info&index

charter

discussions

faq

vacancies

friends

 

Info:

Methodische vooroefeningen, een inleiding

'Dat iets tegengesproken wordt,
bewijst niet dat het onwaar is,
evenmin als het niet tegengesproken worden
bewijst dat iets waar is.'

B. Pascal, Gedachten

Einstein, de ether en het relativisme

Als men de waarheid van de feiten die onze werkelijkheid vormen wil achterhalen, moet men beginnen met het bepalen van de methode van werken. In het oude India heet het nyâya, hetgeen volgens het woordenboek voor het Sanskriet zoiets betekent als methode, standaard, regel, axioma, plan, de juiste manier, gerechtigheid, logisch argument of gevolgtrekking. In de logica van onze planmatige aanpak ontwikkelt zich, om tot de juiste gevolgtrekking te komen, een eenduidig beeld van de werkelijkheid, een standaard van werken op de goede manier. Deze logica, die zelf weer nyâyika wordt genoemd, bestaat uit vijf leden:

1 Uitgangsstelling.
2 Twijfel.
3 Tegenargument.
4 Conclusie.
5 Samenvatting.

We kunnen er natuurlijk ook de filosoof René Descartes (1596-1650) bijhalen met zijn methode die er veel op lijkt, en de filosofen I. Kant (1724-1804) voor de dualiteit en G. W. F. Hegel (1770-1831) voor het idee van these tegenover antithese om tot een synthese te komen, we kunnen S. Freud (1856-1939) raadplegen voor de analyse en F. Nietzsche (1844-1900) voor de zelfverwerkelijking, maar dan zijn we met het bouwen van één huis met meerdere bouwmeesters bezig. Er is immers ook de (oudere) filosoof W. v. Ockham (1285-1349) die, met zijn beroemde 'scheermes'-redenering, de vraag stelt waarom we ons zouden bedienen van meerdere elementen als een enkel element volstaat. Om alzo het over elkaar buitelen van bouwmeesters voor ons filognostisch huis te voorkomen, beperken we ons in eerste instantie, voor deze eerste helft van deel I tot de vedische visie in relatie tot Descartes, omdat die specifiek de methode als onderwerp had. En zelfs hem zullen we dan uiteindelijk moeten vergeten omdat ook hij niet, onbekend als hij er in zijn tijd mee was, de niet-westerse traditie die aan hem voorafging en de empirische wetenschap die op hem volgde, bij elkaar wist te schrijven, hoe ijverig hij ook was. Rationaliteit is mooi en gewenst, redelijkheid is essentieel, de methode is van groot belang, maar het gaat er ook om, zoals hij zelf zegt, uiteindelijk volledig te zijn. De uitgangsstelling is dan ook, met het oude India, de oudste ons bekende cultuur, als de ene bouwmeester voorop gesteld, dat die oude cultuur volstaat als filosofische leidraad om de problemen van de moderne mens aan te pakken en tot de filognosie te komen van een geïntegreerde benadering van wetenschap, spiritualiteit en religie. In tegenstelling tot Descartes treffen we daar n.l. wel een duidelijk respect voor wetenschappelijke feiten aan als het bestaan van een melkwegstelsel temidden van andere sterrenstelsels, alsmede een duidelijke beschrijving van de problemen die wij nu typisch als die van de moderne tijd herkennen. Het is belangrijk te werken aan een coherent denkmodel waarin het geheel van onze werkelijkheid goed te omvatten is, de zaken van geest en stof recht kunnen worden gedaan, en waarmee alles en iedereen kan inpassen zodat de persoon in zijn volle identiteit is gerespecteerd.

Aangezien, zoals het voorwoord uitduidt, we deze liefde voor de kennis koppelen moeten aan een zekere orde van de tijd, willen we onszelf op de agenda zetten, zullen we ook een fysicus als Albert Einstein (1979-1955) erbij moeten betrekken omdat hij, als het boegbeeld van onze moderne intelligentie, de relativiteit heeft afgekondigd over het tijdsbegrip. Laten we bij hem beginnen in het beoefenen van de methode. Volgens hem zou, bij zijn begrip van E = M x C2 voor het universum, de lichtsnelheid de constante factor zijn in het dynamisch universum van energie en materie. De tijd, volgens Einstein en vele anderen die hem menen begrepen te hebben, is altijd anders en afhankelijk van het raamwerk van observatie. Zo zijn theorie juist is, houdt dat in dat de absolute waarde van tijdbepalingen uit den boze is en dat we, politiek, dus in (...) feite de tijd kunnen regelen en beheersen zoals we dat zelf willen. Isaac Newton (1643-1727) zou het bij het verkeerde eind hebben met zijn absolute idee van de natuurlijke tijd als maatstaf voor het bepalen van onze wetmatigheid van materieel bestaan. Dat zou te deterministisch gesteld zijn dan. Goed, maar we zitten met een aantal strijdige ideeën als we Einstein vooropstellen als degene die bepaalt wat absoluut is. Op de eerste plaats is het zo dat we wellicht Einstein niet goed begrijpen. Tijd en ruimte zijn naar zijn theorie niet exact hetzelfde, niet geheel aan elkaar vast te koppelen. Naar zijn theorie is er een verschil tussen de tijd die een atoomklok in een vliegtuig die om de aarde heeft gevlogen aanduidt en de tijd van een zelfde atoomklok die zijn plaats behield. Dit is geprobeerd en men vond inderdaad een heel miniem verschil tussen de atoomklokken zoals de theorie voorspelde, ookal bleek dit experiment uit 1972 volgens sommigen dermate onbevredigend te zijn uitgevoerd dat er eigenlijk geen definitieve conclusies aan mochten worden verbonden (zie A.G. Kelly: Hafele & Keating Tests; Did They Prove Anything?). Heeft Einstein dus gelijk dat de tijd t.o.v. de plaats moet worden gerelativeerd? En al zou dit zo zijn, is het nu werkelijk zo dat dit minieme verschil, waarmee ook astronauten b.v. dan terugkeren naar de aarde, nu een verschil in tijd en plaats rechtvaardigt zoals we dat aantreffen met de standaardtijd van onze burgerlijke regelingen in verhouding tot de tijd aangeduid door de zonnewijzers? In China kan dat verschil begin 21e eeuw oplopen tot wel drie uur, hetgeen in het westen van China tot burgerlijke ongehoorzaamheid leidt van boeren die die tijdregeling aan hun laars lappen en lekker eigenwijs met een op de plaatselijke tijd van de zon ingestelde klok hun zaakjes regelen. Als Einstein een uitzondering meent te constateren in de newtoniaanse koppeling van tijd en ruimte, wil dat dan niet zeggen dat die koppelregel daarmee bevestigd is? De volkswijsheid stelt toch dat de uitzondering de regel bevestigt? Waarom dan Isaac Newton verwerpen met zijn brave, religieuze en klassieke respect voor de natuurlijke tijdsverhoudingen in relatie tot de materie van gewone mensen en planeten?



"...de mislukking van de natuurkundigen in de wereld om een dergelijke bevredigende theorie te vinden, na zo vele jaren van intensief onderzoek," zo zegt Dirac, "vormt voor mij een aanleiding om te denken dat de etherloze basis van de natuurkundige theorie de grenzen van zijn vermogen heeft bereikt en om in de Aether een nieuwe hoop op de toekomst te zien".

Paul Dirac, Nobelprijs winnaar in de natuurkunde in 1933
Scientific American, The Evolution of Physicists Picture of Nature, Mei 1963

