(these pages are
in the process of being translated from Dutch)
Pamphlet
for a New Energy Policy
Minder
intelligent, zichzelf verloren hebbend in zelfgenoegzaamheid met dit
gezichtspunt,
tieren de minder gunstige activiteiten welig en leidt het werk dat men
doet
tot het onfortuinlijke van het vernietigen van de planeet.
Krishna in de Bhagavad
Gîtâ 16: 9
6) Vier overwegingen van orde
De verklaring van de vinding is dus net zo
belangrijk als de vinding zelf. De uitvinders zeggen simpele dingen als
'energie opgewekt uit magneten', 'uit het vacuüm', 'uit
elektrolyse' of 'uit kristallen', maar dat wekt niet meteen begrip.
Zonder een gezamenlijke kennis van zaken wat betreft de verticale,
onderliggende processen die de bron vormen voor de energie-omvoming kan
de uitvoerend ingenieur, die gewoon de principes van omvorming moet
leren implementeren, ook moeilijk een eigen toepassing ontwikkelen en
kan de patentraad hem moeilijk een patent verlenen. De horizontale
waarheid van de wet van behoud van energie, de bestaande orde der
dingen, de kennis van gesloten systemen, moet daarnaast ook overeind
blijven. De toekomst is er niet zonder het verleden, want de toekomst
is niks anders dan alles van het verleden wat we behouden en verder
uitbouwen konden. In de HDT is repressieve vooruitgang, d.w.z. het ene
afzweren terwille van het andere, geen werkelijke vooruitgang, maar
alleen een uitputting van de synergetische mogelijkheden. De oude
methode blijft een optie; ondanks de CD is de oude grammofoonplaat nog
steeds een mogelijkheid. Als het mobieltje het niet doet, pakken we
weer een lijnverbinding. Als de stroom uitvalt pakken we de kaarsen en
olielampen weer. En als de nieuwe energiegenerator niet werkt onder
bepaalde omstandigheden hebben we misschien wel weer de oude methode en
verklaring ervan nodig. Newton's klassieke mechanica is nooit echt
vervangen door Einstein. Newton is nog steeds van toepassing in veel
voorkomende gevallen. We breken de lagere school niet af als we op de
middelbare school zitten. Einstein vormt slechts een uitbreiding, een
nadere precisering, toespitsing of een beschrijving van een
uitzondering of een verfijning. Misvattingen of achterhaalde methoden
vallen weg, zoals dat wellicht zo zal zijn met het zonder noodzaak
fossiele brandstof gebruiken, maar steeds houden we dat wel in onze
geschiedenisboeken in gedachten of zelfs als een back-upsysteem ter
beschikking. Het museum heeft ook zo zijn nut. Daar vinden we nog
steeds de klok die met de zon gelijk loopt, de kolenkit waar nu ook nog
geld mee te verdienen is en de ontwerpen voor de eerste kerncentrale
waar we ook nog niet zomaar vanaf zijn. Van de nieuwe technologie moet
de beschrijving en verklaring van de werking steeds samengaan met de
ontwikkeling ervan. Zonder een goed empirisch onderzoek om de theorie
te toetsen vindt er geen wetenschappelijke en bredere maatschappelijke
erkenning plaats van het inzicht en zal de directe energietransformator
niet industrieel worden geproduceerd. We ontdekten effecten en zijn
erover gaan nadenken. En we zijn er niet klaar mee. De inzichten leiden
tot nieuwe toetsbare voorspellingen en ontwikkelingen. Alternatieve
verklaringen ontwikkelen alternatieve voorspellingen en leiden tot
andere wegen die in de toekomst leiden. Zonder dit samengaan van het
serieus nemen van de empirische kennis van de experimenterende
uitvinders, en het meedenken met theoretiserende filosofen en andere
pioniers, wordt zo'n uitvinder en/of theoreticus, die dan zo eenzijdig
voor zichzelf bestaat buiten de methode voor het ontwikkelen van de
wetenschap om, afgeschreven als een loser, een dwaas, een gek of een
bedrieger, of zelfs als een bedreiging gezien.
We stelden de energiekwestie aan de orde, deden
onderzoek naar wat anderen deden en deelden de zaak eenvoudig in, we
deden zelf een experiment, we kwamen tot een verklaring van de feiten
en pasten een aantal andere verschijnselen en verklaringen daarbij in.
Willen we de methode goed afronden, dan zijn we nu toe aan een
inschatting van het integreren van die bevindingen in de bredere
samenleving, het grotere geheel van een nieuwe wereldorde gebaseerd op
onze bevindingen. Met zomaar een lumineus idee of een machine zijn we
er nog niet. Men verandert de wereld, men doet een volgende stap op de
ladder van de evolutie van de mensheid. Zonder de theoretische kennis
die samen met praktische demonstraties moet worden overgedragen in
leerboeken en leslokalen, zal er geen commerciële praktijk zijn of
een nieuwe zienswijze echt hout snijden. We hebben een betere
intelligentie nodig als we de vernietiging van de planeet, zoals we die
met de oude energiepolitiek zich zien aftekenen, willen voorkomen.
Nieuwe patenten, nieuwe levensgewoonten en de daarbij behorende
commerciële ontwikkelingen van verkoopbare producten zijn er pas
als we van toevalstreffers, rare onbeheersbare effecten en unieke
onnavolgbare prestaties zijn aangeland in beheersbare en berekenbare,
voorspelbare en herhaalbare methoden van alternatieve energieomzetting.
