musicbutton








Pamflet voor een Nieuwe Energiepolitiek



 

 

Minder intelligent, zichzelf verloren hebbend in zelfgenoegzaamheid met dit gezichtspunt,
tieren de minder gunstige activiteiten welig en leidt het werk dat men doet
tot het onfortuinlijke van het vernietigen van de planeet.

                 Krishna in de Bhagavad Gîtâ 16: 9



6) Vier overwegingen van orde

De verklaring van de vinding is dus net zo belangrijk als de vinding zelf. De uitvinders zeggen simpele dingen als 'energie opgewekt uit magneten', 'uit het vacuüm', 'uit elektrolyse' of 'uit kristallen', maar dat wekt niet meteen begrip. Zonder een gezamenlijke kennis van zaken wat betreft de verticale, onderliggende processen die de bron vormen voor de energie-omvoming kan de uitvoerend ingenieur, die gewoon de principes van omvorming moet leren implementeren, ook moeilijk een eigen toepassing ontwikkelen en kan de patentraad hem moeilijk een patent verlenen. De horizontale waarheid van de wet van behoud van energie, de bestaande orde der dingen, de kennis van gesloten systemen, moet daarnaast ook overeind blijven. De toekomst is er niet zonder het verleden, want de toekomst is niks anders dan alles van het verleden wat we behouden en verder uitbouwen konden. In de HDT is repressieve vooruitgang, d.w.z. het ene afzweren terwille van het andere, geen werkelijke vooruitgang, maar alleen een uitputting van de synergetische mogelijkheden. De oude methode blijft een optie; ondanks de CD is de oude grammofoonplaat nog steeds een mogelijkheid. Als het mobieltje het niet doet, pakken we weer een lijnverbinding. Als de stroom uitvalt pakken we de kaarsen en olielampen weer. En als de nieuwe energiegenerator niet werkt onder bepaalde omstandigheden hebben we misschien wel weer de oude methode en verklaring ervan nodig. Newton's klassieke mechanica is nooit echt vervangen door Einstein. Newton is nog steeds van toepassing in veel voorkomende gevallen. We breken de lagere school niet af als we op de middelbare school zitten. Einstein vormt slechts een uitbreiding, een nadere precisering, toespitsing of een beschrijving van een uitzondering of een verfijning. Misvattingen of achterhaalde methoden vallen weg, zoals dat wellicht zo zal zijn met het zonder noodzaak fossiele brandstof gebruiken, maar steeds houden we dat wel in onze geschiedenisboeken in gedachten of zelfs als een back-upsysteem ter beschikking. Het museum heeft ook zo zijn nut. Daar vinden we nog steeds de klok die met de zon gelijk loopt, de kolenkit waar nu ook nog geld mee te verdienen is en de ontwerpen voor de eerste kerncentrale waar we ook nog niet zomaar vanaf zijn. Van de nieuwe technologie moet de beschrijving en verklaring van de werking steeds samengaan met de ontwikkeling ervan. Zonder een goed empirisch onderzoek om de theorie te toetsen vindt er geen wetenschappelijke en bredere maatschappelijke erkenning plaats van het inzicht en zal de directe energietransformator niet industrieel worden geproduceerd. We ontdekten effecten en zijn erover gaan nadenken. En we zijn er niet klaar mee. De inzichten leiden tot nieuwe toetsbare voorspellingen en ontwikkelingen. Alternatieve verklaringen ontwikkelen alternatieve voorspellingen en leiden tot andere wegen die in de toekomst leiden. Zonder dit samengaan van het serieus nemen van de empirische kennis van de experimenterende uitvinders, en het meedenken met theoretiserende filosofen en andere pioniers, wordt zo'n uitvinder en/of theoreticus, die dan zo eenzijdig voor zichzelf bestaat buiten de methode voor het ontwikkelen van de wetenschap om, afgeschreven als een loser, een dwaas, een gek of een bedrieger, of zelfs als een bedreiging gezien.
    We stelden de energiekwestie aan de orde, deden onderzoek naar wat anderen deden en deelden de zaak eenvoudig in, we deden zelf een experiment, we kwamen tot een verklaring van de feiten en pasten een aantal andere verschijnselen en verklaringen daarbij in. Willen we de methode goed afronden, dan zijn we nu toe aan een inschatting van het integreren van die bevindingen in de bredere samenleving, het grotere geheel van een nieuwe wereldorde gebaseerd op onze bevindingen. Met zomaar een lumineus idee of een machine zijn we er nog niet. Men verandert de wereld, men doet een volgende stap op de ladder van de evolutie van de mensheid. Zonder de theoretische kennis die samen met praktische demonstraties moet worden overgedragen in leerboeken en leslokalen, zal er geen commerciële praktijk zijn of een nieuwe zienswijze echt hout snijden. We hebben een betere intelligentie nodig als we de vernietiging van de planeet, zoals we die met de oude energiepolitiek zich zien aftekenen, willen voorkomen. Nieuwe patenten, nieuwe levensgewoonten en de daarbij behorende commerciële ontwikkelingen van verkoopbare producten zijn er pas als we van toevalstreffers, rare onbeheersbare effecten en unieke onnavolgbare prestaties zijn aangeland in beheersbare en berekenbare, voorspelbare en herhaalbare methoden van alternatieve energieomzetting. In het verleden kwamen zonder dit samengaan van een aannemelijke theorie en een navolgbare praktijk vele wetenschappers/uitvinders die op zich goed geïntegreerd in de samenleving stonden, zoals Nikolà Tesla, Wilhelm Reich, Bruce DePalma en vele anderen gemarginaliseerd buiten de samenleving te staan. En daarmee blokkeerde voor de hele mensheid de vooruitgang van de kennis en de toepassing ervan op dit voor ons gezamenlijke leven zo essentiële terrein. Begin 21e eeuw is het woord ether nog steeds taboe in het wetenschappelijk onderwijs, ondanks Einstein's formuleringen van de relatieve waarheid ervan. Een verenigde veldtheorie, een theorie van alles, kan niet om het begrip heen. In 1963 stelde Paul Dirac, Nobelprijswinnaar in de natuurkunde het volgende hierover:



