musicbutton

 

 

POLITIEK

 

 

 
Rationalisme, pragmatisme, humanisme; hoe verhoudt dat zich, wat is de methode om op een regering uit te komen die enerzijds stabiel is en anderzijds nog steeds van respect is voor de dynamiek van onze persoonlijke ontwikkeling? Wie zou ons moeten vertegenwoordigen, wat is de toekomst van politieke partijen en hoe moet de valsheid van welk systeem dan ook worden bevochten op de eerste plaats? Wat heeft God ermee te maken en hoe zouden we een ieder moeten betrekken in onze maatschappelijke orde? Al deze vragen worden beantwoord in deze open brief over waar we ons over zouden moeten bekommeren wat betreft het regelmatige verschijnsel van democratische verkiezingen.

 

Inhoud:

Inleiding

Vooroefeningen

Een methodische aanpak

Twijfel

Indeling

Het bestrijden van de valsheid.

Een ieder erbij inbegrijpen

Een wettelijk gevolg

 

Bestudeer ook het politiek Programma:

Een Doelbewust Mensenrechten Identiteits Bestuur


 

 

door R.M.

 

 

Inleiding

Beste medegelovigen, leden van het Koninklijk Huis en ministers van de regering; beste ambtenaren van discussie en handhaving, beste instandhouders van de openbare orde; aanvaardt alstublieft mijn respect voor allen in dienst van God en de Staat.

Ik ontving een officieel verzoek (April 2002, voor de gemeenteraad) om uitdrukking te geven aan mijn mening over de orde van de staat. Wie zou ik mij wensen als mijn officiële vertegenwoordiger, in welke politieke partij stel ik mijn vertrouwen? Dit vroeg men mij in verband met de democratische verkiezingen. Ik als burger zou verschuldigd zijn, de plicht hebben mijn motief van politieke voorkeur tot uitdrukking te brengen. Ik heb bij te dragen tot de orde van de Staat. Aangezien de Staat mij als burger in stand houdt en beschermt, ben ik een bekentenis schuldig, moet ik een keuze maken, mijn standpunt bepalen, de zaken op een rij zetten, mijn overtuiging onder woorden brengen, mijn wetenschap voorstellen, mijn manier van denken verdedigen, mijn idee van orde verkondigen. Dit argument onderkennend zal ik mijn zaak uiteenzetten, en dat doe ik niet voor het eerst. Ik zal dit zelfs herhalen zo vaak als dat maar gewenst is.

 

Vooroefeningen

De democratische verkiezingen zijn het onderwerp. Dus, als een verantwoordelijk wetenschapper, een gedragswetenschapper in mijn geval, zal ik mijn plicht doen. Allereerst om klaarheid te verschaffen over mijn filosofisch standpunt, moet ik zeggen dat ik, wetenschappelijk, een overtuigde rationalist ben op de eerste plaats. Ik geloof dat de rede de manier is om de oorspronkelijke persoon van God in de mens op te wekken. Rationalisme is in dezen met mij alleen betekenisvol met het omarmen van het godsbegrip. Ratio, het afwegen van de relatieve omvang van twee hoeveelheden, plus God, het Opperwezen, is rede terwijl ratio minus God een geestelijke afwijking is. De rede is het tegengestelde van de geestesziekte; we zeggen dat we gek geworden zijn als we de - polderende - rede opgegeven hebben. Humanisme verwerp ik als zijnde niet volledig genoeg, het is een al te vaag begrip van tolerantie dat even zo goed leidt tot het goede van de mens als tot de instelling van de menselijke dwaasheid en onwetendheid. Ratio verhoudt zich tot de rede zoals het menselijke zich verhoudt tot het goddelijke. De rede en niet het menselijke is de weg om uit te komen op de oorspronkelijke bedoeling van de authentieke persoon van God, hetgeen ik als uitgangsstelling gebruik voor mijn verdediging. Het menselijke is van de categorie van de ratio, het afwegen van tegendelen, rede is van de categorie van het goddelijke: een resultaat van wijsheid of de som van onze ervaring. Derhalve veroorloof ik het mij het humanistisch begrip terug te brengen tot het begrip van de ratio; de humanist vermag te speculeren over zijn uiteindelijke goddelijkheid, maar ik vertrouw op de uitkomst van de rede. In feite vormt de rede het bewijs van de goddelijkheid waarbij we de menselijkheid voor lief nemen. De angst waar ik over spreek betreft de valse notie dat de goddelijkheid van enige afhankelijk van de wereld zou zijn. God is gelukkig in Zijn hemel en is niet verplicht tot het aardse. We mogen Hem wel of niet benaderen, dat is de werkelijkheid. Wat ik wil is het bewijs van God en de rede is van alle wonderen en magie van het goddelijke mijn uiteindelijke doel. Zodoende verdedig ik mijzelf als een rationalist met respect voor het godsbegrip strevend naar het onomstotelijk bewijs van de rede, niet naar een onomstotelijk (menselijk) bewijs van de goddelijkheid daar het materieel bewijs van de hemel altijd vals of illusoir is. Het enige betrouwbare bewijs van goddelijkheid is de rede en niets anders. Van de rede hebben we de goedheid, het respect, de vrede en het behoren. Van vervalsingen hebben we de duisternis, het ongeloof, de verdrukking, de opstandigheid, de oorlog en de armoede. Als men stelt dat de bedoeling van het humanisme de rede zou zijn, waarin verschilt zij dan van het rationalisme? Met het juiste doel voor ogen is het probleem van het dualisme aldus opgelost en is alle rationalisme en humanisme met een andere bedoeling vals, neen zelfs een neurotische defensiestrategie te noemen die leidt tot instabiele compensaties, hetgeen men ook wel misbruik van de goedheid en het geloof noemt.