In het verleden kwamen zonder dit samengaan van een aannemelijke
theorie en een navolgbare praktijk vele wetenschappers/uitvinders die
op zich goed geïntegreerd in de samenleving stonden, zoals
Nikolà Tesla, Wilhelm Reich, Bruce de Palma en vele anderen
gemarginaliseerd buiten de samenleving te staan. En daarmee blokkeerde
voor de hele mensheid de vooruitgang van de kennis en de toepassing
ervan op dit voor ons gezamenlijke leven zo essentiële terrein.
Begin 21e eeuw is het woord ether nog steeds taboe in het
wetenschappelijk onderwijs, ondanks Einstein's formuleringen van de
relatieve waarheid ervan. Een verenigde veldtheorie, een theorie van
alles, kan niet om het begrip heen. In 1963 stelde Paul Dirac,
Nobelprijswinnaar in de natuurkunde het volgende hierover:
"...de mislukking van de natuurkundigen in de wereld om
een dergelijke bevredigende theorie te vinden, na zo vele jaren van
intensief onderzoek vormt voor mij een aanleiding om te denken
dat de etherloze basis van de natuurkundige theorie de grenzen van zijn
vermogen heeft bereikt en om in de Aether een nieuwe hoop op de
toekomst te zien".
Paul Dirac, Nobelprijs winnaar in de
natuurkunde in 1933
Scientific American, The Evolution of Physicists Picture
of Nature, Mei 1963
|
Was niet gebeurd wat
b.v. met Wilhelm Reich gebeurd is - hij eindigde 3 nov 1957 met een
hartaanval dood in de Lewisburg Federal Penintentiary - en waren we met
de pioniers paradigmatisch handiger geweest, dan hadden we nu wellicht
geen wereldwijde oorlog over olie- en gasbronnen gehad en een zo
naargeestig en fel omstreden eenzijdig, economisch bepaald idee van
wereldorde... Zo belangrijk is nu de filosofische onderbouwing. Zelfs
al is die onderbouwing misschien uiteindelijk niet de doorslaggevende,
toch moet ook daarin steeds worden ondernomen. De eenzijdigheid in
weerwil ervan kennen we als het materialisme, als een behoefte aan valse zekerheden, als
een vlucht in de feitelijk brandende materie der wereldse
tegenstellingen van het ego dat we met al zijn politisering nu
makkelijk kunnen herkennen in het verstrikt zijn in de materiële
energiekwestie van het horizontale, eenzijdige denken. In die
verstriktheid overheerst het handelsidee, het idee dat ons geluk te
koop zou zijn, een opvatting die kapitalistisch zelfs de democratie
neigt te verdringen, terwijl de democratie nu juist het ideale logo
voor de vrijhandel is. Wereldorde moet weliswaar een handelsgeest
kennen, maar kan natuurlijk niet alleen maar daaruit bestaan. Er is ook
niet meteen een extra filognostische, politieke partij voor
nodig, maar op de eerste plaats een denkmodel of paradigma als de HDT, hoe voorlopig
van aard dan ook, om in een bredere wetenschappelijke zin dan die van
het economische en mechanische denken dat normaal de energiepolitiek
beheerst, te kunnen komen tot relativering en consolidering. Er is een
paradigma als dit denkmodel nodig dat in principe, zoals het nu in dit
pamflet is geschetst, breed maatschappelijk kan worden begrepen, kan
worden ondersteund en verder kan worden ontwikkeld om in het onderwijs
te worden overgedragen. Met het aanvaarden van het begrip van een in de
natuur werkzame, dynamische, relatieve ether kan een ieder snappen dat
we daar net zo goed energie uit kunnen halen als uit het werken van de
wind, de zon en het water. Ook de ruimte is werkzaam als een
energetisch veld waar je iets mee kan. Punt uit. Hoe je het ook noemt
verder.
Naast het economische denken en het
natuurwetenschappelijke denken ten behoeve van de energiewinning en
-beheersing zijn er twee andere facetten die bij een deugdelijk begrip
van wereldorde komen kijken. Dit zijn de belangen van van een
overkoepelende wereldreligie en een wereldstaatsvorm. Om het probleem
van de strijdige lokale religies die er rondom het etherbegrip en het
door de HDT gesteunde
spirituele belang bestaan op te lossen moeten we de religies bespreken
en hun plaats in de samenleving. Ook moeten we ten tweede de orde van
een staatsvorm bespreken die voor de hele wereldbevolking aanvaardbaar
is, een vorm van bestuur waar zowel het belang van het geheel als van
de individuele staat mee gediend is. Een soort van win-win formule
simpel gezegd. Dat begrip van orde moet de strijdigheid van het huidige democratische bestel wegnemen enerzijds en anderzijds positief
contact weten te houden met de beheersing van de energie zoals die er
dan met de natuurlijke (relatieve) ether is. Vanuit de HDT spreken we in
het respect voor de persoon in volledige zin, ten eerste, op het
hoogste niveau van differentiatie, van het belang van de man, de vrouw,
de intelligentie en de geest. De geest staat in de verschillende
natuur- en menswetenschappelijke vormen van vereniging centraal, met
als leidend thema de vrijheid van illusie: wat we denken moet
overeenstemmen met wat we zien. De intelligentie vormt de tegenhanger
van de onrustige geest die op zichzelf staand steeds op de materie
gericht is. De geest heeft de sturing van de intelligentie nodig vanuit
een zekere vereniging die wat betreft de persoon orde moet scheppen. Dat ordenen
terwille van de intelligentie gebeurt in de religiositeit en de privésfeer waarin het individu allereerst
zijn rust en geborgenheid zoekt.