"...de mislukking van de natuurkundigen in de wereld om een dergelijke bevredigende theorie te vinden, na zo vele jaren van intensief onderzoek vormt voor mij een aanleiding om te denken dat de etherloze basis van de natuurkundige theorie de grenzen van zijn vermogen heeft bereikt en om in de Aether een nieuwe hoop op de toekomst te zien".

Paul Dirac, Nobelprijs winnaar in de natuurkunde in 1933
Scientific American, The Evolution of Physicists Picture of Nature, Mei 1963


Was niet gebeurd wat b.v. met Wilhelm Reich gebeurd is - hij eindigde 3 nov 1957 met een hartaanval dood in de Lewisburg Federal Penintentiary - en waren we met de pioniers paradigmatisch handiger geweest, dan hadden we nu wellicht geen wereldwijde oorlog over olie- en gasbronnen gehad en een zo naargeestig en fel omstreden eenzijdig, economisch bepaald idee van wereldorde... Zo belangrijk is nu de filosofische onderbouwing. Zelfs al is die onderbouwing misschien uiteindelijk niet de doorslaggevende, toch moet ook daarin steeds worden ondernomen. De eenzijdigheid in weerwil ervan kennen we als het materialisme, als een behoefte aan valse zekerheden, als een vlucht in de feitelijk brandende materie der wereldse tegenstellingen van het ego dat we met al zijn politisering nu makkelijk kunnen herkennen in het verstrikt zijn in de materiële energiekwestie van het horizontale, eenzijdige denken. In die verstriktheid overheerst het handelsidee, het idee dat ons geluk te koop zou zijn, een opvatting die kapitalistisch zelfs de democratie neigt te verdringen, terwijl de democratie nu juist het ideale logo voor de vrijhandel is. Wereldorde moet weliswaar een handelsgeest kennen, maar kan natuurlijk niet alleen maar daaruit bestaan. Er is ook niet meteen een extra filognostische, politieke partij voor nodig, maar op de eerste plaats een denkmodel of paradigma als de HDT, hoe voorlopig van aard dan ook, om in een bredere wetenschappelijke zin dan die van het economische en mechanische denken dat normaal de energiepolitiek beheerst, te kunnen komen tot relativering en consolidering. Er is een paradigma als dit denkmodel nodig dat in principe, zoals het nu in dit pamflet is geschetst, breed maatschappelijk kan worden begrepen, kan worden ondersteund en verder kan worden ontwikkeld om in het onderwijs te worden overgedragen. Met het aanvaarden van het begrip van een in de natuur werkzame, dynamische, relatieve ether kan een ieder snappen dat we daar net zo goed energie uit kunnen halen als uit het werken van de wind, de zon en het water. Ook de ruimte is werkzaam als een energetisch veld waar je iets mee kan. Punt uit. Hoe je het ook noemt verder.
    Naast het economische denken en het natuurwetenschappelijke denken ten behoeve van de energiewinning en -beheersing zijn er twee andere facetten die bij een deugdelijk begrip van wereldorde komen kijken. Dit zijn de belangen van een overkoepelende wereldreligie en een wereldstaatsvorm. Om het probleem van de strijdige lokale religies die er rondom het etherbegrip en het door de
HDT gesteunde spirituele belang bestaan op te lossen moeten we de religies bespreken en hun plaats in de samenleving. Ook moeten we ten tweede de orde van een staatsvorm bespreken die voor de hele wereldbevolking aanvaardbaar is, een vorm van bestuur waar zowel het belang van het geheel als van de individuele staat mee gediend is. Een soort van win-win formule simpel gezegd. Dat begrip van orde moet de strijdigheid van het huidige democratische bestel wegnemen enerzijds en anderzijds positief contact weten te houden met de beheersing van de energie zoals die er dan met de natuurlijke (relatieve) ether is. Vanuit de HDT spreken we in het respect voor de persoon in volledige zin, ten eerste, op het hoogste niveau van differentiatie, van het belang van de man, de vrouw, de intelligentie en de geest. De geest staat in de verschillende natuur- en menswetenschappelijke vormen van vereniging centraal, met als leidend thema de vrijheid van illusie: wat we denken moet overeenstemmen met wat we zien. De intelligentie vormt de tegenhanger van de onrustige geest die op zichzelf staand steeds op de materie gericht is. De geest heeft de sturing van de intelligentie nodig vanuit een zekere vereniging die wat betreft de persoon orde moet scheppen. Dat ordenen terwille van de intelligentie gebeurt in de religiositeit en de privésfeer waarin het individu allereerst zijn rust en geborgenheid zoekt.
   De mannen in de samenleving discussiëren over de orde die er nodig is om niemand tekort te doen zodat de gemeenschapszin wordt gered en niet criminaliseert. Die orde noemen we nu geen adel meer maar democratie. De ruggespraak met het volk is de essentie van een goed en stabiel bestuur dat bij de tijd moet blijven. Zo bezien staat de man van het nieuwe model niet meer met wapens oorlogen uit te vechten terwille van een eenzijdige wereldheerschappij en dictatuur, maar moet hij nu met zijn paradigmatische opvattingen en begrippen politiek bedrijven om gewapende conflicten te voorkomen in het werelddenken dat helaas vaak meer op territoria of nationale identiteit is gebaseerd dan op een natuurlijk cyclisch begrip voor de tijdorde van ons materiële leven zoals de
HDT dat ziet.
  De vrouw staat
niet geëmancipeerd zijnde voor het aardse belang: het huis, de financiële zekerheid en de ondersteuning van de man in zijn wereldse taken. Maar met een zelf ontwikkelde zin voor maatschappelijke en ideële verantwoordelijkheid buiten de privésfeer om, kent men haar voor wat ze werkelijk is: een ziel, een persoon met een geest. Alleen met man en vrouw gezamenlijk geëmancipeerd is er een mogelijkheid van liefde en geluk waarin het ego kan oplossen, het seksisme kan verdwijnen en de ziel, die de feitelijke gelijkmaker van de mens is, kan worden gevonden. Voor de volledigheid van het persoonlijke belang van ons mensen is de spirituele helft van de HDT die voor het belang van de ziel staat minstens zo belangrijk als de materiële helft. De HDT impliceert een begrip van emancipatie van gelijkworden in de getuige van het zelfbewustzijn die we de ziel noemen. Ook in dat opzicht moet er dan verticaal worden gedacht: weg van het enkel maar rationaliseren van de burgerlijke gehechtheden en weg van de treurnis van een afwezigheid van een werkelijke collectieve intelligentie en menselijkheid. Enkel maar horizontaal denkend in materialistische termen die stellen dat man en vrouw met het bestrijden van het celibataire hun denken en intelligentie moeten inzetten voor het belang van hun en andermans materiële behoeftenbevrediging, zal de kar niet kunnen trekken.