Het is nog erger gesteld met de theorie van Einstein die zo fundamenteel is voor de moderne relativistische geest afkerig van met name persoonlijke absoluten. Onlangs (zomer 2005) werd de theorie door de italiaanse onderzoeker Maurizio Consoli in twijfel getrokken naar aanleiding van onderzoeksresultaten in een experiment van de natuurkundige Stephan Schiller in Düsseldorf over de snelheid van het licht die, volgens de theoreticus Consoli, die met grotere oplettendheid en onthechting dan hij toen zijn analyses deed, niet in alle richtingen hetzelfde zou zijn, en dat die dus richting heeft en er daardoor een bepaalde ordening van het licht, een bepaald referentiekader, in het universum bestaat. Een dergelijke paradigmatische botsing naar aanleiding van experimentele bevindingen had zich al eerder afgespeeld toen een zekere natuurkundige genaamd D.C. Miller in 1933 meende dat Michaelson en Morly, de natuurkundigen die in 1887 met het idee van een constante lichtsnelheid op de proppen kwamen dat door Einstein als de basis werd aangenomen voor zijn theorie, fouten hadden gemaakt in hun uitgaan van gemiddelde waarden met de rotatiesnelheid van de aarde. Vóór hem had in overweging van de resultaten tot dusverre bekend de denker Ernst Mach (1838-1916) geconcludeerd dat er geen definitief bewijs was geleverd voor het bestaan van de z.g. ether als het vaste referentiekader voor een variabele lichtsnelheid in een vacuüm. Naar de metingen van de lichtsnelheid die volgens Miller varieerde naar gelang de positie van de aarde, zou de aarde zich niettemin voortbewegen met een snelheid van 8 kilometer per seconde door een medium dat zoiets als de ether zou kunnen zijn, het basiselement waarin al de geleerden vóór Einstein geloofden als zijnde het medium waarin het licht haar trillingen zou hebben. Na Miller werden er, door Yuri M. Galaev b.v., nog vele controles op dit z.g. M. & M.-experiment uitgevoerd, maar met een wisselend resultaat. De geleerden in 2005 die onder leiding van Schiller dezelfde soort van afwijkingen ontdekten als Miller voorheen, konden alzo de resultaten van hun eigen onderzoek niet aanvaarden, ze konden niet geloven dat Einstein's theorie niet zou kloppen die stelt dat dat onderzoeksgegeven niet juist kan zijn, en dus schreven ze hun gevonden afwijkingen toe aan systematische onderzoeksfouten. Dat is menselijk gezien ook wel voorstelbaar, omdat de gevolgen ervan voor het heersende denken over tijd en ruimte niet zo een twee drie te overzien zijn.

Wat betreft de lichtsnelheid zelf die in zijn absolute waarde de tijd als een absolute grootheid van de eerste plaats leek te hebben verdreven, is er nog een merkwaardig iets op te merken. Er is licht dat wel driehonderd keer sneller gaat. Dat vinden geleerden sedert het einde van de twintigste eeuw heel normaal. Hoe kan dat? Volgens Einstein in 1905 is er namelijk niets sneller dan de absolute lichtsnelheid. Maar, sedert medio de negentiger jaren van de 20e eeuw, kan licht 1,7 keer zo snel door een speciale glasvezel, en zelfs 300 keer zo snel als het door een gaswolk wordt gedreven. De oplossing voor dit raadsel stamt uit 1910: de limiet van de lichtsnelheid geldt alleen voor gecodeerd licht, niet voor het licht zelf. De natuurkundige Daniël Gauthier bevestigde dit lapmiddel voor het behoud van de relativiteitstheorie van Einstein in 2003 nogmaals met zijn bevindingen dat de snelheidslimiet inderdaad, naar het schijnt, geldt voor informatiehoudend licht, en niet voor ongecodeerd licht. De lichtsnelheid is aldus bezien een conditionele of schijnconstante en geen absolute constante. Afhankelijk van het medium en het soort van licht kan licht wellicht oneindig snel gaan en kan dus Einstein's formule eigenlijk helemaal niet kloppen die uitgaat van een snelheidslimiet of een absolute constante snelheid in het vacuüm van de buitenruimte. Naar de normale omstandigheden op aarde kan de lichtsnelheid misschien constant lijken, maar het lijkt erop dat we, in de speciale omstandigheden van andere geleiding en/of velden, met Einstein te maken hebben met iets wat meer een theorie van constanten is dan met een theorie die de tijd gerechtvaardigd relatief kan verklaren (Einstein zelf gaf de voorkeur aan 'een theorie van invarianten'). Zo langzamerhand wekt het dus geen verbazing meer dat, op enkele wetenschappelijke fanate gelovigen na, vrijwel niemand de theorie van Einstein begrijpt. Want hij klopt gewoon niet helemaal bezien vanuit de moderne mogelijkheden.

     De bewijzen stapelen zich nog verder op. Een zekere fysicus Tom Van Flandern stelt in een artikel getiteld The Speed of Gravity - What the Experiments Say: Physics Letters; (Physics Letters, A 250:1-11 1998): 'Recognition of a faster-than-lightspeed propagation of gravity, as indicated by all existing experimental evidence, may be the key to taking conventional physics to the next plateau'. Het effect van de zwaartekracht gaat vele, vele malen sneller dan het licht. En dat kan ook niet kloppen met Einstein.
    Weer een andere kwestie, waar de natuurkundigen over bakkeleien wat betreft de lichtsnelheid, is de, in 2002, door de internationaal hoog geprezen natuurkundige, schrijver en programmamaker
Paul C.W. Davies in Australië gevonden afwijking in de kernconstante (van de z.g. fijnstructuur) die verwant is met de lichtsnelheid en aan zou tonen dat de snelheid van het licht geleidelijk aan af zou zijn genomen in onze kosmische ontstaansgeschiedenis. Ook João Magueijo (in Faster Than the Speed of Light in 2003 tegen de z.g. Guth inflation-theorie in redenerend die dat effect zou verklaren) stelt dat als het licht in den beginne sneller was, dat een betere verklaring zou bieden voor de feiten dan de tot nu toe gehandhaafde theorie met de gevonden meetgegevens. Maar het tijdschrift Nature gaf hem op zijn wetenschappelijke avances ten antwoord dat hij weliswaar een oplossing voor een aantal kosmologische vraagstukken had gevonden, maar dat hij geen alomvattende oplossing had en daarom moest worden afgewezen! Was ook niet Einstein nog steeds met al zijn aanhangers van vandaag op zoek naar de 'Theorie van Alles'? Moet hij dan wel worden aangenomen?
   Het lijkt erop dat we nu toe zijn aan de psycholoog die het verschijnsel rationalisatie en ontkenning in samenhang met denksystemen bestudeert.We denken hier aan de analogie van de analytische psycholoog Carl Jung (1875-1961) die, gelijk aan Consoli met Einstein's constanten, Sigmund Freud (1856-1939), de oorspronkelijke psychoanalyticus en vader van die wetenschap - die overigens een vriend van Einstein was -, zelf geheel neurotisch noemde. En laten we eerlijk zijn; is het relativisme werkelijk effectief in het verzekeren van de vooruitgang van de mensheid op weg naar vrede en gerechtigheid? De atoombom en de kerncentrale die wel effectief massa in energie omzetten, lijken er niet in te slagen. Misschien moeten we ons toch herbezinnen op ons Vadertje Tijd, er voorlopig van uitgaande dat Einstein wellicht niet op alle punten helemaal gelijk had. Wetenschap is nu eenmaal proberen en vergissen, dat is de kracht van haar vooruitgang.

Twijfel is er genoeg dus met het bestaande relativistische denkmodel. Daar hoef je ook geen natuurkundige voor te zijn. Op het internet was eind 2005 in wetenschapsforum.nl te lezen b.v. hoe natuurkundig geïnteresseerden in een lekendiscussie verdiept waren over het lichtdeeltje. Uit hun verwarring blijkt duidelijk hoe onmogelijk het is om alle merkwaardige uitkomsten van Einstein's theorie te begrijpen. Licht zou ook in fotonen meetbaar zijn. Een lichtdeeltje met rustmassa nul zou in beweging een energiepakketje zijn dat wel een massa heeft. Maar hoe kan zo'n energiepakketje met het hebben van de lichtsnelheid, waarbij volgens de theorie het deeltje zwaar van de kinetische energie, oneindig zwaar zou moeten worden, er geen gravitatie-effect zijn in de richting van een zwart gat zoals het centrum van de melkweg? (dit behoort trouwens ook tot de implicaties van Düsseldorf). Wil Einstein overeind blijven dan kan het lichtdeeltje dus geen massa hebben, ook al heeft het energie. We weten ook van Einstein dat energie en massa samenhangen met de lichtsnelheid volgens E=M x C2, wat dan zou inhouden dat we energie hebben die geen massa kan zijn en dat dus die formule, weder0m, niet kan kloppen. Zo zong verder eind twintigste eeuw ook de popgroep Doe Maar: 'e=mc2...voordat de bom valt', op het eind van het gelijknamige lied. En dat alles bedenkt zich, en zingt zelfs dan, de leek.





En ze stonden het toe dat Apollonius vragen stelde en hij vroeg ze waar ze dachten dat het universum uit bestond. Maar ze gaven ten antwoord:
"Uit elementen."

"Zijn er dan vier" vroeg hij.

"Niet vier," zei Iarchas, "maar vijf."

"En hoe kan er een vijfde bestaan," zei Apollonius,"naast die van water en lucht, aarde en vuur?"

"Er is de ether", gaf de ander ten antwoord,"welke we moeten beschouwen al het materiaal waar de goden van zijn gemaakt, want net zoals de sterfelijke wezens lucht inademen, zo inhaleren de onsterfelijke en goddelijke naturen de ether."

Apollonius vroeg nogmaals wat het eerste element was, en Iarchas antwoordde:

"Allen zijn er tegelijkertijd, want een levend wezen wordt niet stukje bij beetje geboren."

