Tijd en de
Vedische Geschriften
Wat houdt het woord religie in? In de van Dale
staat dat het eenvoudig de godsdienst is, een systeem van godsdienst,
een orde of vorm van afzondering van de wereld. In het engelse Oxford
Dictionary wordt ons
voorgehouden dat het het geloof betreft in en de aanbidding is van een
bovenmenselijke, heersende macht, met name een persoonlijke God of een
godenrijk. Het zou een samenstel van geloofsopvattingen, waarden en
praktijken zijn, gebaseerd op de leringen van een bepaalde geestelijk
leider of Heer. In de ruimste zin van het woord zou het een goed doel,
een zaak, een principe, of activiteit zijn nageleefd met grote inzet of
gewetensvolle toewijding. En ten slotte is het een leven of een
bestaanstoestand van een persoon in een religieuze orde.
Van de vedische geschriften weten we dat de
bovenmenselijke heersende macht, waar het woordenboek melding van
maakt, de Tijd is (zie tijdcitaten). De Heer of de Godheid is, in het voorbije dan wel recht
voor onze ogen, slechts de boodschapper van of bestraffer ter wille van
de moraal van het bij de Tijd houden van de ziel. Van respect voor de
Tijd van de Heer is men van God en aldus is respect voor Zijn tijd niet
enkel maar een onpersoonlijke maar ook een persoonlijke aangelegenheid.
Anders gezegd: als we naar behoren zijn met het onpersoonlijke van de
Tijd, zijn we automatisch persoonlijk bij de genade van Zijn
identificatie met die tijd (aldus met een hoofdletter geschreven als de
Tijd). Wij in de religie aanbidden de Heer die Zijn leven gaf om de
orde van de tijd te zijn die Zijn genade wegdraagt. Andere typen van
tijdsrespect dragen niet Zijn genade, overeenkomstig de purâna
die stelt dat misleidende religie, d.w.z. religiositeit met een
nevenmotief, door de schrift wordt afgewezen (S.B. 1.1: 2). Het vedische geschrift de Bhagavad
Gîtâ (veda betekent kennis - aldus de Schrift der
Kennis) stelt expliciet dat een dergelijk aanbidden van 'andere goden'
- lees: vormen van tijdsrespect - eenvoudigweg fout is, hoewel ze
bevestigd wordt als een vorm van toewijding (B.G. 9: 23).
De
achting
voor de Tijd moet in overeenstemming verkeren met Zijn
natuur, in feite je eigen natuur met Hem gedeeld of jouw en Zijn dharma,
of
anders
loopt men gevaar in vervreemding (B.G. 3: 35).
Hieruit
mogen
we concluderen dat de poging de tijd te beheersen, buiten
Zijn wilsbeschikking om, buiten de natuur van onze eigen planeet en
positie in het uitspansel om, een fundamentele bron is van onenigheid
tussen niet enkel de religies maar tussen alle verenigingen van de
mens, die, of ze nu politiek, sportief of anderszins van aard zijn,
aldus opgezet, moeten worden beschouwd als zijnde misleidend en van het
valse ego. Op basis van dit inzicht verwerpt de halve wereld - hoewel
dat schriftuurlijk correct is - alle religie terwijl de andere helft
van de mensheid door de laatstgenoemden weer wordt afgewezen vanwege de
anders geaarde soorten van vereniging die profaan en mogelijk ketters
of materialistisch zijn. Aldus bezien zou alle menselijke vereniging
fout zijn in een democratische hel van besluiteloosheid. De
Gîtâ (B.G. 18: 66) daarenboven bevestigt deze negatieve opstelling als ze
zegt: 'laat de verschillende vormen van religie (en andere vormen van
vereniging) achter je, om je aan Mij alleen over te geven'. Iedere
menselijke overeenstemming over de tijd die niet is afgestemd op Zijn
natuur is aldus, fundamenteel gezien, niets dan een obstakel in de vorm
van een zelfzuchtig arbitrair paradigma van relatieve waarde dat,
verwarring stichtend, uitwisselbaar is voor een andere denktrant, en
welke religie ook omtrent die macht van conditioneren is aldus in feite
verkeerd vedisch bezien. Alleen Hij en wat het Zijne is, de goddelijke
ordening en de persoon ervan, moet, vedisch, als correct worden gezien.