De mannen in de samenleving discussiëren over de orde
die er nodig is om niemand tekort te doen zodat de gemeenschapszin
wordt gered en niet criminaliseert. Die orde noemen we nu geen adel
meer maar democratie. De ruggespraak met het volk is de essentie van
een goed en stabiel bestuur dat bij de tijd moet blijven. Zo bezien
staat de man van het nieuwe model niet meer met wapens oorlogen uit te
vechten terwille van een eenzijdige wereldheerschappij en dictatuur,
maar moet hij nu met zijn paradigmatische opvattingen en begrippen
politiek bedrijven om gewapende conflicten te voorkomen in het
werelddenken dat helaas vaak meer op territoria of nationale identiteit
is gebaseerd dan op een natuurlijk cyclisch begrip voor de tijdorde van
ons materiële leven zoals de HDT dat ziet.
De vrouw staat niet geëmancipeerd zijnde voor het aardse belang: het huis, de
financiële zekerheid en de ondersteuning van de man in zijn
wereldse taken. Maar met een zelf ontwikkelde zin voor maatschappelijke
en ideële verantwoordelijkheid buiten de privésfeer om,
kent men haar voor wat ze werkelijk is: een ziel, een persoon met een
geest. Alleen met man en vrouw gezamenlijk geëmancipeerd is er een
mogelijkheid van liefde en geluk waarin het ego kan oplossen, het
seksisme kan verdwijnen en de ziel, die de feitelijke gelijkmaker van
de mens is, kan worden gevonden. Voor de volledigheid van het
persoonlijke belang van ons mensen is de spirituele helft van de HDT die voor het
belang van de ziel staat minstens zo belangrijk als de materiële
helft. De HDT
impliceert een begrip van emancipatie van gelijkworden in de getuige
van het zelfbewustzijn die we de ziel noemen. Ook in dat opzicht moet
er dan verticaal worden gedacht: weg van het enkel maar rationaliseren
van de burgerlijke gehechtheden en weg van de treurnis van een
afwezigheid van een werkelijke collectieve intelligentie en
menselijkheid. Enkel maar horizontaal denkend in materialistische
termen die stellen dat man en vrouw met het bestrijden van het
celibataire hun denken en intelligentie moeten inzetten voor het belang
van hun en andermans materiële behoeftenbevrediging, zal de kar
niet kunnen trekken.
Verticaal
denkend moet de parallel gevonden worden met de energiewinning vanuit
de ether m.b.v. de nieuwe technologie van de uitgevonden
gravitonenpompen. Zonder die parallel kan het paradigma niet slagen en
blijven we weer steken in verdwaalde, geïsoleerde, ontkende,
geridiculiseerde en vergeten uitvinders en alternatieve denkers en
vernieuwingsculturen. Praktisch toegespitst zijn er dan met de HDT
vanuit het idee van de evolutie en de kennisoverdracht, de noodzaak van
een stabiel democratisch bestuur, de concrete leniging der
materiële behoeften en het respect voor de spirituele waarheid en
de integriteit van de persoon respectievelijk 1) wetenschappelijke,
2) politieke, 3) economische, en 4) religieuze overwegingen
in samenhang met het etherbegrip te constateren. Overwegeingen die
allemaal een even grote rol spelen bij het tot stand brengen van een
coherent wereldbestuur, een nieuwe wereldorde, een orde waarin er de
eenheid van de klassieke ether, ofwel een evenwicht
in de relatieve ether, heerst in zowel een culturele als een
natuurlijke zin gezonde verscheidenheid. Dit stookt dan met het dictum
van de Europese Unie b.v. van eenheid in verscheidenheid (zie
ook de Bhagavad Gîtâ 9.15). De belangrijkste reden dat de vooruitgang
van de mensheid in relatie tot het energieprobleem niet zo gauw tot
stand komt, schuilt met het in aanmerking nemen van de aan het einde
van hoofdstuk vier genoemde hindernissen, in het feit dat een
dergelijke wetenschappelijke vernieuwing gewoon te veel om het lijf
heeft voor een enkel individu om te overzien, te veel maatschappelijke,
oftewel religieuze, politieke en economische gevolgen heeft om als
manier van denken en doen zomaar door te kunnen breken. Maar toch kan
men met de noodzaak van een nieuwe energiepolitiek het paradigma van
een nieuwe wereldorde er als een onvermijdelijk gevolg van onze
culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen zien komen. Men kan er om
praktische redenen uiteindelijk niet omheen die vier aspecten
gelijktijdig te propageren als één samenhangend geheel.
De argumenten daarvoor luiden als volgt:
1) Wetenschappelijk moet dus het etherbegrip in zijn
relativiteit worden hergewaardeerd. We maakten al melding van
verschillende tekenen dat dit proces inderdaad reeds in gang is gezet.
Daar sluit dit pamflet bij aan. Gekoppeld aan die ontwikkeling zal er
ook een herziening van het tijdbegrip moeten plaatsvinden. De
ether kan namelijk niet worden losgezien van de tijd en de materie.
Materie vormt de elektromagnetische condensatie van de donkere energie
van de oertoestand, en de tijd bepaalt het leven van die materie in het
energetisch vacuüm van de buitenruimte. De materie is nooit
perfect statisch, de relatieve ether die de orde bewaakt van de
materie, verkeert voortdurend in een dynamisch evenwicht. Ze is onder de invloed van de tijd altijd in
beweging met velden die door velden bewegen en velden die naar elkaar
en van elkaar af bewegen, en het is dan ook de tijd die de eigenlijke
transformatie van de energie van het statisch veld naar een elektrische
stroom van elektronen mogelijk maakt door handig gebruik te maken van
de dynamiek, of quantummechanische onzekerheid, van de relatieve ether.