"Moet ik," zei Apollonius, "het universum beschouwen als een levend wezen?"

"Ja," zei de ander, "als je er gedegen kennis van bezit, want het brengt alle levende wezens voort."

Het Leven van Apollonius van Tyana,
Philostratus, 220AD.


Maar het kan ook filosofisch. In de vedische literatuur is bekend dat de filosoof Sayana in de Rig-veda vers 1: 50 zegt 'Alzo heugt men het zich: [o Zon] u die 2202 yojanas in een halve nimes'a aflegt'. Met S.B. 3.11: 3-10 wordt dan duidelijk dat met een yojana van 31 km dat zeer dicht in de buurt van de huidig bekende lichtsnelheid van ± 300.000 km/s komt (zie Wikipedia). Maar, o gezegende waarheid, bij nadere bestudering van de vedische referentie in datzelfde Bhâgavatam van Vyâsa blijkt dat de yojana in vers 5.25: 1 ookwel een lichtjaar kan bedragen op galactische schaal, op de schaal van de s'is'umâra, de dolfijn zoals de Purâna de melkweg noemt. M.a.w. de lichtsnelheid is volgens een gecoördineerde vedische visie variabel, afhankelijk van het referentiekader. Wat betreft dat kader had de filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) genoeg aan de twee vormen van tijd: de lineaire en de cyclische beweging van het universum. Dat was voor hem voldoende om te spreken van een eindig universum, verdeeld in twee gebieden: dat van de onveranderlijke en unieke stellaire sfeer van de ether leidend tot het cyclische van de schepping, die perfect is, en dat van de aardse materie dat lineair bepaald, imperfect is, eindig is. Volgens René Descartes, verder bordurend op een dergelijke verdeling van de ruimte met het element van de ether, bestaat er geen lege ruimte, geen werkelijk vacuüm, maar slechts een universum vol van wisselwerkingen, en is er dus in feite nooit een constante lichtsnelheid maar slechts een door het medium waar dat licht zich doorheen beweegt bepaalde snelheid meetbaar. Zo zien we dan de driehonderd keer snellere licht-impuls gestuurd door een gaswolk. Later dan Descartes omschreef, in een mengeling van wetenschap en speculatieve filosofie, de natuurkundige J. C. Maxwell in 1768 in de eerste editie van de Encyclopedia Britannica het problematische en mysterieuze medium van de ether aanvankelijk, in zijn achting voor zijn filosofische voorganger, als volgt: 'Whatever difficulties we may have in forming a consistent idea of the constitution of the æther, there can be no doubt that the interplanetary and interstellar spaces are not empty, but are occupied by a material substance or body, which is certainly the largest, and probably the most uniform body of which we have any knowledge.' Die substantie in, of van, de ruimte is dan de oerstaat van de materie die de sterren en planeten vormde en die er steeds als hun basis is als één geheel van een potentiële tijdruimte, als de potentie van de ether, het effect van een samenhangend krachtveld zoals dat in zijn werking bij Aristoteles reeds was opgemerkt in de westerse filosofie: de ether als de formatieve basis voor al het bestaande. Het idee van een relativistische vierdimensionale tijdruimte, de normale 'euclidische' ruimte gekoppeld aan de dimensie van de tijd, werd verdedigd door Einstein in de Britannica-editie van 1922. Maar Einstein kon geen absolute waarde toekennen aan de gelijktijdigheid van gebeurtenissen, een dergelijke etherische en absolute, momentane werking, die bij Carl Jung b.v synchroniciteit heet, kon hij niet onderkennen. We weten door de relativiteit van het medium zo bezien in feite dus niet precies waar we aan toe zijn met de snelheid van het licht. De resultaten van de metingen lopen uiteen, dat is zeker.
   Zelfs Einstein zelf die er voor doorgaat dat hij, met voor ogen het veronderstelde absolute van de lichtsnelheid, het bestaan van de ether heeft herroepen, kwam later op de proppen met een nieuwe theorie die uitging van een ander begrip van de ether (zie ook
Ludwik Kostro: Einstein and the Ether). Hij stelde in 1920 over de ether: 'There can be no space nor any part of space without gravitational potentials', waarop hij besloot met: 'Recapitulating, we may say that according to the general theory of relativity space is endowed with physical qualities; in this sense, therefore, there exists an ether. According to the general theory of relativity space without ether is unthinkable; for in such space there not only would be no propagation of light, but also no possibility of existence for standards of space and time (measuring-rods and clocks), nor therefore any space-time intervals in the physical sense. But this ether may not be thought of as endowed with the quality characteristic of ponderable media, as consisting of parts which may be tracked through time. The idea of motion may not be applied to it.' (lezing, Universiteit van Leiden). Algemene relativiteit impliceert dus een ether, maar Einstein was het niet eens met een absoluut tijdbegrip met de ether, zoals dat van onze vaderlander, de natuurkundige Hendrik A. Lorentz (1853 - 1928) voor hem die had gezegd: 'men kan de drager van deze eigenschappen [de ether] niet een zekere stoffelijkheid ontzeggen, en als dat zo is, dan mag men, in alle bescheidenheid, de ware tijd de tijd noemen die door klokken wordt gemeten die in dit medium zijn gefixeerd, en gelijktijdigheid als een primair concept beschouwen'... De ether is eigenlijk gewoon de lege ruimte die we normaal kennen als een begrensd zwaartekrachtveld, zoals van de zon (de 'gekromde ruimte'), de melkweg (de etherische ruimte of de Kracht) of de bijzondere, niet begrensde en volgens Hubble's z.g. roodverschuiving van het lichtspectrum eindeloos uitdijende, intergalactische ruimte (de z.g. tijdruimte, ofwel de oorspronkelijk ruimte of ether - zonder de tijddifferentiatie van de lineaire v.s. de cyclische tijd - van de ongedifferentieerde materie van vlak na de oerknal, in het Sanskriet sedert jaar en dag de pradhâna geheten). Er zijn zo bezien dus verschillende vormen van relativistische ether en ruimte. De hier genoemde drie hoofdvormen van de naar de plaats verschillende ether kent men vedisch traditioneel als de drie vormen van Vishnu: Kâranodaks'âyî Vishnu (de heerser over de tijdruimte). Garbhodaks'âyî Vishnu (de verpersoonlijking van de orde van de ruimte van het sterrenstelsel) en Kshirodaks'âyî Vishnu (met betrekking tot de 'kromme' ruimte rondom de zon en de planeten). Hiermee is onze uitgangsstelling van het toereikend zijn van het vedische begrip van orde dan weer bevestigd. Reeds voor Empedocles (490-430 v.Chr.) zei: 'bij de ether, de ether goddelijk' was de waarheid van dit element als zijnde essentieel voor het begrip van de ziel dus al onderkend in het Sanskriet. Maar genoeg hierover in dit opzicht.

    De gemeenschap van natuurkundigen in aanmerking genomen die in ontkenning verkeren over een relativistische ether zoals Einstein die voorstelde, mag worden geconcludeerd dat er heel wat natuurkundige theorie is zonder de juiste achting voor Einstein en die zelfs zijn naam misbruikt ter verdediging van die ontkenning. Einstein ontwikkelde zich dus zoals dat hoort met een goede zelfkritische wetenschapper, en aldus kunnen we hem, filognostisch de fout kennend als een uitdaging tot zelfverbetering, uiteindelijk toch wel accepteren. Hij, er niet in slagend de 'Theorie van Alles' te formuleren, had te kampen met interne strijdigheden en zo hebben wij dat na hem. Zo kan het niet kunnen aantonen van een afwijking in de lichtsnelheid ook het gevolg zijn van het meebewegen op de 'energiestroom' van de ether. De ether zou cyclisch tot energievortexen leiden die net als iets wat in de rivier drijft geen relatieve beweging tussen de aarde en de ether en dus ook geen afwijking in de lichtsnelheid geeft. Dit is een positie verdedigd door mensen aan de rand van de wetenschap die vaak worden afgeschilderd als pseudowetenschappers: Nikola Tesla (1856-1943), Viktor Schauberger (1885-1958), Wilhelm Reich (1897-1959) en John E.W. Keely (1827-1898). De laatstgenoemde stelde in 1893: 'There is no dividing of matter and force into two distinct terms, as they both are one. Force is liberated matter. Matter is force in bondage'. Zij probeerden aan te tonen dat etherische energie, of orgone energie zoals Reich dat aan Einstein liet zien, hoewel onzichtbaar, zeer reëel is (zie ook J. Medeo). Met de moderne kwantummechanica voor ogen die ook in deze termen spreekt over onbepaalde energie, mogen we ons dan afvragen wat nu ware wetenschap is. Er is paradigmatische strijd, maar wat waar is, zal de tijd leren. Error kan terror zijn (E=M x (T)error2), wetenschap en politiek zijn net als staat en kerk slechts principieel, maar niet reëel gescheiden. We zijn gewaarschuwd voor fouten en egobelangen in de wetenschap, met name voor wiskundige beschouwingen die uitgaan van verkeerde veronderstellingen als het niet bestaan van de ether of van imaginaire constanten. Zo was er in de loop van de negentiger jaren een bericht van astronomen die dachten planeten rondom een ster te hebben ontdekt. Later deden ze dat ook, maar toentertijd was de afwijking in de z.g. parallax van hun metingen achteraf geheel toe te schrijven aan het abusievelijk niet meerekenen van de tijdvereffening die is te wijten aan de scheve aardas en de niet cirkelvormige baan van de aarde rondom de zon. Ze stonden voor aap met vals alarm.
     Het idee ten grondslag aan deze principiële filosofische twijfel is dat de wiskunde, de pragmatische redeneertrant van de natuurkunde, een reductionistische manier van redeneren is waarbij men nooit zeker weet waar men het over heeft omdat in de reductie informatie verloren gaat. De term A in een vergelijking hoeft dus niet hetzelfde te zijn als een zelfde A elders in de vergelijking of in een andere vergelijking. Ook dat is relativiteit en wetmatigheid. Als A ongelijk is aan A, zeg een goede Appel is niet een rotte Appel, maakt dat een einde aan de illusie van orde die de wiskunde suggereert, of zoals psychologen als
B. F. Skinner (1904-1990) het zeggen: je moet gewoon de complexiteit van het universum onder ogen zien en aanvaarden dat je niet alles kan kennen of tot een formule kan terugbrengen. 