Aangezien Hij zich identificeert met de natuurlijke manifestatie van de
tijd (zie nogmaals de tijdcitaten) is aldus het ware van de religie uiteindelijk een
wetenschappelijke aangelegenheid, aangezien men met Hem
wetenschappelijk bona fide is of van een geldig, valide respect voor de
onpersoonlijke orde van Zijn Tijd. Hij is aldus ook de Godheid of de
oorspronkelijke wetenschapper der wetenschappers. Of in simpel
burgerlijk taalgebruik: knoei niet met de tijd van de natuur of je
verkeert in illusie. Aldus is de stelling door sommigen verdedigd dat
wetenschap en religie onverenigbaar zouden zijn weerlegd. Wetenschap
stelt vrij van illusie de getallen aan de orde en de religie, trouw aan
het vedisch gebod, maakt duidelijk wat ons te doen staat ermee als we
de cijfers eenmaal goed hebben, d.w.z. als we geldig zijn of vrij van
illusie in de meer persoonlijke rekenschap.

'Draupadî
vernederd' - De moderne Tijd vernedert moeder natuur. - door R.R. Varma
Toen Paus Leo XIII, in Immortale Dei, 1885, zei dat
"Het gelijkelijk tolereren van alle religies... gelijk staat aan dat
wat atheïsme is", zei hij in feite dat de religie of het
theïsme de intolerantie is voor andere vormen van tijdsrespect, en
dat wordt bevestigd door het vedisch gezichtspunt. Het probleem is
echter dat de meeste religies heden ten dage ten val zijn gekomen in
hun feitelijk verwijlen bij menselijke en niet bij goddelijke of
schriftuurlijke gedefinieerde begrippen van de tijd met het kennen van
de politiek ingestelde standaardtijd en de commercieel ingestelde
lineaire weken. Dus moeten, om niet het kind met het badwater weg te
gooien, de religies van de wereld het allen leren zich te houden aan de
oorspronkelijke, schriftuurlijk vastgelegde, orde van de Tijd en, aldus
zuiverend, hun status herstellen als personalistische wetenschappen in
plaats van politieke filosofieën te zijn van misleiding en bedrog
die, knoeiend met de cijfers, belanden in een leer van een
materialistisch impersonalisme en een existentialistische leegte. We
kunnen geen religies hebben die in een politieke, onheilige verdediging
van hun eigen tijdorde, ingaan tegen burgerrechten die de vrijheid van
vereniging en religie verdedigen. Die fundamentalistische optie is
democratisch ongewenst. De exclusivistisch, egotistische aanspraken van
de gepolitiseerde religies moeten worden afgehandeld naar hun eigen
praktijk: met ontkenning met betrekking tot hun overtredingen met de
Tijd. Alle religies zullen hun tijdsrespect moeten zuiveren teneinde
vreedzaam te kunnen coëxisteren en zelf voort te blijven bestaan:
de Islam moet de standaardtijd en de tijdzones niet aanhouden, de
Christelijkheid moet er niet tegenin gaan met het op aarde anders te
werk gaan dan is te zien in het uitspansel of in de 'hemel', en Hindoes
kunnen het zich niet veroorloven de staat te beheren met klokken en
kalenders die afwijken van het licht van de zon en de maan dat hun Heer
zou zijn in de Bhagavad Gîtâ. Die misleiding met
nevenmotieven moet tot het verleden behoren. De standaardtijd is iets
voor de spoorwegen, de telefoonmaatschappij of de omroepen. Die tijd is
pragmatisch en economisch. Religieus echter moet dat tijdbeheer worden
veroordeeld. Laat de religie het voorbeeld zijn dat het principe volgt
en wetenschappelijk is ingesteld op de oorspronkelijke tijd en laat de
politiek en de handel maar het aanlengen zijn van die wijn met
standaardtijd-manipulaties waarvan we weten dat ze, vedisch gesproken,
gevaarlijk en vervreemdend zijn wat betreft het persoonlijk belang.