In de kwantummechanica, hebben de positie en het momentum van de
deeltjes geen precieze waarden. Het heet het onzekerheidsprincipe van Heisenberg. Werner Karl Heisenberg (1901-1976) was een duitse geleerde die in
1932 de Nobelprijs ontving voor het creëren van de kwantummechanica, de
theorie over de relatie tussen ondeelbare eenheden van energie, de z.g.
kwanta, en de materie. Van hem stamt ook het idee van de proton/neutron
structuur van de atoomkern. Er is voor de elementaire materie sprake
van een 'waarschijnlijkheidsdistributie'. Er bestaat voor de materie
altijd een bepaalde onzekerheid tot welk veld het behoort en in welke
mate: het lokale, het universele en het tijdruimtelijke veld verkeren
op deeltjesniveau en groter in een voortdurende interactie. Tijd,
ruimte en materie is alles wat er is te zien in de wereld en zo moet
dan, met de herdefiniëring en herwaardering van de relatieve ether
als een bepaalde eigenschap van de zwaartekracht in de ruimte, ook de
relativiteit over het tijdbegrip politiek worden afgeroepen en
gerespecteerd. Dit houdt in dat de gelijktijdigheid die Einstein afwees
dan ook voor ons in de burgermaatschappij uit den boze is, zodat
gemiddelde tijden, zonetijden en zomertijden politiek moeten worden
afgebouwd en uiteindelijk afgeschaft. Wat betreft het taboe op de
gelijktijdigheid had Einstein volgens de HDT gelijk. Wettelijke
tijdregelingen mogen niet in conflict verkeren met wetenschappelijke
beginselen, dat moet dan het regeringsbeleid zijn. Geen
wetenschappelijke tabellen meer in de politieke prullenbak. Het dictum
luidt dan: we delen synchroon weliswaar het moment, maar de tijd is
altijd verschillend op een verschillende plaats, in ieder geval
latitudinaal (voor zowel een longitudinaal als latitudinaal
tijdsrespect zijn ongelijke uren nodig die erg lastig zijn te
respecteren voor de burger; slechts de Islam doet dat - goeddeels - met
de gebedstijden).
Zo
wordt dan de reeds bestaande liberalisatie van het tijdbegrip in het
bedrijfsmanagement begin 21e eeuw, wetenschappelijk ondersteund met
wettelijke maatregelen die een lokale en persoonlijke,
gedecentraliseerde, natuurlijker tijdorde beter ondersteunen. Klokken
mogen dan alleen nog maar gelijk lopen als ze bij elkaar komen in
dezelfde ruimte. Op afstand, in ieder geval latitudinaal dus, moeten ze
steeds een andere tijd aanwijzen. Zonder een dergelijke ingreep in de
burgerlijke orde is het basisprincipe van de relativiteit, van het
respect ermee met de ethermachines en van de eenheid van het bewustzijn
in de verscheidenheid van de materie geschonden en zou er sprake zijn
van een politieke, burgerlijke eenheid die ten koste gaat van de
verscheidenheid. Dat zou een vorm van inductie (valse eenmaking) en
bewustzijnsverlies zijn die ronduit gevaarlijk is voor de geestelijke
volksgezondheid en de ontwikkeling van de cultuur (de synergie gaat
verloren in compensaties). Een dergelijke valsheid moet op alle fronten
bestreden worden. Valse eenheid ten koste van onderscheidingen is dan
dus een natuurwetenschappelijk ontwikkeld taboe. Generaliseren is
gevaarlijk ('allemaal een uniform' a.h.w.). Een hang in de richting van
een valse eenmaking met de tijd zoals die in de twintigste eeuw
ontwikkeld werd samen met de cultuurneurotische tegenhanger van het
individualisme, is dan rationeel-politiek onverantwoord en
onaanvaardbaar. Het nieuwe paradigma moet zo ook gepaard gaan met een
nieuwe klok: dezelfde klok als die we hadden, maar dan voortaan met een
extra tandrad dat astronomisch aangestuurd wordt met respect voor de
z.g. tijdvereffening (het verschil tussen de zonnewijzer en een standaardtijdklok), zodat tenminste latitudinaal de tijd op aarde
verschilt per lengtegraad (zie solaire
tempometer).
Ook de kalender moet dan een transformatie ondergaan
waarbij men enerzijds de dag en de week doet inpassen in - en laat
meelopen met - de orde van de zon, en er anderzijds een soort van vrije
dag komt die met de maanfasen dwars door die orde van de zon heenloopt
als was het een wandelende zaterdag (zie de Volledige Kalender van Orde). Lineaire weken zoals we die van de standaardtijd kennen
vormen eveneens een soort van valse eenmaking waarbij de dynamiek die
er is als gevolg van de relatieve ether wordt ontkend; m.a.w. de
weekorde moet worden geschrikkeld met een vijftiende dag (studie dag?