Op welke punten precies Einstein nu uiteindelijk gelijk heeft of niet, of het genoemde getwijfel en geëxperimenteer nu allemaal terecht en juist is of niet, zeker is dat de tijd als heersende factor - gekoppeld aan de plaats in dat wat we de tijdruimte noemen - inderdaad logisch gesproken relatief afhankelijk moet zijn, zoals ook de lichtsnelheid afhankelijk is van het medium waar zich dat licht doorheen beweegt. En dat is dan een tweede weerlegging van de gepolitiseerde relativistische rechtvaardiging die voor tijdzones geldt bijvoorbeeld, waarin juist de tijd wordt lòsgekoppeld van de plaats. Met andere woorden: Einstein gebruiken om het absolute van de tijd te weerleggen, vervolgens die tijd dan van het raamwerk van observatie, ofwel de plaats, afhankelijk te stellen en dan met hetzelfde relativistische argument tijdzones instellen waarin die afhankelijk van de plaats dan weer doorbroken wordt, is natuurlijk meer een oefening van angst-neurotisch dwangmatig bezig zijn op de vlucht voor Vadertje Tijd dan iets anders. Lorentz moet gelijk gehad hebben met zijn, door ons op deze site dan ook gerespecteerde, lokale, ware-tijdklokken gericht op de ether en niet Einstein met zijn uitzondering daarop die voortkwam uit de ontkenning van de ether. Je kan beweren dat de tijd absoluut relatief is en dat er een tijdwet is die stelt dat de tijd, en alles wat er mee samenhangt, altijd anders moet zijn omdat het element van beweging er eigen aan is, maar het simpelweg eindeloos manipuleren van de tijd als een afhankelijke variabele en zo van een uitzondering een regel maken, is toch zeker een vorm van ontkenning wat betreft het met alle materie onderworpen zijn aan de tijd als een onafhankelijke grootheid, die, behalve scheppend en handhavend, ook evident destructief is.



De einsteiniaanse misvatting lijkt, met het serieus nemen van de kritiek, te bestaan uit het verwarren van snelheid met verandering. Snelheid is niet een absolute waarde, zoals de heilige drie basiselementen van de natuurkunde, te weten ruimte, tijd en materie dat wel zijn. Met de tijdruimte die de materie toont, zijn het die drie elementen die als de natuurkundige heilige drie-eenheid van God elkaar definiëren en niet tot iets anders te herleiden zijn. Bij de filosoof D. Hume (1711-1776) in Het Menselijk Inzicht, heten ze uitgebreidheid, massa en beweging en bij Vyâsadeva, akas'a, prakriti en kâla. Ze vormen elkaars voorwaarde in de schepping, de een is niet denkbaar zonder de ander. De tijd is het leven, de beweging van de materie in de ruimte. De ruimte is de tijdsafstand, het zwaartekracht fenomeen, tussen materiële voorwerpen. De materie is het electromagnetisch effect van de werking van de tijd op de potentie van de uitdijende ruimte, de tijd die van lineair bij de wet van de reactie cyclisch werd en zo in tegenstelling de zwaartekracht, de oerpotentie dus, omvormde tot materie (zij het niet geheel blijkens het niet kunnen vinden van de z.g. onzichtbare 'donkere materie', die volgens S.B. 5.20: 38 drie kwart van de schepping beslaat). De hele schepping is een permutatie van de begrippen tijd, ruimte en materie. Energie b.v. is een electromagnetisch fenomeen van ijle materie, de materie die van puur heet energetisch plasma in het begin, concentreerde of condenseerde tot gas en damp, toen vloeibaar werd en daarna stolde tot grove materie, waarbij licht het meest ijle, het snelste van de materie in den beginne is. Vedisch heet het 'de blik' van de Heer (S.B. 2.1: 31), en Bijbels heet het in Genesis dat er licht was in de duisternis. Ruimte is het gravitatie-fenomeen dat de materie begrenst in de vorm van of sterren en planeten in de kromme ruimte - de ether die we met de radio bestrijken, of de melkweg die we in de etherische ruimte met het blote oog zien in de sterrenhemel, of de kosmische tijd-ruimte bal van uitdijende sterrenstelsels zoals we die met een telescoop bij elkaar in het oerbereik van de tijdruimte zien waar er nog niet echt materie bestaat maar alleen energetische potentie is. En ook de tijd kennen we dus zo in drieën, net als de ruimte en de materie: de lineaire beweging van de oerstof die we terugvinden in de uitdijing van het heelal, de beweging van de materie die daarentegen cyclisch in onderlinge aantrekking juist ronddraait in een sterrenstelsel en de beweging door de tijdruimte van de 'tijdloze' maar levende ziel, de tijd-ruimteworm zoals Einstein ons noemde, die de 'niet-tijd' voorstelt van het tijdbewustzijn, die de negatie van de materie is, en vals in identificatie met het oneigenlijke een ego vormt. De ruimte, het relatieve gravitatiefenomeen, is de ether; de materie is de electromagnetische manifestatie en de tijd is het leven van dat alles. Dat is de natuurkundige basis als een feitelijk waarneembaar volkomen geheel voor al onze redeneringen.

 

 

"Aldus ging hij er toen toe over de levende wezens in te delen wat betreft soort en oorsprong, en hij deelde ze net zo lang in tot hij uitkwam op hun elementen, welke hij de vijf vormen en lichamen noemde van de aether, het vuur, het water, de aarde en de lucht."

Xenocrates on the life of Plato          

Wat betreft Einstein zijn foute veronderstelling is het, zo voorgesteld, de snelheid die verandert en geen absolute waarde kent, zoals alles wat onderworpen is aan de tijd. Dat is nu de wet van de tijd: de verandering is het absolute, niet dat wat verandert. De verandering blijft de verandering, ook als ze verandert, net zoals ruimte of de ether, de ruimte of de ether blijft, ook al is ze elders en is tenslotte de materie ook absoluut een electromagnetisch fenomeen, niet zo zeer wat betreft een tijdelijke vorm, maar wat betreft haar bestaan als een energetische contractie waarzonder de eerste twee geen betekenis hebben, ook al is ze zo ijl als het licht. Iets wat onveranderlijk en constant schijnt te zijn, zoals een quasar bijvoorbeeld, vormt een illusie, een schijnconstante: het vond ooit zijn bestaan en zal, bij de wet van de tijd, ooit ophouden te bestaan, en is dus niet absoluut bestaand. Neen dus, de snelheid van het licht is geen absolute waarde, dat is nu logisch uitgesloten. Einstein kan daarom, ook al aanvaarden we zijn bekentenis tot de relatieve ether, geen leidraad vormen voor een filosofisch verantwoord betoog ten behoeve van een bepaalde orde van de tijd. We moeten uitgaan van het absolute van de tijd, het absolute van de verandering dat er is als een eeuwig leven van alle materie in de ruimte.