Vanuit de etymologie bezien is, volgens Cicero, het woord
religie afgeleid van relegare, re- "opnieuw" en legere
"het lezen" en aldus zou het woord inhouden "het opnieuw doornemen, het
weer lezen". Om die reden is het essentieel voor welke religie ook om
haar geschriften te herlezen en daarom introduceren we, volgend op deze
inleiding, de geschriften waarmee de mensheid zijn begin vond: de meest
basale vedische geschriften. Klaarblijkelijk is men vergeetachtig wat
betreft de tijd van de natuur en van God (van verdringing zijnde met de
'Vader') daar men zich inspannend voor nevengeschikte doeleinden zich
corrumpeert in ontaarde vormen van cultuur en om die reden moet die
waarheid in herinnering worden gebracht. Eveneens houdt het woord in de
populaire herleiding in het 'opnieuw zich verbinden' of 'het herstellen
van de band'. Het is noodzakelijk in vereniging met andere toegewijden
terug te keren naar het Boek der Boeken, teneinde de waarheid ervan
hoog te houden en aldus te herstellen en opnieuw in contact te treden
met de goddelijkheid ervan. In overweging van het bovengenoemde kan dat
nooit plaats vinden met de standaardtijd zonder dat men in een
hypocriet en een bedrieger verandert die, met het koesteren van
sektarisme en fundamentalistisch exclusivisme, schade doet aan de
geloofwaardigheid en de leefbaarheid van de religieuze claim. In feite
is alle religie die het houdt op de standaardtijd, zoals gezegd, fout
volgens de Gîtâ en moet hij, die tijdpraktijk, worden
verlaten. Dit is nu de vedische strekking: strikt gesproken is het
Judaïsme, tenzij de Messias wordt gerespecteerd, helemaal
geen religie, maar slechts een historische vorm van gehechtheid aan een
speculatieve of een inconsistente notie van God, aangezien het niet
duidelijk is wie de uiteindelijke religieuze leider is of wat de
spirituele kern der zuiverheid is, en dus wat de integriteit en
autoriteit van de benadering zou zijn (zouden we moeten doden voor een
'beloofd land' of zouden we in het geheel niet doden?).
Met Jezus dan
als de Messias, de Koning van de Hemel, hebben we de integriteit
bereikt met de joodse claim van God maar hebben we niet de exacte
betekenis gevonden van wat Christus noemde het op aarde doen zoals
in de hemel, al te materialistisch onverschillig zijnd over God's
orde van de tijd. De Islam corrigeerde dat vol hartstocht de Joden
veroordelend, terwijl ze de tijden van het gebed en het vasten
uitdroeg, maar kon zelf niet de juiste tijd vaststellen voor de
religieuze bijeenkomsten in de moskee met het vanaf het begin
positioneren van de cultuur in lineaire weken en, lager zelfs, het
regelen van hun zaken met de standaardtijd heden ten dage, zodat hun
lineaire vrijdagen en arbeidstijden in feite niet van Allah zijn, noch
zuiver zijnd naar de maan noch naar de zon zoals Mohammed dat
verordende. Aldus ten val met de gepassioneerde Islam ongehoorzaam aan
zichzelf en hun bij tijden uitgesproken en oorlogszuchtige projectieve
haat tegen de joodse fout en de christelijke tekortkoming van het niet
vinden van de Vader van de Tijd door hen Allah genoemd, hadden we, na
de val van het katholieke Rome dat zijn eigen kloosterorde van de tijd
in 1582 afschafte (de juliaanse orde die enkel maar verkeerd was in het
schrikkelen), de filosofie van een rationalistische en empiristische
verlichting. Die filosofie, ook al was ze wetenschappelijk succesvol,
kwam zelf bloedig ten val in de nevenmotieven van een politieke