    Verticaal denkend moet de parallel gevonden worden met de energiewinning vanuit de ether m.b.v. de nieuwe technologie van de uitgevonden gravitonenpompen. Zonder die parallel kan het paradigma niet slagen en blijven we weer steken in verdwaalde, geïsoleerde, ontkende, geridiculiseerde en vergeten uitvinders en alternatieve denkers en vernieuwingsculturen. Praktisch toegespitst zijn er dan met de HDT vanuit het idee van de evolutie en de kennisoverdracht, de noodzaak van een stabiel democratisch bestuur, de concrete leniging der materiële behoeften en het respect voor de spirituele waarheid en de integriteit van de persoon respectievelijk 1) wetenschappelijke, 2) politieke, 3) economische, en 4) religieuze overwegingen in samenhang met het etherbegrip te constateren. Overwegeingen die allemaal een even grote rol spelen bij het tot stand brengen van een coherent wereldbestuur, een nieuwe wereldorde, een orde waarin er de eenheid van de klassieke ether, ofwel een evenwicht in de relatieve ether, heerst in zowel een culturele als een natuurlijke zin gezonde verscheidenheid. Dit stookt dan met het dictum van de Europese Unie b.v. van eenheid in verscheidenheid (zie ook de Bhagavad Gîtâ 9.15). De belangrijkste reden dat de vooruitgang van de mensheid in relatie tot het energieprobleem niet zo gauw tot stand komt, schuilt met het in aanmerking nemen van de aan het einde van hoofdstuk vier genoemde hindernissen, in het feit dat een dergelijke wetenschappelijke vernieuwing gewoon te veel om het lijf heeft voor een enkel individu om te overzien, te veel maatschappelijke, oftewel religieuze, politieke en economische gevolgen heeft om als manier van denken en doen zomaar door te kunnen breken. Maar toch kan men met de noodzaak van een nieuwe energiepolitiek het paradigma van een nieuwe wereldorde er als een onvermijdelijk gevolg van onze culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen zien komen. Men kan er om praktische redenen uiteindelijk niet omheen die vier aspecten gelijktijdig te propageren als één samenhangend geheel. De argumenten daarvoor luiden als volgt:

1) Wetenschappelijk moet dus het etherbegrip in zijn relativiteit worden hergewaardeerd. We maakten al melding van verschillende tekenen dat dit proces inderdaad reeds in gang is gezet. Daar sluit dit pamflet bij aan. Gekoppeld aan die ontwikkeling zal er ook een herziening van het tijdbegrip moeten plaatsvinden. De ether kan namelijk niet worden losgezien van de tijd en de materie. Materie vormt de elektromagnetische condensatie van de donkere energie van de oertoestand, en de tijd bepaalt het leven van die materie in het energetisch vacuüm van de buitenruimte. De materie is nooit perfect statisch, de relatieve ether die de orde bewaakt van de materie, verkeert voortdurend in een dynamisch evenwicht. Ze is onder de invloed van de tijd altijd in beweging met velden die door velden bewegen en velden die naar elkaar en van elkaar af bewegen, en het is dan ook de tijd die de eigenlijke transformatie van de energie van het statisch veld naar een elektrische stroom van elektronen mogelijk maakt door handig gebruik te maken van de dynamiek, of kwantummechanische onzekerheid, van de relatieve ether. In de kwantummechanica, hebben de positie en het momentum van de deeltjes geen precieze waarden. Het heet het onzekerheidsprincipe van Heisenberg. Werner Karl Heisenberg (1901-1976) was een duitse geleerde die in 1932 de Nobelprijs ontving voor het creëren van de kwantummechanica, de theorie over de relatie tussen ondeelbare eenheden van energie, de z.g. kwanta, en de materie. Van hem stamt ook het idee van de proton/neutron structuur van de atoomkern. Er is voor de elementaire materie sprake van een 'waarschijnlijkheidsdistributie'. Er bestaat voor de materie altijd een bepaalde onzekerheid tot welk veld het behoort en in welke mate: het lokale, het universele en het tijdruimtelijke veld verkeren op deeltjesniveau en groter in een voortdurende interactie. Tijd, ruimte en materie is alles wat er is te zien in de wereld en zo moet dan, met de herdefiniëring en herwaardering van de relatieve ether als een bepaalde eigenschap van de zwaartekracht in de ruimte, ook de relativiteit over het tijdbegrip politiek worden afgeroepen en gerespecteerd. Dit houdt in dat de gelijktijdigheid die Einstein afwees dan ook voor ons in de burgermaatschappij uit den boze is, zodat gemiddelde tijden, zonetijden en zomertijden politiek moeten worden afgebouwd en uiteindelijk afgeschaft. Wat betreft het taboe op de gelijktijdigheid had Einstein volgens de HDT gelijk. Wettelijke tijdregelingen mogen niet in conflict verkeren met wetenschappelijke beginselen, dat moet dan het regeringsbeleid zijn. Geen wetenschappelijke tabellen meer in de politieke prullenbak. Het dictum luidt dan: we delen synchroon weliswaar het moment, maar de tijd is altijd verschillend op een verschillende plaats, in ieder geval latitudinaal (voor zowel een longitudinaal als latitudinaal tijdsrespect zijn ongelijke uren nodig die erg lastig zijn te respecteren voor de burger; slechts de Islam doet dat - goeddeels - met de gebedstijden).
     Zo wordt dan de reeds bestaande liberalisatie van het tijdbegrip in het bedrijfsmanagement begin 21e eeuw, wetenschappelijk ondersteund met wettelijke maatregelen die een lokale en persoonlijke, gedecentraliseerde, natuurlijker tijdorde beter ondersteunen. Klokken mogen dan alleen nog maar gelijklopen als ze bij elkaar komen in dezelfde ruimte. Op afstand, in ieder geval latitudinaal dus, moeten ze steeds een andere tijd aanwijzen. Zonder een dergelijke ingreep in de burgerlijke orde is het basisprincipe van de relativiteit, van het respect ermee met de ethermachines en van de eenheid van het bewustzijn in de verscheidenheid van de materie geschonden en zou er sprake zijn van een politieke, burgerlijke eenheid die ten koste gaat van de verscheidenheid. Dat zou een vorm van inductie (valse eenmaking) en bewustzijnsverlies zijn die ronduit gevaarlijk is voor de geestelijke volksgezondheid en de ontwikkeling van de cultuur (de synergie gaat verloren in compensaties). Een dergelijke valsheid moet op alle fronten bestreden worden. Valse eenheid ten koste van onderscheidingen is dan dus een natuurwetenschappelijk ontwikkeld taboe. Generaliseren is gevaarlijk ('allemaal een uniform' a.h.w.). Een hang in de richting van een valse eenmaking met de tijd zoals die in de twintigste eeuw ontwikkeld werd samen met de cultuurneurotische tegenhanger van het individualisme, is dan rationeel-politiek onverantwoord en onaanvaardbaar. Het nieuwe paradigma moet zo ook gepaard gaan met een nieuwe klok: dezelfde klok als die we hadden, maar dan voortaan met een extra tandrad dat astronomisch aangestuurd wordt met respect voor de z.g.
tijdvereffening (het verschil tussen de zonnewijzer en een standaardtijdklok), zodat tenminste latitudinaal de tijd op aarde verschilt per lengtegraad (zie solaire tempometer).    Ook de kalender moet dan een transformatie ondergaan waarbij men enerzijds de dag en de week doet inpassen in - en laat meelopen met - de orde van de zon, en er anderzijds een soort van vrije dag komt die met de maanfasen dwars door die orde van de zon heenloopt als was het een wandelende zaterdag (zie de Volledige Kalender van Orde). Lineaire weken zoals we die van de standaardtijd kennen vormen eveneens een soort van valse eenmaking waarbij de dynamiek die er is als gevolg van de relatieve ether wordt ontkend; m.a.w. de weekorde moet worden geschrikkeld met een vijftiende dag (studie dag? vasten dag?) om in een maand in te passen, ongeveer zoals dat op de oude juliaanse kalender plaatsvond. Zonder dit respect voor de natuurlijke dynamiek van hemellichamen gebaseerd op een relatieve ether, kan er geen sprake zijn van een beter collectief en burgerlijk begrip voor de ether. En dat begrip is nodig voor de nieuwe energiepolitiek. Einstein stelde duidelijk dat de tijd afhankelijk is van de manier waarop de waarnemer van plaats verandert met zijn positie op de planeet. Als we ons geografisch niet veel bewegen komt dat neer op het respect voor de schijnbare astronomische zonnetijd. We komen zo bezien dus niet onder een herziening uit van ons tijdsysteem en de wettelijke maatregelen die erbij horen. Omdat we daarmee terugkeren naar oude structuren hebben we daar niets van te vrezen, het zit nog in onze culturele genen. Filosofisch/politiek zitten we dan met het probleem van een paradigmatische strijd tussen de emotionele, pragmatische politiek van de 'moderne' voorkeuren en burgerlijke gehechtheden uit de twintigste eeuw en de nieuw-rationeel-relativistische voorkeuren van de 21e-eeuwse restauratie van de klassieke wetenschap in een syncretisch jasje. Het relativisme nieuwe stijl, een rationele stijl, is een onvermijdelijk iets als ze de theoretische basis vormt voor de nieuwe technologie van een directe energietransformatie. We hebben de rationele verklaring van de nieuwe relativistische ethermachines gewoon nodig en kunnen dat niet als iets zien dat los kan bestaan van de burgerlijke cultuur.

