musicbutton

 


VEDISCHE GESCHRIFTEN

 



Een Lied van Geluk

- Een moderne Gîtâ -




 



 HOOFDSTUK 16

Over de verlichte en de onverlichte ziel


(1-3) De man van het geluk zei: 'Als men onbevreesd is, van een goede inborst, volhardend in de kennis van het zich verenigen in het bewustzijn, mededogend, van ophouden weet, liefdadig, studieus, matig en eenvoudig; als men geweldloos is, waarheidlievend, vrij van woede, verzaakt, vreedzaam, goedgunstig, allen genadig, niet bezitterig, zachtaardig, bescheiden en vastberaden; als men ijverig is, vergevingsgezind, standvastig, rein, zonder afgunst en niet belust op de eer, heeft men de kwaliteiten die eigen zijn aan iemand die zijn leven in het goddelijke heeft gevonden. (4) Misleiding, arrogantie, verraderlijkheid, woede en zeker ook geweld en onwetendheid, zijn de kwaliteiten van degene die zijn leven vond in de onverlichte staat, o zoon van Elles. (5) De goddelijke kenmerken zijn er om te bevrijden uit de gebondenheid, terwijl de kwaliteiten van het onverlichte daarentegen het resultaat zijn van de gebondenheid. Maar maak je geen zorgen, o zoon van Gwen, jij hebt immers een leven in het goddelijke gevonden.

(6)
Er zijn twee soorten geconditioneerde wezens in deze wereld: zij die verlicht zijn en zij die onverlicht zijn. Ik had het al uitvoerig over de zielen van God; verneem nu enkel van mij over de degenen die bezeten zijn van de materie, o zoon van Elles. (7) Zij die van de duisternis zijn weten niet hoe ze vooruit moeten komen in het leven, noch weten ze van ophouden; ze missen de integriteit en zuiverheid, weten niet hoe ze zich moeten gedragen en zitten vol met leugens. (8) Het bij het verkeerde eind hebbend zeggen ze dat het zichtbare universum geen heerser kent of een fundament heeft, dat het zonder een voorafgaande oorzaak uit zichzelf tevoorschijn kwam en dat er buiten de lust geen andere oorzaak te vinden is. (9) Met het aanhangen van deze levensvisie zichzelf verloren hebbend, tieren met de onverstandigen de minder gunstige activiteiten welig die tot de vernietiging van de wereld leiden. (10) Vertrouwend op lusten die niet te bevredigen zijn en zichzelf voor de gek houdend met snoeverij en aanzien, geven ze, aan de leiband der illusie, de voorkeur aan het tijdelijke van materiële zaken en gedijen ze in toewijding tot het onzuivere. (11-12) Aan hun angsten en zorgen komt geen einde, en tot de dood erop volgt stellen ze hun vertrouwen in het behagen van hun zintuigen als het hoogste levensdoel. Verstrikt in een netwerk van talloze verwachtingen zijn ze, wellustig en kwaad om hun zinnen en seksuele voorkeuren bot te vieren, van zins om met die mentaliteit weelde te vergaren op een oneerlijke manier. (13-15) 'Vandaag behaalde ik deze overwinning en dat en dat zal ik ook nog wel voor elkaar krijgen; dit is zoals ik het wil, dat is mijn bezit en morgen zal ik er nog meer van hebben. Die tegenstander heb ik de pas afgesneden en de anderen krijg ik er ook nog wel onder. Ik ben degene die het hier voor het zeggen heeft. Ik ben degene die het mag genieten, er mankeert niets aan wat ik doe, ik ben de geluksvogel aan de macht. Mij gaat het voor de wind en ik ben degene die in goed gezelschap verkeert, ik heb het allemaal aan mezelf te danken, en de anderen hebben het nakijken allemaal. Ik ben degene die hier de offers brengt en aan liefdadigheid doet, mij is het fortuin allemaal vergund'; dit is hoe ze het in hun onbenul verkeerd voor ogen hebben. (16) Aldus geplaagd door talloze zorgen met hun hoofd niet meer helder, zijn ze gevangen in een poel van illusies en belanden ze, verslaafd aan hun zinsbevrediging, in een hel van mistroostigheid. (17) Ingebeeld en star wat betreft hun weelde en status, gaan ze, diep in de waan verkerend, over tot zogenaamde offers waar ze prat op gaan, zonder acht te slaan op regels en voorschriften. (18) Materieel zich vereenzelvigend, ijdel, manipulatief, verwoed en wellustig, vervallen ze er vol afgunst in mij belachelijk te maken, ik die zich zowel in hun harten ophoudt als in de harten van anderen. (19) De laagsten der mensheid, die dermate jaloers en bedrieglijk zijn, worden door mij keer op keer teruggeworpen in de oceaan der materie om ten ongunste een nieuw leven te vinden in de schoten van twijfelachtige moeders. (20) Zij die zo dom zijn, en telkens weer een nieuw leven krijgen vol duisternis, stevenen, op die manier mij nooit bereikend o zoon van Elles, af op de verschrikkelijkste bestemmingen. (21) Lust, woede en hebzucht vormen in deze zelfvernietiging de drie poorten naar de hel, en om die reden moet men zich van hen losmaken. (22) Vrijgekomen van deze hellepoorten heeft een persoon achting voor de ziel o zoon van Elles en, daarmee gezegend, de hoogste bestemming voor ogen.

(23)
Een ieder die afziet van de regulerende beginselen3 zoals die zijn vastgelegd in de geschriften zal, naar eigen goeddunken handelend, nimmer de volmaaktheid, het geluk of het doel van de transcendentie bereiken. (24) Aldus bezien zijn het de geschriften die voor jou de standaard vormen om uit te maken wat wel en wat niet je plicht zou zijn; met de regelingen zoals ze zijn uitgeduid in de geschriften behoor je te weten wat het werk is dat je in deze wereld te verrichten hebt.'


 
         

Bestel het boek: 'Een Lied van geluk - Een moderne Gîtâ' 



   


 2007 © Aadhar, Enschede
Commercieel gebruik vereist toestemming