   Methodisch consequent doorredenerend luidt het tegenargument op het betwijfelen van het absolute van de tijd op dit punt, dat het relatief en afhankelijk verklaren van de tijd nog niet de absolute werkelijkheid ervan als een onafhankelijke variabele uitsluit. Of, zoals dualistisch
Immanuel Kant (1724-1804) het zou zeggen: de tijd voor zich heeft, onkenbaar als die in zijn volle glorie - volgens ook de franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) - is in feite, jouw bestaan niet nodig om zelf te bestaan en de tijd op zich zoals je die leeft als een ervaring van zijn - waar de existentialist Martin Heidegger (1889-1976) het dan weer over had - heeft daar dan ook wezenlijk geen vat op, alle politiek en pragmatisch geïnspireerde manipulaties ten spijt. Die geleefde en beheerste tijd houdt, Hegeliaans bekend, slechts de vervreemding in als men het zonder de wetenschap van geldigheid en betrouwbaarheid moet stellen, zoals dat zich in de moderne willekeur van de standaardtijd sedert de Franse Revolutie met haar mislukte tijdhervorming toont. Concluderend is dan, axiomatisch, de tijd dus, zoals reeds door het oudste van de indiase cultuur verdedigd als een onafhankelijke variabele, een absolute van verandering en een determinant van de ether, onze uitgangsstelling, en de twijfel geldt dan de zelfbepaalde conditionerende orde ermee die natuurlijk relatief is en van een goede of een slechte kwaliteit kan zijn die we kunnen bespreken.

Samenvattend komt de uitgangsstelling van de filognosie dan neer op de tijd als een onafhankelijke godheid, grootheid, kracht of orde, die vanaf de vroegste geschiedenis, zoals we die uit India kennen, aanwezig is als een voor schepping, behoud en vernietiging, allesbepalende factor in onze levens. De antithese van het relativisme heeft betrekking op de pragmatische noodzaak van een kenbare, existentieel leefbare, beheerste tijd die we moeten beschouwen als zijnde relatief. Met voor ogen de twee posities van het natuurlijke absolute van de tijd en het cultureel relatieve daarbij gehandhaafd, komen we alzo tot het inzicht dat we te maken hebben met een paradigmatische kwestie die te vergelijken is met het verschil tussen geocentrisch en heliocentrisch denken. Eerst dachten we dat we volgens Ptolemaeus (87-150), met God en Jezus op aarde, het centrum van het universum waren, en toen dachten we, sedert de heldenmoed van Galileo Galilei (1564-1642) die naar de ideeën van Copernicus (1473-1543) het geocentrische Rome het hoofd bood, dat de zon het centrum van het universum was en vonden we aldus ons nieuwe tijdperk van de wetenschappelijke verlichting. Met de daaropvolgende vooruitgang van de astronomie ontdekten we onze plaats in het sterrenstelsel, de melkweg, en nu, moe van de politieke verdeeldheid en het redetwisten van de - niettemin nog steeds in hoofdzaak - heliocentrisch geörienteerde wetenschappen met hun compensatoire relativisme, lijkt het erop dat het met het door ons serieus nemen van de verschillen van de lichtsnelheid, welke in een onbevredigend experimenteren werden gevonden in de afwezigheid van een bevredigend paradigma, we, tezamen met de zon inderdaad, ons bewegen door een medium genaamd de ether. Moge de kracht met ons zijn; want we zijn nu aangeland bij het galactocentrisch denken, het nieuwe paradigma voor de eenentwintigste eeuw dat ons neerzet als zijnde bewogen door een alles beheersende kracht die zowel de aarde, de maan en de zon als de rest van de sterren beweegt, een kracht die ons voortbeweegt in de galactische werveling rondom het zwarte gat in het midden, de berg Meru van Vishnu en Brahmâ, het oog van de universele storm gecreëerd door die heilige en absolute Kracht, de Kracht van de Absolute Galactische Cakra of cyclische tijd die in zijn werking bekend staat als de ether, het eerste effect (Brahma Sûtra Adh2.P3: 1-7) in de schepping. De ontwikkeling van de ether beschrijft de wijze Vyâsa als volgt: 'Door de identificatie met de duisternis der materie werd middels de omvorming naar die geaardheid [het eerste element van] de ether tot ontwikkeling gebracht met haar subtiele vorm en kwaliteit van het geluid dat een aanduiding vormt voor zowel de ziener als het geziene.' (S.B. 2.5: 25). In S.B. 11.15: 19 stelt hij dan dat de Heer als de verpersoonlijking van de ether moet worden gezien en in S.B. 3.5: 32 dat de ether kan worden gezien als de symbolische representatie van de Superziel, het lokale aspect van God die onpersoonlijk als de Tijd wordt gekend. Gerelateerd aan het ruimtebegrip stelt hij dan (S.B. 3.26: 34): 'De activiteiten en kenmerken van het element van de ether voorzien in de buiten- en de binnenruimte, voor alle levende wezens het handelingsgebied zijnd van de levensadem, de zinnen en het denken.' De ether volgens hem heeft dus betrekking op zowel het 'tijdloze' zelf van het tijdbewustzijn als op het tijdgebondene van de buitenwereld. Een ook in spiritueel opzicht relatieve ether dus.



'Voor een waarlijk vreugdevol en heilzaam menselijk werk om te gedijen, moet de mens in staat zijn op te klimmen vanuit de diepten van zijn aarding thuis tot in de ether. Ether staat hier voor de vrije lucht van de hoge hemelen, het open bereik van de geest.'

Martin Heidegger, 'Verhandeling over het denken'

Met deze paradigma-verschuiving zijn we methodisch geplaatst voor het tegenargument dat tot de conclusie leidt dat de orde van de tijd nu kan worden besproken wat betreft zijn paradigmatische kwaliteiten en effecten. Zoals het geocentrisch denken zich als inferieur bewees in verhouding tot het heliocentrisch denken, kan nu het heliocentrisch denken op dezelfde manier ondergeschikt zijn aan het galactocentrisch denken, in het ontvouwen van de kennis in deze en de volgende secties van onze filognosie voor de orde van de tijd met de ether. Want het is dat nieuwe paradigma dat, in tegenstelling tot het heliocentrische, rekening houdt met het gezamenlijke rond bewegen van de sterren, de aarde en de zon door het, het zij nogmaals benadrukt, vanuit de vedische cultuur dus reeds bekende basiselement van de ether (kha of akas'a), dat het krachtveld van zowel het sterrenstelsel, de primaire tijdruimte als de lokale orde vertegenwoordigt, het krachtveld dat mogelijk - maar niet noodzakelijk - resulteert in de variaties in de lichtsnelheid gevonden in de verschillende experimenten en waarvan Einstein rond 1920 zei dat hij er in 1905 misschien wat te radicaal over geoordeeld had. Als met die discussie en ondersteund door wetenschappelijk experiment vervolgens het gehele probleem van de moderne mens is samengevat en begrepen, zijn we aldus geslaagd in onze methodische opzet en aangeland bij een nieuw paradigma voor de eenentwintigste eeuw, een paradigma dat de wereldcultuur doet terugschakelen naar haar klassieke waarden en de (post)moderne, vervreemde mens doet genezen van zijn begoochelde staat.

 

'Derhalve was ik in 1905 van mening dat men in de natuurkunde helemaal niet meer van de ether mocht spreken. Dit oordeel echter was te radicaal zoals we bij de volgende overwegingen over de algemene relativiteitstheorie zullen zien. Het blijft veeleer, zoals voorheen, toegestaan om een ruimtevullend medium aan te nemen als men electromagnetische velden (en dan ook welzeker de materie) als de toestand ervan kan aanwijzen'

                  A. Einstein in 'Grundgedanken und Methoden
der Relativitätstheorie in ihrer Entwicklung dargestellt'  

 

Zie ook: referenties

 




