verschijnselen in de materie vallen
buiten die zienswijze. Verticaal is
materialiseren en dematerialiseren
een normaal iets. Zo is de evolutie
en haar tegenhanger nou eenmaal. We komen
ergens vandaan en keren ook weer
ergens naar terug. In het verticale
bindt de energie zich evolutionair
stapsgewijze in de diversiteit van
de materie terwijl in de
antimateriële vereniging die energie
vrijkomt als bindmiddel van liefde
en geluk voor het ego dat tot
zelfbewustzijn moet komen. Zo zijn
we dan perfect logisch met de
aanname van het graviton met zijn
universele krachtveld, of beter
gezegd zijn tijdruimtelijke
werkelijkheid of ruimtebereik, als
de
materiële parallel van het ego met
zijn gelukzaligheid van
seksuele vereniging. Van belang in
dit verband is te onthouden dat je
de ruimte als een vorm van materie
kan zien en andersom, net zoals je
tijd en materie als omvormingen van
elkaar kan zien. Tijd, ruimte en
materie definiëren elkaar als zijnde
de basiselementen van de
zichtbare werkelijkheid: materie is
tijdenergie die een bepaalde ruimte
inneemt.
Sommige
wetenschappers noemen religie en
meditatie een regressief proces,
maar regressie is niet het juiste
woord. Devolutie is het juiste
woord. In het Engels betekent het
het
delegeren van centrale
overheidstaken naar regionale
besturen, maar
hier willen we deze term gebruiken
voor een natuurlijk proces van
innerlijke vereniging met behoud van
uiterlijke verscheidenheid en
structuur. Regressie suggereert in
een horizontale visie het
uiteenvallen van de structuur van de
materie in de richting van een
voorgaand stadium. Maar devolutie
keert alleen maar de gang van de
evolutie naar binnen waarbij de
verscheidenheid niet verloren gaat:
er
is dan verticaal 'verval' in de zin
van het niet verder tot resultaten
komen. De energie wordt aangewend
voor het geluk en het
zelfbewustzijn,
voor de stabiliteit van het huwelijk
en de harmonie van de geest en de
intelligentie. Rituelen zijn er dan
om contact te houden met de
werkelijkheid en een teveel aan
energie af te voeren om
'zelfontbranding' of ongewenste
zelfverhitting te voorkomen. Iedere
cultuur van geestelijke vereniging
kent rituelen en offerplechtigheden.
Horizontaal denkend begrijpt men dat
niet en denkt men dat er iemand
ergens voordeel zit te behalen met
de religieuze truc. Maar de meeste
spirituele oefeningen zijn heel goed
alleen te volbrengen zonder
aandacht van anderen. Dus die
redenering gaat niet op. De essentie
van
de energiekwestie zoals hier
besproken is dat we van de
(relatieve)
ether mechanisch-experimenteel of
organisch in geestelijke vereniging
energie krijgen en harmonie vinden.
De voorstelling van zaken dat het
allemaal bedrog is van mensen die je
alleen maar geld en je energie -
of zelfs je intelligentie of
integratie - kosten, wijzen we hier
radicaal af als een vorm van
ziekelijke achterdocht of jaloezie,
een
product van een verkeerd
tijdbewustzijn. Religies mogen dan
oude koek
zijn en de religieuze boeken vol
staan met metaforen en
allegorieën, maar ze vormen nog
steeds een essentiële basis
van etherische energiewinst waarop
de cultuur gedijt. De energiekwestie
is in psychologisch opzicht opgelost
als we de orde van de tijd helder
voor ogen krijgen zoals die er in de
natuur is. Met het oplossen van de
psychologische problematiek van een
foute conditionering staan we dan
vanzelf voor de volgende praktische
stap in onze culturele evolutie:
het vervangen van
verbrandingsmotoren door
kwantummechanische
vacuüm- of ruimte-energie omzetters
ofwel ethermachines die werken
op basis van een experiment dat de
relatieve ether als een energiebron
bevestigde. Dat experiment moeten we
zien te realiseren zodat al deze
theorie en de bijbehorende
speculaties en hypothesen tot
repliceerbare
machines leidt, ofwel werkt, en dus
ten minste gedeeltelijk, in haar
grondslagen dan, geldig is. Tot die
tijd zullen we het met
zonne-energie moeten doen als de
vorm van duurzame energie die het
dichtst bij de directe winning (of
omzetting) van de relatieve
ruimte-energie staat.