Het tweede paradigmatisch punt van belang om mijn standpunt over moderne democratische verkiezingen te verduidelijken is die van het pragmatisme: dat praktische consequenties het criterium van kennis, betekenis en waarde vormen. Iets, een bepaalde redenering, een bepaalde strategie zou een praktische waarde moeten hebben. Als het niet werkt is het niet waar en moet het worden veroordeeld als escapisme of een gebrek aan verantwoordelijkheid. Ik ben in dusverre een pragmatist dat ik geloof in de praktische consequentie van de rede, het misbruiken van dit argument voor een praktische uitkomst van materiële baten verwerp ik op precies dezelfde manier als ik de praktische uitkomst van de goddelijkheid verwerp in een humanisme zonder de rede. De rede vormt de wetenschap van het uitbalanceren van het belang van de hemel en de aarde met het rationalisme als de dienaar en als zodanig beschouw ik het pragmatisme als het tegenwicht van het humanisme. Ieder van hen is, hoewel een onvermijdelijke werkelijkheid in zichzelf, een onbalans van eenzijdigheid die op zichzelf vervreemd is van de doelstelling van de rede; van die eenzijdigheid raakten we opgezadeld met valse predikingen in de religie en vals kapitaal zonder sociale verantwoordelijkheid. Rationalisme is de manier om de dualiteit van het materieel misbruik van het pragmatisch argument en de vervalsing van het godsbegrip in het humanisme het hoofd te bieden. Tot zover de vooroefeningen voor mijn argument.

 

Een Methodische Aanpak

Ter verdediging van de rede als een doel op zich, als de uiteindelijke bedoeling in het verdedigen van de oorspronkelijke persoon, als het waarachtig bewijs van goddelijkheid en de enige juiste praktische uitkomst om ons te verzekeren van vrede, voorspoed en gelijkheid, zal ik derhalve het absolute, d.w.z. op de ziel gerichte van een redenering opzetten wat betreft het fenomeen van democratische verkiezingen in navolging van de methode van het rationalisme. Hiervoor moet ik mij bekennen tot mijn meest belangrijke voorloper in dezen, namelijk de franse filosoof René Descartes. Naar het argument hierboven opgezet is hij naar mijn mening de vader van de moderne wetenschappelijke methode en haar uitkomst van bezield zijn en zelfverwerkelijking in het menselijke enerzijds en van wetenschappelijke macht en beheersing door pragmatisch ondernemen en verdedigen anderzijds. Descartes formuleerde de methode als volgt: ten eerste is er onzekerheid met een methodische twijfel, dan is er indeling, dan is er het toewijzen van een definitief begrip van orde om de complexiteit het hoofd te bieden zo dat ten slotte het volledige van de werkelijkheid erbij is inbegrepen [zie ook de beginselverklaring]. Dit zou vanuit het oogpunt van een rationalist bezien zo ongeveer de manier zijn om tot een juiste regering te komen hetgeen de kwestie schijnt te zijn met de vraag om de stem van het volk.