2- De Orde van de Tijd: structuur van de inhoud

Willen we van de orde van de tijd methodisch de kwaliteiten en effecten bespreken, dan moeten we, zoals in het voorwoord gesteld werd, syncretisch uit liefde voor de kennis, vanuit de filognosie, zowel de wetenschap, de spiritualiteit als de religie aan bod laten komen. Syncretisch denken is de essentie van het begrip gnosis zo leert ons de klassieke spiritualiteit van het Christendom. De internet-encyclopedie (nl.wikipedia.org) leert dat gnosis, bij de autoriteit van Gilles Quispel (1916) - een gezaghebbend nederlands onderzoeker van het klassieke en christelijke gnosticisme - als kenmerk van religieuze stromingen, gerekend wordt tot 'de derde component van de westerse cultuur', naast rede en geloof. Naast de griekse filosofie en het Christendom zou ook de gnosis, die we christelijk gesproken sedert de tweede eeuw kennen, belangrijk hebben bijgedragen tot de cultuur van West-Europa. 'De rede heerst op het gebied van de waarheid en de wijsheid, de theologie op het gebied van vroomheid en gehoorzaamheid' zegt B. de Spinoza (1632 - 1677) in zijn Theologisch-politiek traktaat, waarbij hij de wederzijdse verplichting van de twee verwerpt, maar wij stellen filognostisch uit liefde voor de kennis dat rede en geloof wel wederzijds verplicht zijn, en wel in de gnosis waarin de ontleding en het principe, ofwel de analyse en de spiritualiteit, de brug slaan tussen wetenschap - die methodisch de waarheid achterhaalt en in de wijsheid bepaalt welk feit en denkmodel van belang is - en de persoonskunde (de theologie) van de godsdienst die de vroomheid nastreeft met de politiek van het volk dat democratisch de gehoorzaamheid afdwingt. Met het door ons koppelen van het begrip gnosis aan de vedische cultuur zullen we dan, zonder onszelf in deze of gene gnostieke traditie te verliezen of er ketters mee gecompromitteerd te raken, hier een wereldbeschouwing ontvouwen waarin alle cultuur zijn verzoening vindt. De gnosticus wordt gekenschetst als iemand die erop uit is God te kennen op een intieme, vertrouwelijke basis, door het opbouwen van zelfkennis of het voeden van het zelfbewustzijn; de filognost is degene met de liefde hiervoor vanuit het gezichtspunt van de vedische waarheid. De filognosie als gnosis is in tegenstelling tot de klassieke westerse opvatting ervan niet geheim, ook al wordt, op de vedische grond van de z.g. paramparâ, een persoonlijke overdracht van de liefde voor de kennis bevorderlijk geacht en aangeraden en is het ook zaak een zekere vertrouwelijkheid en discretie wat betreft de wetenschap van de persoon te betrachten. Ze is niet polemisch of anti-kerkelijk, baseert zich wel op allerlei wetenschappelijke feiten en is wel van geloof op basis van de vedische leerstelling dat het menselijk geheugen en vermogen tot kennis verwerven en kennis verwerken steeds tekort schiet en er dus schriftuurlijk gezag nodig is. In tegenstelling tot de klassieke gnosis is er dus geen neiging tot anarchie en wel een zekere mate van volgzaamheid wat betreft een oorspronkelijke persoon van geestelijk gezag, i.c. de filosoof der filosofen Vyâsadeva (± 3200 B.C.), de Indiër die in het Westen wel eens als anoniem wordt afgedaan omdat zijn naam zou staan voor een verzameling van wijzen die ieder op hun beurt de vedische verzen bijeen gebracht zouden hebben. Ook al belichaamt hij inderdaad de vereniging van het hele veld van de filosofie en de religie, er bestaat voor het ontkennen van zijn naam echter ons inziens onvoldoende reden of bewijs, zoals er ook voor de z.g. arische invasie van India die de oorsprong van de vedische beschaving meer buiten India en bij ons zou leggen, onvoldoende bewijs is - integendeel. Maar het is wel een kritische volgzaamheid t.a.v. de vedische cultuur waar we mee werken. Die cultuur uit het Verre Oosten niet zomaar klakkeloos overnemen, maar dus wel eenvoudig en eenduidig met een zekere leidraad in ons opnemen, vindt dan plaats zonder onszelf als Christenen, Moslims of anders-gelovigen en -denkenden uit het oog te verliezen. Zo kan het voor de een heel traditionalistisch hindoestaans uitpakken, voor de volgende meer een aardige en inspirerende filosofische oefening zijn en voor weer een ander een verrijking van het spirituele of politieke leven inhouden. Het ligt in de bedoeling dat geen van onze talenten en vormen van vereniging van wetenschap, spiritueel leven en multicultureel geloven verloren gaan met het herkennen van de vedische wetenschap als een inspiratiebron en wortel van menselijke beschaving. De doctrinaire inspanning van de filognostische wereldbeschouwing, zoals op deze site uiteengezet, betreft deels de bestrijding van alle mogelijke vormen van vervalsing, of valse eenmaking van het ego, of dat nu de vervalsing van het klassenbewustzijn betreft, het politiek bewustzijn, het religieus bewustzijn of de meer wetenschappelijke vormen van arrogantie, enggeestigheid en vervreemding. Met het met deze postmoderne herstart van de gnostiek daarin een constructieve spirituele verzoening van de wetenschap en de religie voor ogen hebben, is er voor ieder van de drie genoemde heilige onderwerpen van de wetenschap, de spiritualiteit en de religie - die respectievelijk de feiten, de principes en het respect voor de persoon aan de orde stellen - een dualiteit die alzo op deze site in een indeling in zes secties resulteert. Deze zes secties corresponderen met de in India gehanteerde darshana's of zes klassieke zienswijzen die er zijn om de menselijke neiging tot het vervalsen van het ikbesef van de ziel - en dus ook van een bepaalde orde van de tijd met de ether - te bestrijden. De nyâya van de logische aanpak in India, werd vertaald in de methodisch/structurele filosofische overwegingen van deze sectie; de vais'eshika van het meer atheïstische Indiase eenheidsdenken werd vertaald in de cijfers en termen van de nuchtere natuurwetenschap; de sânkhya van de analytische filosofie werd vertaald in een analytische sectie toegespitst op de kunst; de yoga van het vinden van verzonkenheid werd vertaald in de spiritualiteit van het ontwikkelen van een zeker abstractievermogen; de mimâmsâ van de cultuur der rituelen werd vertaald in persoonlijke en religieuze overwegingen, en de vedânta-cultuur van de commentaren werd vertaald in een politiek reformatorische geest. Deze gezichtspunten hebben dan gemeen: 1) een continuerend zelf, 2) een werklast, 3) bevrijding in dienstbaarheid, en 4) een referentiecultuur. De identiteit en integriteit van de filognosie is zo met zes aspecten beschreven ongeveer zoals de empirist D. Hume (1711-1776) op zijn manier de kennis indeelde (zie verder de definitie).

Het moge dus, zoals in het voorwoord gesteld, duidelijk zijn dat deze lineaire presentatie, zoals je die voor een boek nodig hebt, een causale suggestie met zich meevoert die je moet relativeren: in werkelijkheid volgt het ene niet zo strikt uit het andere, om reden waarvan de interface op de index-pagina van de site een meer intuïtieve opzet kent. Een boek en een site, van een begin naar een einde redenerend, vormt aldus, zoals hier opgezet op basis van een klassieke indeling - en zo geldig zijnde, een perfecte illusie van causaliteit; niet zo zeer een illusie in de zin van fout, maar een illusie in de zin van een exclusieve manier van praten. Er zijn met dezelfde elementen meerdere even geldige redeneringen mogelijk. Zo redeneerde Auguste Comte (1798-1857), de vader van het positivisme precies andersom als de hierboven substantief beschreven filognostische lijn die meer lijkt op die van Søren Kierkegaard (1813-1855), die gaat van het esthetische naar het ethische, en dan het religieuze. Volgens Comte komt men van de theologie van de persoon, wetmatig via de metafysica van de principes en de abstracte 'natuur', tot het nuchtere positieve stadium van de feitelijke werkelijkheid die op zich dan geen oorsprong of doel kent. Maar de wet van het leven en de tijd kent meerdere causale richtingen dan die van Kierkegaard en Comte dus. Zoals we in het voorwoord al aangaven is het einde, in het cyclische van de kennis, n.l. weer het begin en zijn ook de weg terug, van het einde naar het begin redenerend, de in een intuïtieve willekeur gevonden ordening, en het uitwaaierend redeneren vanuit een kern zoals in een boomstructuur, evenzo geldige vormen van vooruitgaan in causaal redeneren. Het was de griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) die in dezen in zijn Fysica vier verschillende vormen van causaliteit onderscheidde: naar de substantie, zoals in 'het brons gaat aan het bronzen beeld vooraf', naar de bepalende vorm zoals in 'de vorm van een paard is essentieel voor alle paarden en er de oorzaak van dat we ze zo noemen', naar de doener zoals in 'de kunstenaar vormt de oorzaak van zijn schepping' en de causaliteit van de norm zoals in 'ik wandel voor mijn gezondheid en dat vormt de oorzaak van mijn wandelen'. In de vedische logica vinden we alle vier deze vormen van causaliteit terug in de vorm van de purusha als de ziel, de essentie van de persoon als beginsel van de schepping, die in de schepping aan het ego voorafgaat als de substantie ervan, in de avatâra, de god die de vorm van de mens aannam en zo bevrijdde, in kâla als de doener die alles beweegt, schiep en conditioneerde en in dharma, de norm van de noodzaak van de gerechtigheid van God die de oorzaak vormt van de vroomheid en de vrome persoon van kennis. Zo ook is dan filognostisch ook niet zonder meer gezegd dat (normatief) enkel de religie ofwel het dharma leidt tot de wetenschap van de spirituele persoon, aangezien omgekeerd de purusha ofwel de (oorspronkelijke) persoon van kennis er zelf ook weer de oorzaak van is volgens de illusie van de (substantieve) causaliteit die we hier dan lineair aanhouden. Zo ook is de avatâra er telkens weer opnieuw als een boom van kennis waaraan (formatief), zoals vanaf de index-pagina van de site, alle filosofie, spritualiteit en religie met Hem als de stam en kern ontspruit, en is er ook het onpersoonlijke van de spiritualiteit in relatie tot de tijdfactor kâla die, zoals aangewend in de op zichzelf staande artikelen van deze site, de (constructieve) oorzaak van het intuïtieve leren vormt. Een markant voorbeeld vormt het, in dit geval meer symbolisch, letterlijk terugredeneren naar wat voor anderen een begin is, van de renaissance schilder, uitvinder en wetenschapper Leonardo da Vinci (1542-1519). Hij, steeds uit principe het esthetische en intellectuele inventief combinerend, was gewoon, net als sommige oosterse culturen, zijn boeken, zinnen en woorden van achteren naar voren te schrijven en te lezen, waarmee hij op zich natuurlijk nog niet het dubbele van het dubbelzinnige van de vier causale redeneringen te pakken had. Een ander voorbeeld zie je in films die soms bij de ontknoping beginnen, met flash backs, en dubbele verhaallijnen werken of dwars door elkaar heen gesneden zijn qua episoden als betrof het, zoals in de film Memento van Christopher Nolan uit 2000, iemand met een korte termijn geheugenstoornis die de orde van de tijd zelfs helemaal niet meer kent.