Willen we
dus begrijpen wat Reich aan het doen
was, dan moeten we de verticale
denktrant achten. Hij zag duidelijk
een
verband tussen orgone energie en
seksualiteit. Hij veronderstelde dat
een persoon blootstellen aan orgone
energie in een van zijn
accumulators de persoon zou genezen
van impotentie en dergelijke. Het
zich seksueel verenigen vormt tantrisch, d.w.z.
meditatief geweldloos niet op een
resultaat
gericht, in de HDT een van de twee
toegangspoorten - de z.g. dyonisische of
hedonistische weg - die de
geestelijke
vereniging mogelijk maakt. De andere
weg is die van de geestelijke
verenging in de intelligentie: de apollinische weg. Men
spreekt ook van van links-handige en
rechtshandige tantra yoga in
dit verband. En die twee keuzen zijn
er voor de beginners. Zo gauw er
ego bij ontstaat is het afgelopen
volgens de HDT. Mediteer je op de
seks, dan verenigt zich de
intelligentie met de geest tot ego.
Evenzogoed kan je ook merken dat met
intellectuele arbeid die niet op
resultaten is gericht een
celibataire weg kan worden
ingeslagen: de
seks kan een storende factor worden
omdat die de aandacht voor het
'hogere' teveel afleid. Het ego of
ik-besef dat ontstaat uit de
geestelijke vereniging staat
tegenover het geluk dat men zoekt in
de
seksuele vereniging. Het is volgens
de HDT een onvermijdelijk
neveneffect a.g.v. de dualiteit van
het geheel. Dus tenzij men in het
volgende stadium het ego samenvoegt
met het geluk zonder verder nog de
seks erbij te halen, kan er geen
stabiel zelfbewustzijn ontstaan dat
de
controle over de materie mogelijk
maakt die de mens nodig heeft om
zijn
vrije wil niet-destructief uit te
oefenen en zo vreedzaam in harmonie
met de natuur en met elkaar voort te
kunnen bestaan. Na de seksuele
meditatie komt de egomeditatie, na
het seksgeluk komt het egogeluk.
Egogeluk is zelfbewustzijn, is
individuele ziel. De materiële
parallel daarbij is dat de
energiewinst en warmtewinst uit de
materiële vereniging op organische
basis de omzetting van
gravitonen ofwel van orgone,
ongerichte energie inhoudt op
materiële basis. In strijd met de
principes van de thermodynamica
als een dergelijke energiewinst is,
is dat niet in strijd met de HDT.
Orgone energiewinst is niets anders
dan het omkeren van de kracht van
de evolutie, een omkering waarin
gravitonen worden teruggewonnen door
de diversificatie of het karmisch
streven naar resultaten op te geven.
Voordeel: materieel is er thermische
energie en vitale harmonisatie en
spiritueel is er een toename van de
synergie omdat er meer liefde en
geluk is en het ego tot
zelfbewustzijn kan komen. Dit
strookt dan met
Reich's claims dat zijn accumulator
mensen zou genezen van
verkoudheden, kanker, en seksuele
klachten.
Bij de orgone
energieproductie is er samenvattend
dus allereerst de tantra, dan wel de
intellectualiteit, van het
overstijgen van de geest en het
seksuele en is er vervolgens in de
niveaus hoger in de individuele ziel
het verenigen van het ego in het
geluk. Tenslotte moet ook de
individuele ziel zijn eeuwigheid
zoeken in
de meer duurzame en permanente
bevrijding in het singuliere zelf
van
het universum: de Superziel van wat
de persoon oorspronkelijk is als
een vereniging van alle materie,
ruimte en tijd. In spiritueel
opzicht
is de HDT in overeenstemming met de
inhoud van de wetenschap van de
tantra en de yoga: eerst is men pas'u-tantrisch
puur seksueel
om de geest een ik te geven, dan is
men vira-tantrisch meer met
de yoga bezig om het geluk een ziel
te geven en tenslotte is men
divya-tantrisch met zuivere
toewijding meer als een monnik
overwegend celibatair bezig om het
zelfbewustzijn tot Godbewustzijn te
brengen. En zo is dan de tijdloze
devolutie compleet zonder dat er
regressie plaats vindt op het
materiële vlak.
Met
deze laatste directe
energiegenerator van Reich kunnen we
dan besluiten dat de technicus een
mens met zelfbewustzijn is die zich
niet buiten de machine heeft
gesloten. Wat we van Reich kunnen
leren is dat de mens zelf de
belangrijkste generator is van vrije
energie, vrij energie die we nodig
hebben om meer synergie te vinden
met elkaar en zo gezamenlijke
problemen op te kunnen lossen. Bij
Reich zien we organisme en
mechanisme in elkaar overgaan en zo
vormt hij een mooi sluitstuk in de
energiekwestie. Wellicht duurt het
nog dertig, veertig jaar eer we
vrije-energiemachines in de winkel
kunnen kopen. Technologie
ontwikkelen voor de consument kost
nu eenmaal veel tijd en inspanning.
Zijn z.g. cloudbuster om het klimaat
te beheersen laten we hier als een
karmische excentriciteit van hem
voorlopig nog even buiten
beschouwing.