oppositie die uit was op werelds voordeel met uitputtende oorlogen van
gruwelijke regimes wereldwijd in de eeuwen erop volgend. Met de
verlichting van de westerse wetenschap werd de religie in een juist
idee van hervorming inderdaad verlaten, maar de Heer van de
natuurwetenschappen werd niet gevonden, en aldus kwam de democratie uit
de bus als een mislukking van kwantitatieve fixaties die uitliepen op
dictaturen die vochten om de heerschappij in de hel van de moderne
tijd, een tijd ontregeld in relatie tot de natuurlijke zon en maan. De
moderne tijd bleek inderdaad een moeilijke tijd te zijn en zo is dat,
aanvang 21ste eeuw, nog steeds. De moderne zin van het woord religie
als een "erkennen van, gehoorzamen aan, en aanbidden van een hogere,
ongeziene macht" die bekend was vanaf 1535, veranderde na de
gregoriaanse hervorming in een gemechaniseerde religie in de zin van
"scrupuleus en exact" zoals beschreven in 1599 (zie etymologisch woordenboek).
Aldus is religie in de populaire etymologie onder de latere
klassieke en vele andere moderne schrijvers geassocieerd met religare
in de zin van "vasthouden aan" als een notie van "voor een verplichting
geplaatst zijn," of een "verbond tussen goden en mensen". En die band
werd oorspronkelijk door Einstein (1879-1955) in Science,
Philosophy and Religion (1941) beschreven als zijnde noodzakelijk
in zijn uitspraak dat: 'Wetenschap zonder religie is lam, en religie
zonder wetenschap blind'. Maar veranderd in politiek zoals gesteld in
de aan Bertrand Russell (1872-1970) toegeschreven uitspraak dat:
'Religie kan in de meeste gevallen worden gedefinieerd als het geloof
dat de goden aan de kant van de regering staan', moet het begrip van de
religie worden weggetrokken uit de politieke sfeer en in zijn
authentieke zuiverheid in zijn aanzien worden hersteld van religieus
zijn in het respecteren van de natuurlijke lokale omgeving, mensen
ingegrepen. En dat moet dan worden gedaan met behulp van de exclusieve,
maar niet enggeestige, vedische wijsheid die op een kritische wijze de
persoonlijke zelfrealisatie der verlichting en de bevrijding in
dienstbaarheid aan en omgang met God en de Tijd verdedigt, zoals die
moest zijn, en zoals die ons allen, wereldburgers, altijd voor ogen
heeft gestaan. Per slot van rekening houdt het nederlandse woord voor
religie eenvoudigweg godsdienst in en niet zozeer, ook indachtig
ondergetekende, een kerel met een systeem er tussenin, en dat is dat.
Alleen dan hebben we een orde die waarlijk religieus kan worden genoemd.
De Boeken:

Terwille van de helderheid en trouw zijn
de huidige versies van de Bhagavad Gîtâ (vijf in totaal op
het Internet toen de vertaler begon) bestudeerd. Er is besloten tot een
geïntegreerde, d.w.z. een aaneengeschakelde leesbaar gemaakte
versie van filognosie: De Bhagavad Gîtâ van Orde (ook voorgelezen in audio): een vertaling zo getrouw naar het
oorspronkelijke Sanskriet als mogelijk. Het boek is de preek van
Krishna op het slagveld van Kurukshetra net vóór de
aanvang van de grote Mahâbhârat oorlog. De titel betekent
het lied van God. Het beschrijft de voors en tegens van de drie soorten
van yoga: de yoga van de arbeid, de yoga van de toewijding en de yoga
van de geestelijke kennis. Het biedt woord-voor-woord vertalingen, de
voorgaande vertaling en links naar de andere versies op het Internet en
het Sanskriet woordenboek, zodat een ieder deze vertaling kan natrekken
vanaf zijn oorspronkelijke bron.