 

Twijfel

Dus allereerst de twijfel. Onzekerheid is niet leuk, kan een geestesziekte zijn en erin vastgelopen kan het tot een ernstige ontregeling leiden. Maar deze oefening is voor de toegewijden, niet voor hen die zonder toewijding zijn en feitelijk alleen maar uit zijn op misbruik en hun persoonlijk voordeel. Voor hen die van God zijn is het altijd goed zich af te vragen wat het juiste verband is en wat de juiste referentie is om niet te vervallen in valse absolutismen. Voor hen zou onzekerheid de aangewezen weg naar de vrijheid en de bevrijding in zelfrealisatie betekenen. Voor hen die zonder toewijding zijn zijn valse poneringen zeker het doel en het belang en is aldus twijfel een kwellend onderdeel van hun onvermijdelijke psychologische werkelijkheid van verdringing en ontkenning. Dus is zedig bezien het bestrijden van de noodzakelijke twijfel een vijand van onze vrijheid. Wij moeten voor het heil van God en onze bescheidenheid de twijfel beoefenen, biddend dat we de bevrijding in waarheid ermee mogen vinden. In dienst van de waarheid moet ik terwille van deze aanzet van de twijfel derhalve vraagtekens plaatsen bij het idee van democratische verkiezingen.

Ten eerste, pragmatisch, waarom zouden we voor een regering kiezen als we er al een hebben? Een eenvoudige vraag, maar zeer waar, bewijzend dat we klaarblijkelijk het ons niet kunnen veroorloven zeker te zijn over welke zittende regering dan ook. Het zou deze rede ketterij zijn te stellen dat we geen verkiezingen nodig zouden hebben. Maar dat is niet alles. Dit argument is alleen geldig voor een regering die van God is, die zich niet heeft afgescheiden van de religie of de bewuste oefening van respect voor de overgeleverde wijsheid vastgelegd in de geschriften. Een staat gescheiden van de bekentenis tot een godsbegrip, helpt dit argument om zeep; een staat aldus opgezet zou dan enkel maar vals gezag uitoefenen in ontkenning van tradities met en personen van de klassieke wijsheid. Immers zonder een godsbegrip kan er geen verplichting tot een keuze zijn; men zou dan mensen dwingen tot vertwijfeling. Geen 'noblesse', geen 'oblige'. Vrije verkiezingen hebben met een 'waardevrije' regering kan alleen maar uitkomen op een hypocriete poging om bevestiging te vinden bij de ontevredenen, in een gespleten toestand van het haten van hen die men tracht te verwelkomen, hetgeen zowel filosofisch als gedragsmatig een onaanvaardbare praktijk is. In de praktijk zal die manier van doen de interesse van de mensen in vrije verkiezingen te niet doen zodat in werkelijkheid met minder dan vijftig procent stemmers van het electoraat de verkiezing ongeldig moet worden verklaard ten gunste van de zittende regering. Het is alleen maar democratisch als de wil van de meerderheid wordt gerespecteerd. Als men stemt voor tevredenheid door niet mee te doen in de verkiezingen zou men - zou het de regering of het volk zijn - in overtreding zijn als men de meerderheid der stemmers voor de meerderheid van het volk zou houden. Zo bezien leidt het huidige systeem altijd, zelfs met een meerderheidsstem, tot een slechte regering van ontevreden achterdochtige ongelovigen, want men weet immers niet meer of de eventuele meerderheid logisch is afgedwongen. Gedwongen bekentenissen zijn niet rechtsgeldig. Zo kan men zien hoe democratie zonder een bewuste poging de klassieke wijsheid te respecteren leidt tot een dictatuur van mogelijk een minderheid die per definitie alleen maar met terreur en repressie kan regeren. Goddeloosheid is een ramp, vrijheid van religie is volwassenheid; de twee begrippen moet men niet door elkaar halen. Aangezien we tot nu toe nog niet een dergelijke dictatuur hebben (...), moet worden geconcludeerd dat we helemaal niet goddeloos zijn in ons regeren zodat de scheiding van kerk en staat denkbeeldig is. Zijn niet alle god-bewuste mensen van een religieuze achtergrond? Zagen we niet hoe de Prins van Oranje in de kerk trouwde in aanwezigheid van alle staatshoofden? Waar is die scheiding dan? Wie heeft die bekentenis uitgevonden die we niet praktiseren? Of is dat slechts een overblijfsel uit het verleden dat we liever zien verdwijnen zodat het werkelijke drama van de val in de dictatuur plaats kan vinden? Aldus is genoeg twijfel afgeroepen over de praktijk van de vrije verkiezingen die de pretentie ophouden waardevrij te zijn, hetgeen praktisch terstond moet worden opgegeven