Het lijkt niet direct van belang
voor het onderwerp van de
energiekwestie om wolken uiteen te
drijven, ook al is er wel een
verband met het klimaatprobleem. Het
klimaat laten herstellen door het
minder te storen is meer het plan.
Als conclusie
kunnen we stellen dat de held in ons
verhaal het graviton-deeltje is: het
onzichtbare en massaloze deeltje
cyclische tijdenergie met zijn
diffuse lading en spin. Volgens de
formele natuurkunde is, in het
raamwerk van de kwantum veldtheorie,
het
graviton een hypothetisch elementair
deeltje dat de zwaartekracht
overdraagt, en dat doet het via wat
we het integron ofwel het lineaire
effect van de ruimtedruk hebben
genoemd. Het deeltje niet kennend
hoopt
men het in deeltjesversnellers aan
te tonen. De snaarheorie voorspelt
het bestaan van gravitonen
namelijk alsmede
hun duidelijk omschreven
interacties. Maar de HDT
stelt dat manipulatie van het
graviton niet mogelijk is zonder het
in
een ander deeltje om te zetten, net
zo min als de snelheid van het
licht als een materiële grootheid
kan dienen voor het bewijs - of
weerleggen - van de ether als een
zijnde een niet-materieel, maar
protomaterieel verschijnsel. Je
vergelijkt appels met peren en dat
gaat
niet in de HDT, in de HDT moet je
anders rekenen op een ander nivo van
de hierarchie der manifestatie. Het
zijn de effecten die we hier hebben
besproken die het experimenteel
bewijs van het graviton vormen.
Ronddraaien of vibreren van
magneetvelden geeft energie, doet
iets met
de zwaartekracht en kan de
tijdruimte vervormen. Maar een
flesje
gravitonen blijft gewoon een flesje
met een vacuum. Een leuke
beschrijving van het graviton vonden
we op YouTube. Een jonge
amerikaanse vrouw zonder enige
kennis van de natuurkunde had een
droom
en vertelt erover in een filmpje
genaamd: Random
Thoughts - What is a Graviton?. Ze zag
een deeltje in de vorm van een kraal
en daarin een boom als een
DNA-streng geprojecteerd. Daarop
vroeg ze
zich af: 'God are you telling me
that the nature of the universe is
contained in a graviton
particle?" De HDT
geeft haar gelijk, heel het
universum treft men aan in de ruimte
die
gevormd wordt door het graviton.
De
energiekwestie
is, met inbegrip van
zijn innovaties en de HDT-verklaring
met het accepteren van de
realiteit van de orgone kwaliteit,
zoals we zagen tevens een kwestie
van hoe we met onze persoonlijke
energie omgaan: zijn we naar boven
gericht op onbaatzuchtige,
geestelijke liefde en innerlijke
vereniging
met de persoonlijke en
maatschappelijke voordelen daarvan
of zijn we
vol van wedijver gericht op het
krijgen van biologische of
geesteskinderen die de materiële
continuïteit van onze
beschaving moeten zekeren? Het
antwoord is dat de ladder van Jakob
naar
boven zowel als naar beneden kan
worden gebruikt. Het is zoals we het
in De Ether Bestaat! (Aadhar
2006) al zagen meer een z.g.
Eschertrap: het opklimmen is
tegelijkertijd het afdalen. Dàt is
evolutie en verfijning in harmonie.
En daar gaat het om. Voor onze
vooruitgang als mensheid in zijn
geheel is het verticale HDT-begrip
van
de relatieve ether in ieder geval
van essentieel belang als we de
kwestie van de directe
energiewinning en de
klimaatbeheersing willen
aanpakken. Voor het verklaren waarom
er met directe transformatie
elektrische of mechanische energie
verschijnt zullen we ons in deze
richting moeten bewegen. Als we
namelijk niet de energiebron kennen,
maar met een vinding als van de
boven beschreven ethermachines wel
energie weten op te wekken, ontstaat
het merkwaardige probleem dat we
handen hebben die met het uitvinden
intelligenter blijken te zijn dan
onze hersens kunnen bijbenen: handen
die slimmer zijn dan hersens. Het
kindje is er al maar kan nog niet
nadenken. Met de ethertechnologie
staan we, zoals ook Bearden dat
bevestigt, absoluut nog in de
kinderschoenen. Het bespreken
daarbij van een mogelijke free
energy
suppression samenzwering van
zittende financiële
machten die repressief zouden zijn
is dan minder van belang dan het
doorgronden van de psychologie van
het paradigmaconflict binnen een en
dezelfde persoon. Als die
psychologie, die zoals we zagen
samenhangt
met de orde van de tijd, is
doorgrond bereiken we de integratie
van
de culturele persoon en verliest de
achterdocht zijn macht, hoe
reëel de dreigingen ook waren die
symptomatisch zijn voor de
onwetendheid rondom een evolutionair
onvermijdelijke vernieuwing.
-

|