 

Inhoud van deel I: de feitelijkheid

De eerste van de drie basisdualiteiten van de filognosie betreft de rationele methode versus de empirische wetenschap om de feitelijkheid van het leven het hoofd te bieden. Men spreekt wel van de methodische wetenschap: eerst orde op zaken stellen en dan ermee empirisch verantwoord aan de slag gaan. In deze afdeling is het agnosticisme sterker vertegenwoordigd dan het gnostische element. Met de rede en met ervaringsgegevens uit de empirie komen we hierin geleidelijk tot een grondhouding en basisstructuur die een meer naar de principes ingericht spiritueel leven en een beter van de persoon bewuste samenleving mogelijk maakt. De agnostische grondhouding van openstaan en neutraal dan wel sceptisch blijven, zoals modern uitgedragen door de biologen T. H. Huxley (1825-18-95), Charles Darwin (1809-1882) en de filosoof Bertrand Russell (1872-1970) kan, evenzo loffelijk als ze als de andere zienswijzen is in haar dienstbaarheid, min of meer als een voorwaarde worden beschouwd om tot wezenlijke, filognostische, kennis ofwel kennis van het geheel te komen. Het was ook Plato (428-347 B.C.) die als een van de eersten der griekse filosofen zich bij monde van Socrates (470-399 B.C.) in zijn bekentenis tot dit principe van de wetenschap in zijn geschrift De verdediging van Socrates liet ontvallen dat hij alleen zeker wist dat hij niet wist. Het was die eerlijkheid die Socrates als een vroege Christus van de filosofie de gifbeker opleverde omdat hij, tot het bederf van het respect van de jeugd, ermee aantoonde dat de zittende macht, ondanks de pretenties, eigenlijk ook niet echt weet had, en dus minder wijs was dan hij die dat wel wist.

 

Inhoud sectie 1a: de methode.

De methode bestaat dus allereerst uit de beginselverklaring zoals op de pagina hiervoor beschreven waarin we kennis maken met de twijfel, de indeling, de complexiteit en de volledigheid als principes van systematisch werken.

 
  Direct daarop kwamen we dan op basis van onze uitgangsstelling dat we ons prima kunnen redden uitgaande van het vedisch begrip van orde, aan de indeling van deze site toe, waarvan deze laatste paragrafen onderdeel uitmaken en op de onderdelen waarvan die methode dan later wordt losgelaten. Met de methode moeten we een actieplan opstellen om zo goed mogelijk alle aspecten van ons probleem - hoe onszelf verantwoord en dus duurzaam met de ether op de agenda te zetten - te onderzoeken. Na dit helder te hebben gekregen moeten we methodisch gezien ook de dialectiek aan de orde stellen. De dialectiek van het vraag en antwoordspel om de kennis tot leven te wekken is namelijk niet enkel een fundamenteel beginsel van de filosofie zoals we dat van Socrates en Plato kennen, maar ook een fundamenteel vedisch beginsel van vraag en antwoord in relatie tot het geestelijk gezag. In de Bhagavad Gîtâ (10: 32) stelt Vyâsa bij monde van Heer Krishna dat het wat hem betreft om de identificatie van Hem met de dialectiek van alle argumentatie gaat. Simpel gezegd is wat hem betreft met een socratisch verantwoord vraag- en antwoordspel de persoon gerespecteerd. Ook de hele Bhâgavata Purâna, de Krishna-bijbel van de Hindoes, ook wel het S'rîmâd Bhâgavatam genaamd (en verder hier met met S.B. aangeduid), bestaat uit een raamvertelling in een dialectische presentatie. Minder monologen, meer gesprek is de heilige boodschap. Om dit dan voorop te stellen in de presentatie van een site die, in het beantwoorden aan een algemene roep om kennis, onvermijdelijk steeds weer tot monologen en colleges neigt, stellen we daartoe een aantal brieven aan de orde die, al dan niet zelf-geëntameerd als een email-uitwisseling, geschreven werden in reactie op de internet-presentatie van deze kennis. De kennis op deze site is mede tot stand gekomen in reactie op wat via het internet werd aangekaart. Vandaar dat soms acute thema's als aids en wat er in de bioscoop draait of er politiek gaande is de voorkeur genieten boven meer academisch aangewezen thema's.

   Daarna volgt een pagina die concreet de meest voor de hand liggende vragen en antwoorden wat betreft de orde van de tijd als een spel van sociale interactie op een rijtje zet, een spel waarmee we de persoon in zijn verschillende posities in het leven kunnen respecteren (zie ook de GameWiki ervoor). Daarnaast is er op de site ook een pagina met vacatures waar verschillende suggesties voor het doen van vrijwilligers-arbeid worden gedaan om zelf ook van dienst te zijn met de filognosie.

  Als direct uitvloeisel van die, klassiek begrepen, dialectiek moet dan ook ter complementering van deze eerste sectie van de site de sociale definitie aan de orde worden gesteld. Wat heeft alle kennis hier bijeen gezet voor een zin als we de medemens er niet effectief mee tegemoet kunnen treden? Daarom een bewuste overweging op dit punt in een pagina apart gewijd aan wat we nu eigenlijk onder sociaal zijn verstaan.

   De inhoud van de Orde van de Tijd in culturele zin staat in algemene termen samengevat in deze en de overige inleidingen bij de verschillende secties. Voor ieder is er een synopsis op een pagina waar in zes dialogen de belangrijkste inhoudelijke conclusies ter herinnering nog eens duidelijk worden opgesomd. Voor een snel inlezen in de materie kan men het beste op dit 'niveau een' beginnen met het lezen van deze stukken om pas daarna afzonderlijke artikelen te gaan lezen. De inleidingen hebben vanzelf een meer algemeen karakter en bieden ter voorbereiding van de specifieke studies per hoofdstuk een bredere referentie wat betreft bestaande en historische maatschappelijke opvattingen en personen. De site zelf werd min of meer intuïtief geleidelijk aan vanuit de verschillende secties tegelijkertijd opgebouwd, als het ware geleidelijk aan uitgebeiteld, en kan zo ook geleidelijk aan gelezen worden, ongeveer zoals men voorzichtig in een heet bad gaat zitten.


Relevante links:

- Quantum Aether dynamics Institute by Jim D, Bourassa: the present day revival in modern physics concerning the ancient ether. This site presents the Aether Physics Model as the third great breakthrough in science after Dalton's Atomic-theory and Einstein's Relativity Theory.

- Modern Theories of the Ancient Aether : a collection of articles by maountain man graphics site.

- Anti-relativity.com: A careful examination of experimental evidence for and against special relativity.

- The Neutral Center and the Aether Spectrum: This file describes a long standing view of how aether creates and sustains all matter and energy manifestations.

- Zero-point energy: het winnen van energie uit de ether met apparaten. De moeilijkheden van wetenschappelijke vooruitgnang.zie in dit verband ook: Equinox: It runs on water.