zo gauw de neergang zich werkelijk heeft ingezet; of is dat reeds het geval? Men kan afglijden zonder in staat te zijn zich ervan te herstellen als men eenvoudigweg lui is en te gemakkelijk in het bewaken van het belang van de ziel. Als we werkelijk god-bewust zouden zijn zouden we niet voorwenden los te staan van onze scholen van moreel onderricht. Het is psychologisch gesproken een neurotische oefening in een onvolwassen conflict over de macht van regeren. Zou het humanistische schaamte zijn, of pragmatisch bedrog of een andere filosofische dwaling van halve waarheden waarvan we geen afstand kunnen doen? Zijn we misschien gehecht aan onze boekenkasten in plaats van ons bewust te zijn van het gezag erover? Hebben we ooit onze studies afgerond, beste politici? En zou dat een aannemelijk bestuur vormen als we tekort schieten in onze kennis van zaken? Nogmaals genoeg, nu zijn we onzeker genoeg over verkiezingen en of we werkelijk waardevrij zijn of eigenlijk wel in staat tot op deze manier. Van het eerste deel van de methode kunnen we dus dit leren: het scheiden van kerk, synagoge, moskee en tempel van de staat is een oefening in gespletenheid die rationeel niet kan worden verdedigd zonder in onredelijkheid, ongeloof, neergang, disrespect en dictatuur te vervallen. We trekken dus de waardevrijheid in twijfel. De wortels kunnen niet worden ontkend, anders is de boom ontworteld. Zonder veel moeite kan van het gebod van de rede worden geconcludeerd dat voor welke verantwoordelijke regering ook, een of andere soort van religieus gebaseerde bekentenis tot een godsbegrip een absolute voorwaarde is. Tot zover de waarheid blootgelegd.

 

Indeling

Het volgende deel van de methode is dat van de indeling: we moeten het probleem der representatie in stukken verdelen om te kunnen komen tot een juiste beheersing van het probleem. Analytisch is de praktijk van het binden van mensen met politieke partijen makkelijk een dubbele binding: als men niet stemt neemt men geen verantwoordelijkheid en als men wel stemt draagt men zomaar bij tot de algemene onvrede hetgeen ook verwerpelijk is. Het verlangen van het ontevreden dwangmatig hunkeren naar een andere regering leidt tot waanzin. Wat moet de bevolking nu doen: tevreden zijn met de welvaart bereikt en onverantwoordelijk worden genoemd of zou ze moeten deelnemen aan de bewuste poging van mening te verschillen met elkaar, waarbij misschien wel een meerderheid de voorkeur geeft aan de 'verkeerde' partijen in oppositie? Dus kan men zich indenken dat gedragsmatig een hoop kwade en gekke mensen kunnen worden verwacht. Met de morele gespletenheid waren we reeds de neurose van een onzeker hypocriet Godsbegrip ingedreven. En nu dit. Het schizofrene van collectieve en individuele zelfdestructie is zo goed als zeker op deze manier. In ieder geval zeker is dat nimmer enige politieke fractie de wereld zal beheersen. Een volwassen politiek beweegt zich altijd in coalities. Maar dan komt men weer op hetzelfde argument uit als met de morele vraag: met het vormen van coalities wordt dezelfde realiteit en noodzaak van politieke partijen wederom een oefening in hypocrisie. Is het niet zo dat politici eveneens de belangen van politici dienen? Is het niet zo dat politici in politieke partijen eenvoudigweg de vertegenwoordiging van hun eigen belang verhullen? Zijn het niet de studenten, de werknemers, de clericalen, de intellectuelen, de teruggetrokkenen van middelbare leeftijd, de onthechte ouderen en zelfs de militairen die zich altijd op deze manier verdrongen voelen? Kleden de politici zich niet alsof ze zakenlieden zijn met het vrije ondernemen en belastingverlagingen als de hoofdpunten van hun politieke campagnes? Met deze twijfels is het niet moeilijk te onderkennen dat klaarblijkelijk we het er moeilijk mee hebben te komen tot een uitgebalanceerde vertegenwoordiging van het volksbelang. Noch naar de leeftijd, noch naar het beroep wordt men systematisch vertegenwoordigd. In plaats daarvan is de complicatie hiervan teruggebracht tot de vage filosofische uitgangspunten van een politiek populistische optie. Men probeert wat te doen aan het kiesstelsel, maar men plaatst niet de politieke partijen zelf op de tweede plaats ten opzichte van de volkse werkelijkheid van alle leeftijdsgroepen en beroepen. Politiek ego verdringt dus zo het recht dat vanuit de ziel een ieder moet worden gedaan.