vasten dag?) om in een maand in te passen, ongeveer zoals dat op de
oude juliaanse kalender plaatsvond. Zonder dit respect voor de
natuurlijke dynamiek van hemellichamen gebaseerd op een relatieve
ether, kan er geen sprake zijn van een beter collectief en burgerlijk
begrip voor de ether. En dat begrip is nodig voor de nieuwe
energiepolitiek. Einstein stelde duidelijk dat de tijd afhankelijk is
van de manier waarop de waarnemer van plaats verandert met zijn positie
op de planeet. Als we ons geografisch niet veel bewegen komt dat neer
op het respect voor de schijnbare astronomische zonnetijd. We komen zo
bezien dus niet onder een herziening uit van ons tijdsysteem en de
wettelijke maatregelen die erbij horen. Omdat we daarmee terugkeren
naar oude structuren hebben we daar niets van te vrezen, het zit nog in
onze culturele genen. Filosofisch/politiek zitten we dan met het
probleem van een paradigmatische strijd tussen de emotionele,
pragmatische politiek van de 'moderne' voorkeuren en burgerlijke
gehechtheden uit de twintigste eeuw en de
nieuw-rationeel-relativistische voorkeuren van de 21e-eeuwse
restauratie van de klassieke wetenschap in een syncretisch jasje. Het
relativisme nieuwe stijl, een rationele stijl, is een onvermijdelijk
iets als ze de theoretische basis vormt voor de nieuwe technologie van
een directe energietransformatie. We hebben de rationele verklaring van
de nieuwe relativistische ethermachines gewoon nodig en kunnen dat niet
als iets zien dat los kan bestaan van de burgerlijke cultuur.
2) Politiek krijgt natuurlijk ook zo
het een en ander zijn beslag met de nieuwe denkwijze. Er moet er een herziening
plaats vinden van het democratisch begrip. We schreven hier al over
in 'De Ether Bestaat' (op site: Ordening, democratie en utopie). Er is een democratie nodig waarin
de individuele partij, het collectieve groepsego a.h.w., nooit meer
eenzijdig kan domineren. De democratie kent als paradox dat de
politieke partij de grootste bedreiging voor haar behoudt vormt. Wat
moet verdwijnen is de mengeling van angst voor en lust met de
democratie die onder de burgerbevolking heerst die steeds hoopt op
overwinningen dan wel vreest voor een dictatuur of afglijden. In de HDT
herkent men die staat als een staat van psychisch lijden, als een
symptoom van een wereldwijde cultuurneurose. Men is op zijn hoede voor
die democratie die leidde tot fascisme, communisme, fundamentalisme en
uiteindelijk ook de ellende van het kapitalisme, het kapitalisme van de
nepadel van financiële elites die, net als de franse edelen van
vóór de Franse Revolutie, te weinig hart hebben voor de
noden van de lokale wereldbevolking. We kunnen tegen de Afrikanen en
andere derde wereldlanden niet zeggen dat ze maar cake moeten eten
zoals Marie-Antoinette Bonaparte dat zei aan het einde van de
achttiende eeuw. De oorlog tegen het terrorisme en tegen criminele
subculturen (was 9/11 een z.g. 'valse vlag?', was de CIA misdadig?), de
strijd tegen AIDS (wel of niet HIV veroorzaakt?), en de oorlog tegen
drugs (legaal/illegaal?) en de gok- alcohol- en seksverslaving
(geregeld bij de wet of verboden?), bewijzen begin 21e eeuw dat het
kapitalisme op zich nooit de vrede van een goed maatschappelijk
evenwicht en een dito gezondheid kan vormen of vinden. Vrijheid is nog
geen rechtschapenheid.
Er moet een concept
op tafel komen van een democratie die deze symptomen van het
materialisme niet meer als
een op zichzelf staand probleem bestrijdt, maar de ziekte behandeld van
een slechte veldbeheersing (een slechte tijdorde) met de burgerdeugden - de regulatie van de lust, het ego, de intelligentie en de vereniging. De ziekte moet
juist bij de wortel worden aanpakt met een verbeterd, meer
wetenschappelijk ether- en tijdbegrip en met een daarmee samenhangende
verbeterde energiepolitiek. De democratie als de snelweg naar een
eenzijdige, politieke oplegging van een socialistische,
kapitalistische, fundamentalistische of een fascistisch/militaristische
aard moet worden voorkomen. De hoop op de democratische overwinning van
welke partij ook moet als definitief illusoir en destructief worden
afgeschreven. Met de filognosie van de HDT streven we politiek naar
samenwerking in alles omvattende coalities, naar integriteit dus en
niet zozeer naar de overwinning van het ene ledemaat van de samenleving
op het andere ledemaat. De politieke structuur van de democratie is als
een lijf met vier ledematen. Die vergen een centraal integer en
stabiel, wetenschappelijk geschoold bestuur. Voorlopig krijgt de
wetenschap als zijnde de jongste religie (aanbidt de ether met de ware
tijd!) die taak toebemeten met als opdracht de eigen denkwijze fris en
bij de tijd te houden en niet met een vals elitarisme te verbrokkelen
in subsidie- en sponsorwedijver. Dit lukt alleen door ieder van deze
paetipolitieke neigingen tot dictatuur als een apart belang van de
burgerdeugd met de nieuwe orde van de tijd zoals hiervoor beschreven in
een afzonderlijk veld van handelen te isoleren en in evenwicht te
houden met de andere belangen. Dit kan bestuurlijk door middel van een
herverdeling van zetels in de parlementen en een verdeling in
ministeries en subdepartementen, op zo'n manier dat dezen beter
aansluiten bij elkaar en bij de aard van de identiteit van de gewone
burger in de zin van zijn leeftijd (status) en beroep (klasse; zie Een
Kleine Filosofie van de Vereniging).