- Rethinking Relativity: by Tom Bethel: 'the speed with which the force of gravity propagates must be at least twenty billion times faster than the speed of light'.

- Gary Novak, The Truth about Relativity: 'Relativity is religion, not science. Physicists admit there is no logic to it. No logic; no science.'

- Ivrvin Laszlo: grondlegger van de Club van Budapest schreef in zijn boek Science and the Akashic Field: An Integral Theory of Everything (2004) over een veld van informatie als zijnde de substatie van de kosmos. Gebruik makend van de sanskriet en vedishe term voor "ruimte", akasha, noemt hij dit informatieveld de "Akashic field" of het "A-field"(zie ook videospeech).

- Carel van der Togt (site): Stellar Aberration and the Unjustified Denial of Ether (Pdf)

- Neutrinos Prove Einstein Wrong: 'this proved relativity wrong, because the neutrinos could change into other types while traveling at the speed of light.'

- Yuri M. Galaev, Two papers (pdf) on ethereal wind and ether drift.

- Tom Van Flandern: The Speed of Gravity &endash; What the Experiments Say: Physics Letters A 250:1-11 (1998) This article states: 'Recognition of a faster-than-lightspeed propagation of gravity, as indicated by all existing experimental evidence, may be the key to taking conventional physics to the next plateau.'

- Albert Einstein: Zur Elektrodynamik bewegter Körper, Analen der Physik 17 30 june, 1905 (pdf-file). English: On the Electrodynamics of moving bodies.

- Albert Einstein: Relativity: The Special and General Theory, Einstein's own popular translation of the physics that shaped our "truths" of space and time.

- Albert Einstein: Space-Time - his article for the Encyclopedia Brittanica in 1926

- (anonymous) Imminent falsification of Special Relativity? Article at ZPenergy.com.

- C-ship: Relativistic ray traced images: relativistic site about the Lorentz-contradiction and the dilation of time.

- Does Time Fly? Critical article on relativity and time in general by Antti Roine, January 15 - December 10, 2005, published in hypography science forums.

- Hafele & Keating Tests; Did They Prove Anything?

- Harry Collins: What's wrong with relativism? (April 1998) - Physics World - PhysicsWeb

- Laughing at the emperor: An education in theoretical physics today is an obstacle to thought outside the box.

- M. Consoli and E. Costanzo, The motion of the Solar System and the Michelson-Morley experiment (pdf-file, 26 Nov. 2003).

- Michaelson and Morley: On the Relativity Motion of the Earth and the Luminiferous Ether. American Journal of Science. Pdf-file of the 1887 paper presenting the results of the Interferometer experiment.

- The ether rediscovered!An article that resurrects the Michaelson-Morley and others, interferometer experiments. It mentions Consoli and is also suggesting that Einstein nicked Lorentz's theory. New Scientist Magazine April 2005.

- Relativity Challenge: Reveals mathematical mistakes in Einstein's Special Relativity equations. It also presents the theory of Complete and Incomplete Coordinate Systems.

- Relativity in islam: site claiming that the Quran has defined the speed of light, time dilation, black holes and wormholes.

- Paul Davies: the website of the australian astrobiologist claiming the light speed would have decreased in our cosmic history.

- Wikipedia on the Michaelson-Morley experiment.

- Physics - On Absolute Space (Aether, Ether, Akasa) and its Properties as an Infinite Eternal Continuous Wave Medium.

- Aether Theories - Collation of Modern Scientific Theories of the Ancient Aether

- FAQ on the Aether

- R.F. Norgan: Einstein was wrong: the Aether Theory argument

- Alfred Evert Ether Physisc and Philosophy: an alternative view considering evrything a transmutaion of the one original element of the ether.

- Vortical Dynamics: ether - page on an alternative view of vortexing ether explaing why there is no effect measurable in the lightspeed and cyclic time is essential to it.

- James Medeo, A dynamic and substansive cosmological ether (pdf).

- Prof. Fred L. Wilson (Rochester Institute of Technology ) Science and Human Value: Aristotle. Page at Windows to the Universe, describing the inference of ether as known from Aristotle.

-  Aristotle- on the soul

- Matter is made of waves: site voortbouwend op het begrip van de bestaande ether.  

- Space-time verbuiging bewezen: een recent artikel door Anushka Asthana en David Smith, Zondag 15 April, 2007 in the The Observer.

Off-line:

- M. Consoli, E. Costanzo: From classical to modern ether-drift experiments: the narrow window for a preferred frame. Physics Letters A, Volume 333, Issues 5-6, 13 December 2004, Pages 355-363.)

- Einstein's 1912 Manuscript on the Special Theory of Relativity.

- Ludwik Kostro: Einstein and the Ether: Although Einstein is widely credited with abolishing the ether concept, he actually introduced a new relativistic ether in 1916, developing the idea in his later works.

- Artikelen uit de dagbladen:

- Sneller dan de Lichtsnelheid: Artikel over Daniel Gauthier door Anouck Vrouwe 29-10-'05, Algemeen Dagblad.

- Een tegenwind steekt op voor Einstein. Een artikel door Martijn van Calmthout over Maurizio Consoli en het experiment in Düsseldorf. Volkskrant, 6-08-2005.-

- Albert Einstein gaf de natuurkunde in 1905 met de beroemde formule E=M.C2 een geheel nieuw fundament. Maarten van Rossem naar aanleiding van het Einsteinjaar 2005. 7-1-2005, Het Parool.

- Lichtsnelheid. Prof. dr. C. Dullemond preciseert het argument van de koppeling van de lichtsnelheid aan de fijnstructuurconstante. 24-08-2002, NRC-handelsblad.

- Albert Uiteraard (Gerectificeerd): artikel van Martijn van Calmthout met een overzicht van Einstein's leven en zijn ontdekking van de relativiteits-theorie. 22-1-2005 de Volkskrant.

- Wat was de vraag ook al weer? Martijn van Calmthout schrijft 11-06-05 in de Volkskrant over de moderne fysica die de weg in feite kwijt is.

- Een grote bek tegen Einstein en de rest. Een artikel door Martijn van Calmthout over de strijd van de natuurkundige João Magueijo tegen de lichsnelheids-mythe. Volkskrant, 17-5-2003.

- (Dutch) Vincent Icke - Niks Relatief: Het verhaal van een gelovige die probeert nogmaals de theorie van Einstein uit te leggen. Gepresenteerd in korte bondige taal en even zovele formules. Uitgeverij Contact dec 2005.

 

Bij de afbeeldingen:

- De twee halve foto's zijn van Albert Einstein met een vraagteken en uitroepteken: Einstein min of meer duidelijk in zijn mathematische formuleringen, maar de vraag met de onderzoeksgegevens.

- 'A Philosophers Lesson' ca 1766 Olieverf. Het schilderij stelt voor de les van de filosoof die zich steeds betrekt op de waarheid van het meetbare universum en de tijd ervan. Het is van de engelsman Wright of Derby (Joseph Wright), 1734-1797 (zie verdere beschouwing).

- De Vishnu tussen de planeten staat voor de relatie tussen het vedisch gezichtspunt en het moderne begrip van een drievoudige relativistische ether.

- Het balletje in het net stelt de aarde voor die een kromming geeft in de tijdruimte; de aarde staat dus ook onder invloed van de oer-ether.

- De collage eronder laat Ptolemeus van het geocentrisch denken zien, links, met Galileo Galilei rechts die het heliocentrisch denken bracht, en in het midden Vishnu, de Hindoe-godheid die men ziet als Vâsudeva, de god van de sterrenhemel, met de cakra, de orde van de cyclische tijd als een van Zijn wapens. Otolemeus verwijst er al naar, Galilei vond in Zijn waarheid zijn steun en Vishnu zelf staat voor de klassieke waarheid van het galactocentrisch denken.

- De werveling is een foto van een sterrenstelsel in de kosmische ruimte.

- De twee plaatjes van de wijze stellen voor Vyâsadeva, de Heer der Filosofie, die eerst samen met de schrijver dezes het gnostisch kruis op zich neemt: de last van een bewuste bekentenis van een zekere orde van de tijd, met vervolgens Vyâsa met het Cakra-symbool dat de orde van de tijd en de zes verschillende gezichtspunten van de filognosie voorstelt als het resultaat van de gevonden orde.

- De eerste buste is van Aristoteles, de tweede is die van Socrates.

- De foto eronder laat Swami Prabhupâda, de prediker van het vaishnavisme, de vishnu-orde, in het Westen, zien in gesprek met godsbroeders uit India.

 

 
Bestel het boek De Ether Bestaat!






 

 

                    

 
 

 

           



 

 

 

  

 

Site Info | Site Index | Beginselverklaring | Discussies | FAQ | Vacatures | Vrienden / Gasten