Zo zijn ook de werkeloosheidscijfers en het ziekteverzuim een grote bron van zorg. En natuurlijk is iets wat niet bestaat een groot probleem. Met het eerste deel van onze methode zagen we namelijk dat politiek de God-bewuste persoon in principe niet gedekt wordt door het bestuur van de staat. Alzo is voor hen alle toegewijde activiteit - lees vrijwilligerswerk - werkeloosheid. Wel, toewijding, is altijd een probleem geweest voor de atheïst: het vormt een bedreiging voor het valse van de macht niet de Opperheer te zijn die een ieder werk verschaft daar men niet Zijn controle kan krijgen. Werkeloosheid bestaat niet als men het arbeidsbegrip herdefiniëert. Schriftuurlijk gezien heeft het zelfs nooit bestaan, aangezien de term zelf niet in de heilige boeken voorkomt - daarom worden ze ook heilig genoemd. Het betrekken van allerlei vrijwillige toegewijde activiteiten in het arbeidsbegrip maakt dat een basisinkomen voor iedere wereldburger een onvermijdelijke werkelijkheid wordt. In de welvaartslanden waar miljoenen van de sociale zekerheid en gezondheidszorg-gelden leven is het slechts een kwestie van respect, die toegewijde lieden niet lui of laf noemend, om te zien dat dit basisinkomen reeds de werkelijkheid is. Men heeft alleen maar de afgunst op te geven met, de valse vraag om een bewijs van geschiktheid en gezondheid voor een andere werkgever dan God. Het argument niet afgunstig te moeten zijn op het feit dat men niet voor iemand anders dan voor God kon werken, wordt weggewuifd als zijnde onpraktisch daar men, in feite, enkel schenkingen mag doen aan lieden die het verdienen, zo stellen de geschriften. Maar wie anders dan de persoon en zijn gekoesterde ego kan daar over oordelen? Men mag openlijke misdaad aanpakken, dat is alles wat men kan. Altijd heeft de helft van de bevolking gewerkt als een vrijwilliger, hoe men ook de statistieken naar gelang de politieke bedoeling bekijkt, en daarenboven, zou iedereen - en iedereen doet dat ook werkelijk - ten minste de helft van zijn tijd zo moeten zijn alleen maar om gezond te blijven.

