Pamflet voor een
Nieuwe Energiepolitiek
"Alle waarheid
doorloopt drie stadia:
allereerst, wordt
hij belachelijk gemaakt,
ten tweede wordt hij krachtdadig
tegengewerkt,
en ten derde wordt hij geaccepteerd
als vanzelfsprekend."
Arthur
Schopenhauer (1788-1860)
1) De
noodzaak
van een nieuwe energiepolitiek
De moderne
energiekwestie is een
zwaarwegende. Het overleven van de
mensheid staat op het spel. We
kunnen, zoals we dat nu aan het
begin van de 21e eeuw al duidelijk
zien, niet doorgaan met fossiele
brandstof. We moeten
overschakelen op duurzame
energiebronnen, deels vanwege het
feit dat 1) de energiebronnen van
olie, gas en andere fossiele
brandstoffen uitgeput raken, maar
ook 2) omdat het gebruik van niet
duurzame energiebronnen door
teveel CO2 uitstoot een acute
bedreiging vormt voor het
biologisch evenwicht en de
leefbaarheid van deze
planeet. Daarnaast hebben we
te kampen met geopolitieke
bestuurlijke en bijkomende
militaire machtsconflicten in
samenhang met het, in reactie op
de vele crises van de
klimaatverandering, streven naar een nieuwe
wereldorde.
Met
de
tweede factor
van het milieu, die de grenzen
aangeeft van wat moeder aarde
van ons mensen kan
verdragen, lijken we een
kantelpunt te naderen. Zo is de
opwarming van
het klimaat medio
2007 een vaststaand feit, maar
is ook in de 50 jaar daarvoor de
sterkte van het zonlicht b.v.,
afgemeten aan de z.g. pan-evaporatie die
een soort van meteorologische
verdampingsindex is, met zo'n
15% afgenomen, vermoedelijk als
gevolg van roetdeeltjes en
andere chemische verbindingen in
de hogere luchtlagen om de aarde
heen. Over oorzaken en gevolgen
wordt gediscussieerd. Een
toename van atmosferische
deeltjes geeft een 'dimming' of
verduisterend effect, maar door
recentere klimaatmaatregelen
neemt die dimming weer af en
neemt de pan-evaporatie weer toe
(zie o.a.Wikipedia over global
dimming en pan-evaporatie).
Het CO2 gehalte op aarde
vertoont natuurlijke
schommelingen, historische data
als verkregen uit boomringen en
ijskernen zijn voor meerdere
uitleg vatbaar en
feedbackmechanismen tussen
atmosfeer, ijsmassa's, oceanen
en de biosfeer, die snelle
escalaties kunnen veroorzaken,
of juist klimaateffecten weer
kunnen afzwakken, maken een
precieze inschatting van de
invloed van CO2 niveas ook
onzeker. Klimaateffecten zijn
moeilijk voorspelbaar
vanwege kantelpunten die
onverwachte ontwikkelingen
kunnen geven, zoals een sneller
stijgende zeespiegel of een tot
dusver niet alarmerend maar
zeker gering afnemend
zuurstofgehalte van de
atmosfeer door meer
verbranding, minder bossen en
een geringere vitaliteit van de
oceanen als gevolg van verzuring
door CO2, terwijl tegengesteld
extreem weer, zoals een
plotselinge afkoeling, zomaar
tijdelijk veroorzaakt kan worden
door b.v. vulkaanuitbarstingen.
Regionaal verschillen de
klimaateffecten van droogte en
neerslag, zodat een veranderend
klimaatevenwicht niet direct
duidelijkheid verschaft over de
oorzaken en gevolgen ervan, over
de ernst van de zaak of dat het
een acceptabele natuurlijke
variatie betreft die tijdeljk
inspeelt op de ook aan
(zelf)beperking onderhevige
invloed van de menselijke
cultuur. Er bestaat veel
verwarring over, ook in de
wetenschap. Ook is er een
psychologisch effect van ons
niet meer bewust zijn van het
probleem door gewenning en
rationalisatie, zoals een kikker
niet uit een bak met geleidelijk
aan kokend water springt. Maar
niettemin bieden
wetenschappelijke vooruitgang in
de ontwikkeling van
klimaatmodellen, verbeterde
risico-inschattingen en een
verbetering van
aanpassingsstrategeën
technologisch en ecopolitiek,
ons een grotere weerbaarheid en
een beter bewustzijn van het
klimaatprobleem. Ondanks de
onzekerheden over de oorzaken en
gevolgen van CO2 niveaus,
klimaatverandering en
geopolitieke problemen, alsook
over wat we eraan konden doen
tot nu toe, is echter een
overweldigende meerderheid van
deskundigen het er wel over eens
dat menselijke activiteiten
significant bijdragen tot hogere
niveas van CO2 en van andere
broeikasgassen, en zo ook over
de bijdrage ervan aan de daarmee
samenhagende klimaatverandering.