Om de valsheid van een dergelijk stelsel te
voorkomen (een kastenstelsel of een klassenmaatschappij) en de
gelijkheid van de burger te waarborgen moet er dan, met het principieel
en structureel waken tegen valse eenmakingen, ook achting zijn voor de
abstractieniveaus waarop iemand kan functioneren en de ervaring die hij
heeft. De burger is gelijk in zijn geëmancipeerde respect voor de
natuurlijke verscheidenheid. Dit moet steeds onthouden worden. Een
betere differentiatie en verdeling van de politieke en economische
macht vormt zo de remedie tegen een scheefgroei. Een dergelijke meer
identiteitsbewuste politiek, die met beter differentiërende
kiesgroepen (tot nu toe: vaste kamercommissies) bestuurlijk het
individu beter behartigen en het individualisme als een
cultuurneurotisch symptoom bestrijdt, moet dan steeds gebaseerd zijn op
de mensenrechten.
Niemand mag vanwege
het geld of om andere redenen bij de vuilnisbak worden gezet, dat moet
grondwettelijk geregeld worden, de basisveiligheid is een absolute
voorwaarde om relatief stressvrij en gezond te kunnen meedoen of van
richting in het leven te kunnen veranderen. Een full-time
vrijwilligerswerker is menselijk gesproken net zo veel waard als een
gesalarieerde kracht en de burger moet dan ook in een mensvriendelijk
systeem gewoon vrij kunnen kiezen tussen deze twee fundamentele
basisidentiteiten in het arbeidsbestel waarin dan de werkeloosheid in
principe niet meer bestaat; de werkeloosheid is dan meer een neurotisch
verschijnsel van een persoonlijke identiteitscrisis. Je werkt voor een
salaris bij een baas, of voor de God van het vrijwilligerswerk, en de
enige mogelijkheid die dan nog overblijft is het misdadig of ziek zijn,
en dat is maatschappelijk ook allemaal geregeld, zij het minder naar
vrije keuze. De vrije wil van een rechtschapen en gezond individu om
wel of niet mee te doen op dit of dat niveau van betrokkenheid of veld
van handelen in de burgerdeugd is essentieel. Een systeem is volwaardig
als het de dualiteit van geest en stof respecteert en als men net zo
makkelijk kan kiezen voor materiële vooruitgang als voor
geestelijke vooruitgang. De twee kunnen toch niet zonder elkaar, dus is
het ook een illusie om met het ene het andere proberen uit te sluiten,
zoals men dat wel voor ogen heeft in de strijd tussen het kapitalisme
en het fundamentalisme. Het reddende systeem moet sluitend zijn en
inclusief - d.w.z. een ieder moet zijn inbegrepen maar niet zijn
gedwongen - en kan niet rechtvaardigheid pretenderen met uitsluiting of
exclusiviteit. Ook het niet-meedoen, zelfs met deze nieuwe orde, hoort
dan bij een categorie die wettelijk, wellicht met de oude wetgeving nog
dan, beheerst wordt. Men tekent b.v. een contract van (digitale)
medewerking (transparantie of controlebevoegdheid van transacties en
activiteiten) met de regering of men kiest voor de oude vrijheid van de
liberale privacy, met de nodige problemen van controle op passief
kapitaal en belastingen en dergelijke. In die keuzevrijheid moet de
politieke vertrouwensbasis te vinden zijn. Het zal imers niet zonder
meer duidelijk zijn of zo'n status van medewerking (SvM) ook
werkelijk beter meewerkt dan de privacy-voorkeur. Zuiverheid is een
ideaal waavoor al eeuwen gebeden wordt.
3) Over geld valt altijd veel te zeggen en met een nieuwe
energiepolitiek zal er ook een nieuw stelsel van inkomsten en uitgaven
komen. Het culturele landschap verschuift en de economie moet
meeschuiven. Dat is onvermijdelijk. De vooruitgang kan niet aan de
Mammon worden geofferd, dat zou culturele zelfmoord zijn. Een centraal
gecontroleerde digitale economie zoals men die monetair progressief
plijtend voor de nieuwe wereldorde graag ziet, kan alleen bestaan als
de oude lokale economie als back-up systeem blijft functioneren en de
burger steeds een vrije keuze heeft zonder te worden gedemoniseerd. We
zijn niet slecht als we het grootkapitaal niet dienen, en we zijn ook
niet slecht als we dat wel doen. Eenheid in verscheidenheid impliceert
een gelijkgezind bewustzijn van alle dualiteiten van arm en rijk, man
en vrouw, concreet en abstract etc. Economisch moet er dus,
gekoppeld aan het energiebeleid en de politieke heroriëntatie op
de burgeridentiteiten, gedecentraliseerd en geliberaliseerd
worden. Iedere identiteitsgroep en niet zozeer iedere natie of oude
politieke partij krijgt dan zijn eigen lokale economische beleid met
dezelfde preventie tegen voorkeursbehandelingen als die in de
democratische hervorming terwille van de op de burgeridentiteit
toegesneden kiesgroepen plaatsgreep. Met een toenemende integriteit en
stabiliteit van bestuur zols onder het vorige punt beschrven is er ook
meer verfijning en effectiviteit mogelijk. Door de nieuwe
energiepolitiek is de synergie van de samenleving immers gered. Zo
wordt ook een eenzijdig zakkenvullen met de navenante politieke
scheefgroei tegengegaan. Met de directe energiewinning wordt namelijk
wat betreft het decentraliseren ook automatisch het monopolie en het
uitbaten van de distributie van de energie doorbroken. Om die reden
moet dan ook het hele economisch stelsel voor een belangrijk deel
decentraliseren: de energiewinning is dan immers met de enkele aanschaf
van een directe transformator geregeld en alle elektriciteits- en
gasrekeningen komen dan te vervallen als de eigen generator voordeliger
is dan de centrale voorziening. Zo zal er dan een liberalisatie van de
economische macht plaatsvinden die meer bepaald wordt door voedsel,
water en onderdak, zaken die altijd al meer decentraal geregeld waren,
en hierin worden de mensen dan minder afhankelijk van en bepaald door
wat voorheen de centraal geleide, economisch gemotiveerde, collectieve
handelingen in de sfeer van de diplomatie, de financiële elites en
de krijgskunst waren.