Het lijdt geen twijfel dat met het bestrijden van de letterlijke ziekte, men in dezen de ziekte teweeg brengt. Aldus is onze stress gedefinieerd met ons materialisme en is het onvermijdelijk dat het ego van politieke partijen dat erbij hoort mettertijd zal verdwijnen naar de achtergrond van het hebben van vrije verenigingen van welke soort dan ook. Naar gerechtigheid mogen deze partijen dus nooit bloeien ten koste van de jongeren, de gehuwde jong-volwassenen, de teruggetrokkenen van middelbare leeftijd en de onthechte ouderen. Noch mogen ze, niet-discriminerend gesproken, floreren ten koste van de arbeiders, de ondernemers, het bestuur, de militairen en de politie zelf en het intellect, de priesters en de wijzen. Politieke partijen moeten onderkennen dat het ego uitgestuurd is met de opdracht het belang van de ziel te dienen als men eenmaal is genezen van de morele gespletenheid voorheen besproken. Op die manier kan zowel de natuurlijke opleving van de klassieke verdeling van de vroegere klassenmaatschappij worden herkend als ook de stratificatie overeenkomstig de leeftijd. Op zoek naar een juiste indeling in de vertegenwoordiging door de regering kan men niet ontkomen aan dit klassieke probleem van verdeling. Het almaar ontkennen dat het bestaat heeft geen zin. Er zouden, rationeel gesproken, met het onvermijdelijke van deze redenering acht formele partijen, of beter identificatiepunten, van discussie moeten zijn: de jeugdpartij, die van de jong-volwassenen, die van de middelbaren, die van de ouderen, die van de arbeid, die van het ondernemen, die van het intellect en die van het nobele bestuur. Deze twee maal vier is acht formele verdelingen van discussie die langs de twee dimensies van status en beroepsorëntatie dan samen zestien identiteitsgroepen opleveren, zouden, met hun mensen gerecruteerd uit allerlei verenigingen, discussieclubjes, partijen en instituties, hun belangen in het parlement moeten bespreken en aldus effectief moeten zijn energie noch geld verspillend aan futiele conflicten over het politieke ego. Zo zal men dan nooit opnieuw lijden onder de illusie dat enige partij ooit de heersende zal zijn met het hebben van een meerderheid. Dat zou dan bij de wet verboden zijn.

 

Het Bestrijden van de Valsheid

Het volgende probleem is dat van de orde. De complexiteit van de diverse formele partijen en hun materiële en spirituele belangen maakt ook een systeem van verkiezing nodig, een examen ter deelname, een sollicitatieprocedure of een lijn van erfopvolging van de een of andere soort die zich moet ontwikkelen uit het huidige systeem van vrije verkiezing. Als in de wet is vastgelegd voor welke soort van representatie men kan stemmen wordt ongetwijfeld een grotere stabiliteit van bestuur bereikt. Die stabiliteit zelf zou dan zelfs een probleem van kasten-identiteit kunnen worden waarin mensen ongerecht elkaar uitsluiten van privileges omdat ze tot een andere groep behoren. Ongelijkheid en discriminatie zijn dingen die terecht worden bestreden, maar het perspectief van persoonlijke emancipatie en overstijging moet men daarmee niet missen. Ten einde de vervalsing uit dit systeem van status-oriëntatie te houden moet er een notie bestaan van de complexiteit van mensen die uitstijgen boven en afdalen naar hun materiële belang. Men is ofwel meer betrokken bij de hogere functies van helpen, bespreken, het ontwikkelen van inzicht en het beheersen van het denken, ofwel meer met de lagere functies van het in goede banen leiden van de lusten, het lichaam, de materiële zaak en het socialiseren. Van het lagere naar het hogere zal men in verschillende graderingen een andere levensopvatting huldigen en een ander bewustzijn van orde hebben op de verschillende sporten van de ladder der zelfverwerkelijking. Uiteindelijk houden vrije verkiezingen in dat men moet kiezen voor zijn eigen zelfrealisatie, lotgenoten en de eigen levensopdracht; de eigen plicht vindend met de status-oriëntatiegroep waar men in- en weer uitgroeit. Dat is de ware betekenis van democratische verkiezingen. De groepen zijn in feite vastgelegd door de natuur, maar dat geldt niet voor de mensen. Dat is de oorspronkelijke betekenis van het hebben van een carrière of een nieuwe regering: er zou vertrouwen moeten bestaan in een natuurlijke evolutie door leeftijdsgroepen, niveaus van overstijging, graden van ervaring -van beginners, gevorderden en erkenden - en roepingen of beroepsgroepen. Die natuurlijke waarheid van leeftijden, soorten van dienst en niveaus en graden van betrokkenheid is absoluut en gefixeerd, maar het leven zelf is de dynamische ervaring ervan in sociale mobiliteit. Deze emancipatorische gedachte zou de volmaaktheid van het humanisme zijn en de uiteindelijke logica van alle pragmatiek.