2) Politiek krijgt natuurlijk ook zo het een en ander zijn beslag met de nieuwe denkwijze. Er moet er een herziening plaats vinden van het democratisch begrip. We schreven hier al over in 'De Ether Bestaat' (op site: Ordening, democratie en utopie). Er is een democratie nodig waarin de individuele partij, het collectieve groepsego a.h.w., nooit meer eenzijdig kan domineren. De democratie kent als paradox dat de politieke partij de grootste bedreiging voor haar behoudt vormt. Wat moet verdwijnen is de mengeling van angst voor en lust met de democratie die onder de burgerbevolking heerst die steeds hoopt op overwinningen dan wel vreest voor een dictatuur of afglijden. In de HDT herkent men die staat als een staat van psychisch lijden, als een symptoom van een wereldwijde cultuurneurose. Men is op zijn hoede voor die democratie die leidde tot fascisme, communisme, fundamentalisme en uiteindelijk ook de ellende van het kapitalisme, het kapitalisme van de nepadel van financiële elites die, net als de franse edelen van vóór de Franse Revolutie, te weinig hart hebben voor de noden van de lokale wereldbevolking. We kunnen tegen de Afrikanen en andere derde wereldlanden niet zeggen dat ze maar cake moeten eten zoals Marie-Antoinette Bonaparte dat zei aan het einde van de achttiende eeuw. De oorlog tegen het terrorisme en tegen criminele subculturen (was 9/11 een z.g. 'valse vlag?', was de CIA misdadig?), de strijd tegen AIDS (wel of niet HIV veroorzaakt?), en de oorlog tegen drugs (legaal/illegaal?) en de gok- alcohol- en seksverslaving (geregeld bij de wet of verboden?), bewijzen begin 21e eeuw dat het kapitalisme op zich nooit de vrede van een goed maatschappelijk evenwicht en een dito gezondheid kan vormen of vinden. Vrijheid is nog geen rechtschapenheid.
    Er moet een concept op tafel komen van een democratie die deze symptomen van het materialisme niet meer als een op zichzelf staand probleem bestrijdt, maar de ziekte behandelt van een slechte veldbeheersing (een slechte tijdorde) met de burgerdeugden - de regulatie van de lust, het ego, de intelligentie en de vereniging. De ziekte moet juist bij de wortel worden aanpakt met een verbeterd, meer wetenschappelijk ether- en tijdbegrip en met een daarmee samenhangende verbeterde energiepolitiek. De democratie als de snelweg naar een eenzijdige, politieke oplegging van een socialistische, kapitalistische, fundamentalistische of een fascistisch/militaristische aard moet worden voorkomen. De hoop op de democratische overwinning van welke partij ook moet als definitief illusoir en destructief worden afgeschreven. Met de filognosie van de HDT streven we politiek naar samenwerking in alles omvattende coalities, naar integriteit dus en niet zozeer naar de overwinning van het ene ledemaat van de samenleving op het andere ledemaat. De politieke structuur van de democratie is als een lijf met vier ledematen. Die vergen een centraal integer en stabiel, wetenschappelijk geschoold bestuur. Voorlopig krijgt de wetenschap als zijnde de jongste religie (aanbidt de ether met de ware tijd!) die taak toebemeten met als opdracht de eigen denkwijze fris en bij de tijd te houden en niet met een vals elitarisme te verbrokkelen in subsidie- en sponsorwedijver. Dit lukt alleen door ieder van deze partijpolitieke neigingen tot dictatuur als een apart belang van de burgerdeugd met de nieuwe orde van de tijd zoals hiervoor beschreven in een afzonderlijk veld van handelen te isoleren en in evenwicht te houden met de andere belangen. Dit kan bestuurlijk door middel van een herverdeling van zetels in de parlementen en een verdeling in ministeries en subdepartementen, op zo'n manier dat dezen beter aansluiten bij elkaar en bij de aard van de identiteit van de gewone burger in de zin van zijn leeftijd (status) en beroep (klasse; zie Een Kleine Filosofie van de Vereniging).
    Om de valsheid van een dergelijk stelsel te voorkomen (een kastenstelsel of een klassenmaatschappij) en de gelijkheid van de burger te waarborgen moet er dan, met het principieel en structureel waken tegen valse eenmakingen, ook achting zijn voor de abstractieniveaus waarop iemand kan functioneren en de ervaring die hij heeft. De burger is gelijk in zijn geëmancipeerde respect voor de natuurlijke verscheidenheid. Dit moet steeds onthouden worden. Een betere differentiatie en verdeling van de politieke en economische macht vormt zo de remedie tegen een scheefgroei. Een dergelijke meer identiteitsbewuste politiek, die met beter differentiërende kiesgroepen (tot nu toe: vaste kamercommissies) bestuurlijk het individu beter behartigen en het individualisme als een cultuurneurotisch symptoom bestrijdt, moet dan steeds gebaseerd zijn op de mensenrechten.