Een
Lied
van
Geluk - Een moderne Gîtâ: Gnosis is de spirituele kennis van de
Christelijkheid die niet alleen alle Christenen verbindt, maar ook alle
anderen die geloven in een ideale geest. Om die reden werd, wat betreft
dit ware mysterie, in deze moderne versie van de Bhagavad
Gîtâ de kennis van het vinden van bevrijding in de geest
filognosie genoemd, de liefde voor de gnosis, de liefde om op de hoogte
te zijn van en verbonden te zijn in spirituele aangelegenheden. Het is
eenvoudigweg zo dat we zonder de filognosie niet menselijk zijn, omdat
we in essentie homo sapiens zijn, ofwel mens bij de genade van de
spirituele wijsheid. Hoewel in dit boek verder geen enkel woord te
vinden is dat niet in het woordenboek voor het Nederlands staat,
behalve dan de mantra AUM en de voetnoten die een verklaring van de
bron geven, is het een vertaling getrouw de oorspronkelijke tekst en
strekking. De namen werden vanuit het Sanskriet omgezet naar westerse
equivalenten en de plaats van handeling van het slagveld werd overgezet
naar de moderne van een politieke campagne. Het resultaat is Een Lied
van Geluk dat toegankelijk is voor elk modern mens die te kampen heeft
met de last van de moderne politiek en het postmoderne cynisme.

Uddhava Gîtâ (e-boek pdf): Naast de Bhagavad Gîtâ bestaat
er nog een tweede rede van Krishna waarin Hij uitgebreid verslag doet van
Zijn wetenschap en aard. De tweede keer sprak Hij zich uit voor zijn
neef, grote vriend en toegewijde Uddhava, vlak voordat Krishna de aarde verliet. Deze Gîtâ, onderdeel van de magistrale
raamvertelling de Bhâgavata Purâna - het z.g. S'rîmad
Bhâgavatam - is anders van toon. Terwijl Hij in de
Bhagavad Gîtâ Arjuna aanspoort te vechten en zijn plicht te
doen als krijgsheer, geeft Krishna in dit gesprek Uddhava advies hoe
hij Hem toegewijd kan dienen en bevrijdt kan raken als Hij Zelf niet
meer fysiek aanwezig is op aarde. Het verhaal klinkt persoonlijker, is
meer verhalend met voorbeelden en wijdt wat meer uit, ook al komt men
er soms dezelfde of soortgelijke verzen in tegen. Het verhaal is dan
ook makkelijker te lezen en minder abstract.

In 2000 werd een begin gemaakt met de
aaneenschakeling van het, goeddeels in het Nederlands reeds vertaalde,
verhaal van Krishna, het S'rîmad Bhâgavatam (Bhâgavata
Purâna) op het
internet (18000 verzen in twaalf secties genaamd Canto's). Dit boek, in
de eerste versie afgerond in het voorjaar van 2005, bevat de essentie
van de vedische kennis en vertelt het volledige verhaal van het leven
en de tijd, het verschijnen en verdwijnen van Heer Krishna, de Heer van
de Yoga en Zijn andere incarnaties en expansies. Om die reden kreeg het
de ondertitel 'het verhaal van de Fortuinlijke'. Het boek zou de
oorspronkelijke 'Krishna-bijbel' kunnen worden genoemd. In deze versie
van het verhaal is er moeite gedaan om enerzijds een leesbaar, maar
vers tot vers getrouw en woord voor woord loyaal verhaal in de vorm van
een lopende vertelling te maken, terwijl anderzijds een versie in het
Engels voor niet-Nederlanders en de oorspronkelijke vertalingen van de
voorgaande versie, tezamen met het Sanskriet zijn toegevoegd, zodat een
ieder kan nagaan wat er met de tekst is gedaan. Er is een afzonderlijke pdf voor het tiende
Canto, het leven van Krishna, getiteld Het Summum Bonum.