De rationalistische optie is er alleen maar om de nuchtere realistische rede veilig te stellen aangaande het afwegen van belangen en het zichzelf vrijwaren van machtsillusies. Als de controle niet bij het ego ligt, maar in het wetenschappelijk begrepen, goed ingedeelde, belang van de ziel in het volledige van de spirituele en materiële werkelijkheid van de oorspronkelijke persoon die, jawel, zo dan van God moet zijn met de regels van het spel, moet een dergelijk uiteindelijk begrip van orde worden gewaardeerd als een oplossing om de dynamiek van een persoonlijk leven te respecteren in plaats van die te vrezen om zijn fixatie, vervalsing, en illusie van stabiliteit. Dat is het recht dat moet worden gedaan. Psychologisch zou dat het einde van de existentiële angst, de identiteitsverwarring en de hopeloosheid in relaties van gehechtheid betekenen. Met een overwegen van politieke partijen vreest men altijd voor het ego, terwijl met formele groepen van vertegenwoordiging men vrijgemaakt is in een leven dat waarlijk democratisch is in haar permissie voor allen om gelijkelijk deel te nemen.

 

Een Ieder er bij Inbegrijpen

Tot dusverre zagen we bij stap één de noodzaak van een God-bewuste benadering, vervolgens zagen we de natuurlijke werkelijkheid van alle mensen als deelnemers in één van de zestien formele status-oriëntatiegroepen. Ten derde zagen we het veiligstellen in overstijging in dat noodzakelijk is om de vervalsing te voorkomen van het zich identificeren met die status-oriëntatie, waarbij we het tijdsbegrip introduceerden in een persoonlijke dynamische evolutie door deze gefixeerde groepen heen. Ten slotte moeten we het probleem bespreken van het dekken van de samenleving in zijn geheel, neen, de gehele wereld hiermee. Een nieuwe wereldorde doemt op uit de digitale revolutie van informatie-uitwisseling en het multinationale van het ondernemen. De communicatievormen doen in enorme mate onze kennis van elkaar toenemen, maar het probleem van de moderne tijd, de vervreemding, is nog niet direct opgelost. We werpen immers met ons 'tolerante' materialisme, een schaduw van terrorisme sedert de zestiger jaren van de twintigste eeuw, daarbij even voorbijgaand aan de valse rebellie van een oorlogszuchtige Napoleon tegen de tradities van een roestige adel, de goddeloze en bloedrode repressie van Marx en de destructie van een zonetijd-freakout Hitler die nationale frustraties en europese koloniale apenstreken tegen onszelf afreageert. Dat is, zo is gebleken, de aard van de moderne tijd waarin het probleem van de moderne tijd eenvoudigweg de moderne tijd zelf is als een afreageren in adolescente oedipale rebellie tegen de onvermijdelijk conditionerende vader van de natuurlijke cyclische tijd.

Terugkerend naar een nuchtere visie op onze natuurlijke, persoonlijke en culturele werkelijkheid overeenkomstig wat hierboven en voorheen werd uitgestippeld, moeten we, ten einde zoveel mogelijk mensen te incorporeren als mogelijk is, zoals we reeds zagen, aanvaarden dat het herdefiniëren van het arbeidsbegrip de oplossing is voor de problemen van het ziekteverzuim en de werkeloosheid. De psychologie van de moderne tijd wordt heel gemakkelijk teruggedrongen tot de individuele verantwoordelijkheid van de burger door de regering het recht op een wettelijke tijdregeling te ontzeggen met het argument dat dat behoort tot het domein van de zelfverwerkelijking waarin men met een wettelijk tijdsvoorschrift zijn boekje te buiten gaat. Dit herdefiniëren omvat cultureel een respecteren van ieder zijn individuele manier van leven, dat zijn weerga in de geschiedenis van de mensheid niet kent. De ware bedoeling van de post-moderne deconstructie bestaat eruit die werkelijkheid te bereiken door het opgeven van alle valse politiek geïnspireerde, pragmatische of humanistische, en zelfs rationalistische, opleggingen enerzijds, terwijl men anderzijds zich gericht houdt op een meer natuurlijke verdeling en staatsorde. Een dergelijke hervorming is haalbaar, natuurlijk en realistisch. Men hoeft er slechts aandacht aan te besteden en het spontaan te zien gebeuren, onder voorbehoud dat een ieder zich van zijn plicht kwijt. Een ieder kan, zoals we dat zagen, te werk gaan en zijn vertegenwoordiging vinden op zijn eigen niveau van overstijging, ervaring en controle, wat zijn leeftijd of beroep ook moge zijn.