Niemand mag vanwege het geld of om andere redenen bij de vuilnisbak worden gezet, dat moet grondwettelijk geregeld worden, de basisveiligheid is een absolute voorwaarde om relatief stressvrij en gezond te kunnen meedoen of van richting in het leven te kunnen veranderen. Een full-time vrijwilligerswerker is menselijk gesproken net zo veel waard als een gesalarieerde kracht en de burger moet dan ook in een mensvriendelijk systeem gewoon vrij kunnen kiezen tussen deze twee fundamentele basisidentiteiten in het arbeidsbestel waarin dan de werkeloosheid in principe niet meer bestaat; de werkeloosheid is dan meer een neurotisch verschijnsel van een persoonlijke identiteitscrisis. Je werkt voor een salaris bij een baas, of voor de God van het vrijwilligerswerk, en de enige mogelijkheid die dan nog overblijft is het misdadig of ziek zijn, en dat is maatschappelijk ook allemaal geregeld, zij het minder naar vrije keuze. De vrije wil van een rechtschapen en gezond individu om wel of niet mee te doen op dit of dat niveau van betrokkenheid of veld van handelen in de burgerdeugd is essentieel. Een systeem is volwaardig als het de dualiteit van geest en stof respecteert en als men net zo makkelijk kan kiezen voor materiële vooruitgang als voor geestelijke vooruitgang. De twee kunnen toch niet zonder elkaar, dus is het ook een illusie om met het ene het andere proberen uit te sluiten, zoals men dat wel voor ogen heeft in de strijd tussen het kapitalisme en het fundamentalisme. Het reddende systeem moet sluitend zijn en inclusief - d.w.z. een ieder moet zijn inbegrepen maar niet zijn gedwongen - en kan niet rechtvaardigheid pretenderen met uitsluiting of exclusiviteit. Ook het niet-meedoen, zelfs met deze nieuwe orde, hoort dan bij een categorie die wettelijk, wellicht met de oude wetgeving nog dan, beheerst wordt. Men tekent b.v. een contract van (digitale) medewerking (transparantie of controlebevoegdheid van transacties en activiteiten) met de regering of men kiest voor de oude vrijheid van de liberale privacy, met de nodige problemen van controle op passief kapitaal en belastingen en dergelijke. In die keuzevrijheid moet de politieke vertrouwensbasis te vinden zijn. Het zal immers niet zonder meer duidelijk zijn of zo'n status van medewerking (SvM) ook werkelijk beter meewerkt dan de privacy-voorkeur. Zuiverheid is een ideaal waavoor al eeuwen gebeden wordt.