Met het oplossen van het energieprobleem is het
klimaatprobleem, het waterprobleem en het voedselprobleem van de wereld
natuurlijk nog niet meteen opgelost, maar ongetwijfeld zal het oplossen
van het energieprobleem ook zijn gevolgen hebben voor de overige
problemen; iets wat nu nog niet geheel kan worden overzien. Wat betreft
de herverdeling van de politieke en economische macht biedt het nieuwe
paradigma een concept-ontwerp voor een uiteindelijke wereldorde,
waarbij steeds in gedachten moet worden gehouden dat het nieuwe denken
dan dichter bij de natuur staat, dat ze er directer mee is verbonden.
Daarmee verschuift dan het machtsevenwicht van de structuur van de
pragmatische, reductionistische cultuur naar de orde van de genetische,
door de natuur geconditioneerde mens die het belang van zijn zelfbehoud
herkent in dat van de hele menselijke soort alsmede in het belang van
alle andere levensvormen op en van buiten de aarde. De tijdorde vormt
allereerst biologisch een genetisch programma. De genen vormen de
neerslag van de conditioneringen van het levende wezen in zijn
evolutie, en dat geldt ook voor de secundaire culturele
celmembraamschakelingen, de z.g. sensitiseringen, die een individu of
een subcultuur met zijn genen kan hebben. De genen vormen de blauwdruk,
het bouwplan van de materiële manifestatie van onze soort en de
cultuur moet, rationeel gesproken, niet in conflict verkeren met die
macht van de primair natuurlijke orde van de materie, de ruimte en de
tijd. We mogen met de cultuur niet nogmaals zo rampzalig vervreemden
van de natuurlijke orde van onze eigen planeet als we in de twintigste
eeuw deden. Met de herziening van het meer op de relatieve ether
begrepen tijdbegrip, komt de cultuur meer op één lijn te
liggen, raakt ze meer gelijkgericht, met de orde van de natuur. Er zal
dan met de economische implementatie, met de bekrachtiging van het
burgerlijk gedrag op dit punt, minder stress en frictie met de natuur
zijn en zo zal er dan een beter (collectief~) geweten in relatie tot de
natuur zijn enerzijds en met elkaars individuele natuur en cultuur
anderzijds. Hierdoor is de kans op ons overleven op de planeet met een
beter collectief bewust, ecologisch beleid ook veel beter.
4) Tenslotte is er de religieuze
kwestie. Religie vormt min of meer de oude leerschool van de
illusievrijheid in samenhang met de ether waarmee de wetenschap dan de
nieuwe leerschool om illusies te bestrijden met de relativiteit ervan
vormt. De wetenschap is, op ego gebaseerd, geneigd te verbrokkelen in
strijdige kampen, waarbij dan weer de natuurwetenschappen de sociale
wetenschappen en dan weer de geesteswetenschappen de
natuurwetenschappen ongeldig verklaren en afwijzen. Maar de wetenschap
is nu eenmaal meer dan enkel meetkunde en bouwkunde of een gebed en een
therpeutische sessie. De filognosie kent naar het indiaas voorbeeld van
de z,g, darshanas zes fundamentele zienswijzen met de
daarbij behorende vormen van logica en intelligentie. Niet alleen filosofie en methodologie vormen een absolute
voorwaarde voor een geslaagde natuurwetenschap, ook de sociale,
culturele, mens- en gedragswetenschappen vormen een onvermijdelijk
gevolg als een wetenschappelijk paradigma moet worden overgebracht in
een systeem van scholing en er een goed stelsel van beloningen moet
zijn om gewenst en aangepast (lokaal, decentraal) ethisch en ecologisch
positief gedrag te belonen. De dualiteit tussen leraar en leerling,
maar ook tussen burger en de politiek is iets wat politiek en
bestuurlijk onvermijdelijk is en zo kan dus de analytische en
spirituele zelfrealisatiekant van de menselijke werkelijkheid niet
buiten een syncretische, alomvattende wetenschap worden gesloten. En in
niet mindere mate geldt dit voor de theologie en de politicologie. Het
ego waar we politiek steeds mee te kampen hebben wordt nog steeds het
best behandeld in de verschillende religies die er nog altijd in slagen
de hele diversiteit van complete samenlevingen onder één
personalistische noemer te plaatsen. Het gevaar van het vervalsen van
dat ego in fundamentalistisch fanatisme moet herkend worden als
berustend op een filosofisch/paradigmatisch gebrek. Het idee van het
nieuwe paradigma is dat een beter relativerend respect voor het
onpersoonlijke van de tijd en de ether automatisch een beter
gedifferentieerd respect voor de individualiteit van personen mogelijk
maakt, ofwel: beter met de cijfers is men beter met de persoon.