 

Een wettelijk gevolg

De voorwaarde van het incorporeren van een ieder maakt een morele norm noodzakelijk, een algemeen stel regels die van democratie en vrije verkiezingen niet een kwestie van politieke zorg maakt, maar een natuurlijke werkelijkheid. Men is dat fundamenteel en kan niet worden gedwongen tot een dergelijk systeem, men kan alleen maar ontwaken voor de actuele werkelijkheid ervan, zelf meer bewust ten gunste ervan werkend. De vereiste moraal, de regels van het spel, zijn in de grond de gemene deler van het belang van het vrij zijn van illusie, de liefde, de beloning en de sociale kwaliteit die men in alle religies, politieke en filosofische oefeningen tegenkomt omtrent de definitie van menselijke waarden (zie het Filognostisch Manifest deel I van De Orde van de Tijd). Alleen met een moraal die ons verzekert van de kwaliteiten van het menselijk wezen in tolerantie voor zijn zwakheden kunnen de revoluties van het moderne integratiedenken (holisme!?) van de mensheid, het begrip van de ziel, de digitale communicatie, het lokale principe en de vrijheid van een persoonlijk tijdsbeheer (zie het Filognostisch Manifest deel II van De Orde van de Tijd) plaats vinden, neen worden herkend en bevorderd. De visie is gebaseerd op een ondubbelzinnig respect voor de tijd met het cyclische van het universum: door de natuurlijke orde van vadertje Tijd vinden we ons natuurlijke zelf niet langer vervreemd, noch in cultuur, noch in het zich verhouden tot onze grote materiële natuur met haar verwarrende geaardheden, onze oorspronkelijke moeder. Aangezien dit klassieke, traditionele en zelfs voorwereldlijke respect voor de tijd typisch verschillend van aard is in de verschillende religies en culturen, kan men om het afschaffen van wettelijke tijdregelingen niet heen als men tot een natuurlijke methode wil komen om een regering te vormen. Een wettelijk afgedwongen tijdregeling maakt van de politieke cultuur een religie van de standaardtijd die is opgelegd door de wet, hetgeen in tegenspraak is met de vrijheid - en zuiverheid - van religie zoals neergelegd in de grondwet, in de Koran die een 'zuivere', d.w.z. natuurlijke maan en zon in het tijdrespect voorstaat, in de Bhagavad Gîtâ die de persoon van God met de tijd van de zon en maan gelijk stelt, en met de Christelijke Bijbel die tijdmanipulaties in principe afwijst (zie Daniël 7.25 en het Onze Vader dat vraagt om een 'zo boven zo beneden' moraal). Met het eerbiedigen van deze waarheid en oplossen van dat probleem, kunnen we aldus weer de kinderen van God worden die we verondersteld werden te zijn in plaats van de kinderen van de vervalsende staat te zijn, en zo genezen van al onze politieke trauma's en dwangmatigheden.

De slotconclusie moet altijd zijn: bij de democratie is iedereen inbegrepen en de gewilde vrijheid wordt gevonden met de trouw, de bewuste keuze voor de goddelijke maar nuchtere visie en de aanvaarding van de natuurlijke werkelijkheid van onze biologische en culturele diversiteit. Dat is het ware van onze levens, dat we politiek vertegenwoordigd gekregen enerzijds, anderzijds als burgers steeds opnieuw weer kritisch moeten afwegen als we naar de stembus gaan; dat is het ware zoals dat altijd geweest is, en altijd ook zal zijn.

  

(voor het laatst herzien op 26-6-2006), R. M.