3) Over geld valt altijd veel te zeggen en met een nieuwe energiepolitiek zal er ook een nieuw stelsel van inkomsten en uitgaven komen. Het culturele landschap verschuift en de economie moet meeschuiven. Dat is onvermijdelijk. De vooruitgang kan niet aan de Mammon worden geofferd, dat zou culturele zelfmoord zijn. Een centraal gecontroleerde digitale economie zoals men die monetair progressief plijtend voor de nieuwe wereldorde graag ziet, kan alleen bestaan als de oude lokale economie als back-up systeem blijft functioneren en de burger steeds een vrije keuze heeft zonder te worden gedemoniseerd. We zijn niet slecht als we het grootkapitaal niet dienen, en we zijn ook niet slecht als we dat wel doen. Eenheid in verscheidenheid impliceert een gelijkgezind bewustzijn van alle dualiteiten van arm en rijk, man en vrouw, concreet en abstract etc. Economisch moet er dus, gekoppeld aan het energiebeleid en de politieke heroriëntatie op de burgeridentiteiten, gedecentraliseerd en geliberaliseerd worden. Iedere identiteitsgroep en niet zozeer iedere natie of oude politieke partij krijgt dan zijn eigen lokale economische beleid met dezelfde preventie tegen voorkeursbehandelingen als die in de democratische hervorming terwille van de op de burgeridentiteit toegesneden kiesgroepen plaatsgreep. Met een toenemende integriteit en stabiliteit van bestuur zoals onder het vorige punt beschreven is er ook meer verfijning en effectiviteit mogelijk. Door de nieuwe energiepolitiek is de synergie van de samenleving immers gered. Zo wordt ook een eenzijdig zakkenvullen met de navenante politieke scheefgroei tegengegaan. Met de directe energiewinning wordt namelijk wat betreft het decentraliseren ook automatisch het monopolie en het uitbaten van de distributie van de energie doorbroken. Om die reden moet dan ook het hele economisch stelsel voor een belangrijk deel decentraliseren: de energiewinning is dan immers met de enkele aanschaf van een directe transformator geregeld en alle elektriciteits- en gasrekeningen komen dan te vervallen als de eigen generator voordeliger is dan de centrale voorziening. Zo zal er dan een liberalisatie van de economische macht plaatsvinden die meer bepaald wordt door voedsel, water en onderdak, zaken die altijd al meer decentraal geregeld waren, en hierin worden de mensen dan minder afhankelijk van en bepaald door wat voorheen de centraal geleide, economisch gemotiveerde, collectieve handelingen in de sfeer van de diplomatie, de financiële elites en de krijgskunst waren.
    Met het oplossen van het energieprobleem is het klimaatprobleem, het waterprobleem en het voedselprobleem van de wereld natuurlijk nog niet meteen opgelost, maar ongetwijfeld zal het oplossen van het energieprobleem ook zijn gevolgen hebben voor de overige problemen; iets wat nu nog niet geheel kan worden overzien. Wat betreft de herverdeling van de politieke en economische macht biedt het nieuwe paradigma een concept-ontwerp voor een uiteindelijke wereldorde, waarbij steeds in gedachten moet worden gehouden dat het nieuwe denken dan dichter bij de natuur staat, dat ze er directer mee is verbonden. Daarmee verschuift dan het machtsevenwicht van de structuur van de pragmatische, reductionistische cultuur naar de orde van de genetische, door de natuur geconditioneerde mens die het belang van zijn zelfbehoud herkent in dat van de hele menselijke soort alsmede in het belang van alle andere levensvormen op en van buiten de aarde. De tijdorde vormt allereerst biologisch een genetisch programma. De genen vormen de neerslag van de conditioneringen van het levende wezen in zijn evolutie, en dat geldt ook voor de secundaire culturele celmembraamschakelingen, de z.g. sensitiseringen, die een individu of een subcultuur met zijn genen kan hebben. De genen vormen de blauwdruk, het bouwplan van de materiële manifestatie van onze soort en de cultuur moet, rationeel gesproken, niet in conflict verkeren met die macht van de primair natuurlijke orde van de materie, de ruimte en de tijd. We mogen met de cultuur niet nogmaals zo rampzalig vervreemden van de natuurlijke orde van onze eigen planeet als we in de twintigste eeuw deden. Met de herziening van het meer op de relatieve ether begrepen tijdbegrip, komt de cultuur meer op één lijn te liggen, raakt ze meer gelijkgericht, met de orde van de natuur. Er zal dan met de economische implementatie, met de bekrachtiging van het burgerlijk gedrag op dit punt, minder stress en frictie met de natuur zijn en zo zal er dan een beter (collectief~) geweten in relatie tot de natuur zijn enerzijds en met elkaars individuele natuur en cultuur anderzijds. Hierdoor is de kans op ons overleven op de planeet met een beter collectief bewust, ecologisch beleid ook veel beter.