Daarbij kunnen we dan goed zijn met een slecht systeem, slecht zijn met
een goed systeem, slecht zijn met een slecht systeem en goed zijn met
een goed systeem. De moraal van een zekere geestelijke samenhang, de
attitude, en het gedrag van mensen in een goed werkende samenleving als
één geheel, als één systeem kan op deze
verschillende manieren samengaan zonder dat er direct een causaal
verband te vinden is. Moeten we dan kiezen goed te zijn met een slecht
systeem? De rebel en de terrorist zeggen dat dat verraad is, ook al ben
je dan een brave, maar square burger. Dit hielden we al heel lang vol
en het probleem daarmee is dat de synergie, de ruimte die we voor de
positieve waarden van een sociaal leven hebben, ermee verliezen. Het
systeem put onze goedheid uit. Het is niet vol te houden. Moeten we dan
slecht zijn met een goed systeem? Slecht met ons nieuwe systeem in de
gedachte vuur met vuur en kwaad met kwaad te bestrijden? Dat is
hypocrisie, en heel destructieve vorm van verraderlijkheid, een
verkeerde vorm van reclame zeg maar. Dan heet je geen held, maar een
crimineel of terrorist die moet worden gestraft of gedood. Moeten we
slecht zijn met een slecht systeem? De pacifist zegt dat dat een oorlog
inhoudt die niet alleen het eigenlijke systeem in stand kan doen houden
en bevestigen zoals dat gaat met ons vage idealisme met de
standaardtijd die met de tweede wereld oorlog werd ingesteld, maar
daardoor verliezen mensen ook nog eens hun geloof en vertrouwen in de
natuurlijke, goddelijke orde der menselijkheid en de rede. Is er een
grotere ramp denkbaar? Moeten we dus dan goed zijn met een goed
systeem? Het is duidelijk dat voor dit laatste moet worden gekozen, ook
al is dat voor het eerste schaap dat over de dam moet komen een zware
Jezus-klus. Je moet heilig zijn of een martelaar in je naleven van de
gedragsregels en het op je nemen van de last van een bestaande
disfunctionerende samenleving en het consequent een goed systeem
voorstaan, anders zijn we dus verraders, hypocrieten, criminelen en
oorlogszuchtigen. Dat wat betreft de attitude, onze geesteshouding, de
anti-materiële spirituele kant van de HDT. Door dat qua gedrag ook
gezamenlijk werkelijk technisch door te ontwikkelen en door zo de
hiërarchische structuur van onze materiële werkelijkheid met
de HDT in de praktijk te brengen zijn we volledig, zijn we echt van
God. Zonder dat respect voor de praktische kant van het behartigen van
het onderscheid tussen directe en indirecte duurzame energiewinning,
zijn we slechts goed met een slecht systeem, en dat is zoenen met de
duivel.
Beter differentiërend is er een
beter respect voor het individuele belang en dus ook een betere
algemene gezondheid. Het persoonlijke en het onpersoonlijke vormt een
fundamentele dualiteit van categorie en element, die niet zomaar buiten
werking kan worden gesteld met een wetenschappelijke of politieke
voorkeursbehandeling. Het achtervolgt een ieder die zich er schuldig
aan maakt het een boven het ander te plaatsen. Het ego, de klasse, de
kaste, en dus ook de cultuur van de persoon, de religie dus, moet
tegemoet worden getreden als èn een probleem èn als een
oplossing. Het probleem is steeds de valse eenmaking en het valse ego
dat anderen buitensluit, de oplossing is met het nieuwe paradigma
steeds de differentiatie en integratie in een cultureel overkoepelende
visie die niet repressief en exclusief is maar progressief en
inclusief. Zo ziet men, naar de noodzaak van deze werkelijkheid,
historisch syncretische benaderingen ontstaan in de theologie waarin
ieder van de religies hun eigen plaats krijgen in een historische
context: voor ieder tijdgewricht en voor iedere natie is er een
opwaardering van de relatie van de mensheid met de godsidee die
resulteert in een (individuele/subculturele) cultuuromslag: zo ging men
historisch van de val van de vedische cultuur over naar het
Judaïsme, van de val van de mesapotamische en shamanistsiche,
chinese en zuid-amerikaanse en egyptische afgodencultuur naar de
filosofie van Socrates en Boeddha, en van de val van het onpersoonlijke
filosofische en lege van het Boeddhisme samen met de Ongeziene en het
misbruikte Jaweh-begrip over tot de oplossing gevonden in de
onzelfzuchtige heldenmoed van Christus. En zo verder gaat het dan van
het verval van de macht van het Christendom in de duisternis der
Middeleeuwen bij gebrek aan een natuurlijke tijdorde met de ether naar
de opkomst van de Islam die de tijd van de zon en de maan wel zuiver
wil zien in overeenstemming met de ether. Vervolgens komt de Islam ten
val door haar onbeheerste hartstocht en eenzijdige fundamentalisme,
zodat we de Renaissance en Verlichting kunnen zien verschijnen die
uitmondde in het moderne relativisme dat nu dan ook weer ten val komt
met de zoveelste vervreemding in relatie tot de oerkracht van de ether
in de vorm van de moderne standaardtijd. Met de oude energiepolitiek en het standaard tijdsysteem
dat erbij hoort waren we vervreemd in ontkenning van die ether waar we
niet buiten kunnen met de noodzaak van een nieuwe energiepolitiek.
Religieuze integratie van de wereldorde houdt dus niet in het stichten
van een kerk of tempel van aanbidding, maar bestaat uit het op zijn
plaats zetten van iedere religieuze subcultuur zonder dat er ook maar
één het idee kan krijgen over de wereld te heersen. En zo
hebben we dan een geschiedenisboek dat dit alles beschrijft met een
vorm van onderwijs voor volwassenen en kinderen waarin ieder naar eigen
behoefte zijn kennis en saamhorigheid bijspijkert met dat hoofdstuk uit
de algemene gods- filosofie- en wetenschapsgeschiedenis waarin men zich
dan verder moet bekwamen als was het een bijscholingscursus in
sociaal-historische integratie.
-

-
|