.
Tot nu toe alleen in het Nederlands is er
een studie die de achterliggende cultuur van de toewijding, de
filosofie en de muziek, van het Vaishnavisme, de
Vishnumonniken-traditie, bespreekt met referentie aan meer van de
literatuur dan alleen de twee bovengenoemde boeken en de praktijk zoals
die in Nederland en België plaats vindt in de tempels van ISKCON,
de Internationale Gemeenschap voor het Krishna Bewustzijn die zich ten
doel gesteld heeft deze literatuur hier in het Westen te verspreiden.
De auteur liep ongeveer een jaar, in Nederland en in Amerika, mee met
de dagorde in de tempels om zich te laten introduceren in de praktijk
van de aktieve toewijding ofwel bhakti-yoga. Het resulterende boek
beslaat zo'n 400 pagina's A4 en is verluchtigd met afbeeldingen en
verrijkt met audio- en midibestanden om daadwerkelijk thuis met de
computer deze cultuur zelf optimaal te kunnen genieten. Het boek heet: Krishna en de Zingende Filosoof.
De
Yoga-sûtra's
van
Patañjali of De Draad van de Bewustzijnsvereniging. De
Yoga-sûtra's
van
Patañjali zijn een klassiek begrip. Ze vormen de ruggengraat van de
discipline van de yoga: de wetenschap van de bewustzijnsvereniging. Er
zijn echter vele interpretaties van dit analytische meesterwerk van de
incarnatie van Âdi-S'esha die Patañjali is; hij is de
eerste expansie van het ego van Vishnu. Dit gecomprimeerde werk, deze
samenvatting als het ware over de discipline van het zich verbinden met
de ziel, vormt aldus het ego van de yoga. De verschillende bestaande
interpretaties pleiten allen tezamen voor deze tekst zo goed als ook de
muziek van J.S. Bach goed is omdat die niet per interpretatie kan
worden verknoeid. Dit literair-filosofische monument uit het indiase
denken wordt hier weergegeven vanuit het perspectief van deze site: de
tijd, de ether en de materie zijn allemaal even fundamentele
uitdrukkingen van het goddelijke van de natuur en dus is de yoga
eigenlijk de meest concrete wetenschap die er is. Ze betrekt zich n.l.
rechtstreeks op deze fundamentele absolute waarheden als ze ons de
discipline biedt om ermee te kunnen leven. De yoga zich afkerend van de
tijd, de ruimte en de materie komt erop mediterend er heel nuchter
midden in te staan als de enige juiste visie erop, als het enige juiste
bewustzijn van de vereniging ermee... van de natuurlijke orde van het
bewustzijn van de tijd ermee...
Click hier om de
Homepage van Anand Aadhar, de vertaler te bezoeken. Hij biedt ook nog andere
stukken over spiritualiteit en bewustzijnsvereniging vanuit het
standpunt van de filognosie en Aadhar Yoga: de yoga van de grondvesting van het geluk.
* Over de afbeeldingen: de
eerste afbeelding hierboven betreft Draupadî, staande voor de
zuiverheid van de vedische religie, die als de vrouw van de
Pândava's publiekelijk ontkleed wordt door hun kwaadaardige
neven, als de inleiding op de oorlog te Kurukshetra alwaar de oude
glorie van de vedische cultuur ten einde kwam en het tijperk van 'Kali
' ofwel het ijzeren tijdperk van chronische politieke onenigheid zijn
aanvang nam. Krishna vanuit het voorbije verschafte nieuwe stof om haar
schaamte te voorkomen. De tweede afbeelding stelt voor 'De religie geholpen door Spanje' (door Tiziano), waar eveneens een naakte
religie wordt afgebeeld in verlegenheid over de nieuwe tijden van de
ketterse moderniteit, ditmaal geholpen door de staat Spanje die ook
stof tot nadenken verschafte.