4) Tenslotte is er de religieuze kwestie. Religie vormt min of meer de oude leerschool van de illusievrijheid in samenhang met de ether waarmee de wetenschap dan de nieuwe leerschool om illusies te bestrijden met de relativiteit ervan vormt. De wetenschap is, op ego gebaseerd, geneigd te verbrokkelen in strijdige kampen, waarbij dan weer de natuurwetenschappen de sociale wetenschappen en dan weer de geesteswetenschappen de natuurwetenschappen ongeldig verklaren en afwijzen. Maar de wetenschap is nu eenmaal meer dan enkel meetkunde en bouwkunde of een gebed en een therpeutische sessie. De filognosie kent naar het indiaas voorbeeld van de z,g, darshanas zes fundamentele zienswijzen met de daarbij behorende vormen van logica en intelligentie. Niet alleen filosofie en methodologie vormen een absolute voorwaarde voor een geslaagde natuurwetenschap, ook de sociale, culturele, mens- en gedragswetenschappen vormen een onvermijdelijk gevolg als een wetenschappelijk paradigma moet worden overgebracht in een systeem van scholing en er een goed stelsel van beloningen moet zijn om gewenst en aangepast (lokaal, decentraal) ethisch en ecologisch positief gedrag te belonen. De dualiteit tussen leraar en leerling, maar ook tussen burger en de politiek is iets wat politiek en bestuurlijk onvermijdelijk is en zo kan dus de analytische en spirituele zelfrealisatiekant van de menselijke werkelijkheid niet buiten een syncretische, alomvattende wetenschap worden gesloten. En in niet mindere mate geldt dit voor de theologie en de politicologie. Het ego waar we politiek steeds mee te kampen hebben wordt nog steeds het best behandeld in de verschillende religies die er nog altijd in slagen de hele diversiteit van complete samenlevingen onder één personalistische noemer te plaatsen. Het gevaar van het vervalsen van dat ego in fundamentalistisch fanatisme moet herkend worden als berustend op een filosofisch/paradigmatisch gebrek. Het idee van het nieuwe paradigma is dat een beter relativerend respect voor het onpersoonlijke van de tijd en de ether automatisch een beter gedifferentieerd respect voor de individualiteit van personen mogelijk maakt, ofwel: beter met de cijfers is men beter met de persoon. Daarbij kunnen we dan goed zijn met een slecht systeem, slecht zijn met een goed systeem, slecht zijn met een slecht systeem en goed zijn met een goed systeem. De moraal van een zekere geestelijke samenhang, de attitude, en het gedrag van mensen in een goed werkende samenleving als één geheel, als één systeem kan op deze verschillende manieren samengaan zonder dat er direct een causaal verband te vinden is. Moeten we dan kiezen goed te zijn met een slecht systeem? De rebel en de terrorist zeggen dat dat verraad is, ook al ben je dan een brave, maar square burger. Dit hielden we al heel lang vol en het probleem daarmee is dat de synergie, de ruimte die we voor de positieve waarden van een sociaal leven hebben, ermee verliezen. Het systeem put onze goedheid uit. Het is niet vol te houden. Moeten we dan slecht zijn met een goed systeem? Slecht met ons nieuwe systeem in de gedachte vuur met vuur en kwaad met kwaad te bestrijden? Dat is hypocrisie, en heel destructieve vorm van verraderlijkheid, een verkeerde vorm van reclame zeg maar. Dan heet je geen held, maar een crimineel of terrorist die moet worden gestraft of gedood. Moeten we slecht zijn met een slecht systeem? De pacifist zegt dat dat een oorlog inhoudt die niet alleen het eigenlijke systeem in stand kan doen houden en bevestigen zoals dat gaat met ons vage idealisme met de standaardtijd die met de tweede wereldoorlog werd ingesteld, maar daardoor verliezen mensen ook nog eens hun geloof en vertrouwen in de natuurlijke, goddelijke orde der menselijkheid en de rede. Is er een grotere ramp denkbaar? Moeten we dus dan goed zijn met een goed systeem? Het is duidelijk dat voor dit laatste moet worden gekozen, ook al is dat voor het eerste schaap dat over de dam moet komen een zware Jezus-klus. Je moet heilig zijn of een martelaar in je naleven van de gedragsregels en het op je nemen van de last van een bestaande disfunctionerende samenleving en het consequent een goed systeem voorstaan, anders zijn we dus verraders, hypocrieten, criminelen en oorlogszuchtigen. Dat wat betreft de attitude, onze geesteshouding, de anti-materiële spirituele kant van de HDT. Door dat qua gedrag ook gezamenlijk werkelijk technisch door te ontwikkelen en door zo de hiërarchische structuur van onze materiële werkelijkheid met de HDT in de praktijk te brengen zijn we volledig, zijn we echt van God. Zonder dat respect voor de praktische kant van het behartigen van het onderscheid tussen directe en indirecte duurzame energiewinning, zijn we slechts goed met een slecht systeem, en dat is zoenen met de duivel.
     Beter differentiërend is er een beter respect voor het individuele belang en dus ook een betere algemene gezondheid. Het persoonlijke en het onpersoonlijke vormt een fundamentele dualiteit van categorie en element, die niet zomaar buiten werking kan worden gesteld met een wetenschappelijke of politieke voorkeursbehandeling. Het achtervolgt een ieder die zich er schuldig aan maakt het een boven het ander te plaatsen. Het ego, de klasse, de kaste, en dus ook de cultuur van de persoon, de religie dus, moet tegemoet worden getreden als èn een probleem èn als een oplossing. Het probleem is steeds de valse eenmaking en het valse ego dat anderen buitensluit, de oplossing is met het nieuwe paradigma steeds de differentiatie en integratie in een cultureel overkoepelende visie die niet repressief en exclusief is maar progressief en inclusief. Zo ziet men, naar de noodzaak van deze werkelijkheid, historisch syncretische benaderingen ontstaan in de theologie waarin ieder van de religies hun eigen plaats krijgen in een historische context: voor ieder tijdgewricht en voor iedere natie is er een opwaardering van de relatie van de mensheid met de godsidee die resulteert in een (individuele/subculturele) cultuuromslag: zo ging men historisch van de val van de vedische cultuur over naar het Judaïsme, van de val van de mesapotamische en shamanistsiche, chinese en zuid-amerikaanse en egyptische afgodencultuur naar de filosofie van Socrates en Boeddha, en van de val van het onpersoonlijke filosofische en lege van het Boeddhisme samen met de Ongeziene en het misbruikte Jaweh-begrip over tot de oplossing gevonden in de onzelfzuchtige heldenmoed van Christus. En zo verder gaat het dan van het verval van de macht van het Christendom in de duisternis der Middeleeuwen bij gebrek aan een natuurlijke tijdorde met de ether naar de opkomst van de Islam die de tijd van de zon en de maan wel zuiver wil zien in overeenstemming met de ether. Vervolgens komt de Islam ten val door haar onbeheerste hartstocht en eenzijdige fundamentalisme, zodat we de Renaissance en Verlichting kunnen zien verschijnen die uitmondde in het moderne relativisme dat nu dan ook weer ten val komt met de zoveelste vervreemding in relatie tot de oerkracht van de ether in de vorm van de moderne
standaardtijd. Met de oude energiepolitiek en het standaard tijdsysteem dat erbij hoort waren we vervreemd in ontkenning van die ether waar we niet buiten kunnen met de noodzaak van een nieuwe energiepolitiek. Religieuze integratie van de wereldorde houdt dus niet in het stichten van een kerk of tempel van aanbidding, maar bestaat uit het op zijn plaats zetten van iedere religieuze subcultuur zonder dat er ook maar één het idee kan krijgen over de wereld te heersen. En zo hebben we dan een geschiedenisboek dat dit alles beschrijft met een vorm van onderwijs voor volwassenen en kinderen waarin ieder naar eigen behoefte zijn kennis en saamhorigheid bijspijkert met dat hoofdstuk uit de algemene gods- filosofie- en wetenschapsgeschiedenis waarin men zich dan verder moet bekwamen als was het een bijscholingscursus in sociaal-historische integratie.

 


 



 

 


 

                         

 


 

 

©5-9-2007 theorderoftime.com:
copying only for ptivate and research purposes.

 

 


 

  

 
 

 

website metrics