De warmte in de atmosfeer blijft
er simpel gezegd door gevangen
inderdaad als in een broeikas.
Daarom is er een proactieve
benadering, een strategie die
erger voorkomt, nodig om de
klimaatveranderingen tegen te
gaan en om te buigen. Er zijn
grenzen gesteld aan onze groei
en consumtieve verlangens, we
moeten meer bomen planten om de
CO2 weer op te nemen en meer
duurzame energiebronnen
ontwikkelen om de opwarming van
de aarde te voorkomen.
Duidelijk
is dat er met veel factoren
rekening moet worden gehouden
als we willen overschakelen op
een andere manier van energie
opwekken en tegelijkertijd de
natuurlijke en culturele orde op
onze planeet willen handhaven.
Het kan je doen duizelen te
beseffen wat er allemaal
meespeelt met het
klimaatprobleem en de
energiekwestie. Zo zijn er de
effecten van woestijnvorming,
het wereldvoedselprobleem, het
watermanagement, het sterven van
het zee- en landleven, het
smelten van de poolkappen en de
permafrost in Siberië, waarbij
enorme hoeveelheden methaangas
vrijkomen die ook weer extra
bijdragen tot het
broeikaseffect.
Ieder aspect van het
probleem van een wereld in
crisis heeft zo zijn eigen
gevolgen voor het milieu en de
cultuur en vereist zo zijn eigen
maatregelen. Een
zogenaamd emissieneutraal, duurzaam
beleid
b.v. mag dan wellicht politiek
gezien een theoretisch evenwicht
tot stand brengen tussen de
opwarming door het broeikaseffect en de
afkoeling als gevolg van de
genomen klimaatmaatregelen. Maar
met het zo een pas op de plaats
maken, met enkel maar preventie
van luchtvervuiling en de
toepassing van bio-brandstoffen
en andere niet-emissievrije,
minder duurzame technieken,
kunnen zich toch verstrekkende
negatieve gevolgen aftekenen.
Met enkel compensatiemaatregelen
is het probleem van een schone
energietechnologie niet
opgelost.
Een verdere
achteruitgang in de algemene
leefbaarheid van de planeet en
de energie- en voedselpolitiek,
alsook een verdere aantasting
van het natuurlijk evenwicht van
het ermee samenhangende klimaat
en het menselijk, dierlijk en
plantaardig welbevinden, leidt
dan, zo koersend op politieke
haalbaarheid maar feitelijk
handelend vanuit ecologisch
onverstand, onvermijdelijk tot
grote culturele en politieke
problemen. We kunnen daar geen
vrede mee hebben. De temperatuur
van de planeet kan met een
eenzijdig, slechts economisch
begrepen, beleid van de
'zuivering van de atmosfeer' en
een 'nieuw evenwicht', in een
paar decennia niettemin met
meerdere graden oplopen en b.v.
het ijs van de zuidpool doen
smelten met catastrofale
gevolgen voor alle laaggelegen
kustgebieden op de wereld.
We moeten onszelf niet
voor de gek houden en denken dat
we er met zonnepanelen en
windmolens wel komen. De
klimaatwetenschap waarschuwt
tegen zulk beleidsmatig
simplisme. Er is een
breed-spectrum aanpak nodig, ook
wetenschappelijk. We hebben een
constante energiebron nodig met
een veel grotere
energiedichtheid dan die van
solaire fotonen en een onrustige
atmosfeer. Zo ontwikkelde zich,
op zoek naar alternatieve
energiebronnen, ook een
hernieuwde belangstelling voor
kernenergie. Kerncentrales
gebaseerd op het plijten van
atomen hebben een optimale
energiedichtheid met hun
nucleaire brandstof, ze vormen
echter geen wezenlijk schone
energiebron vanwege de atomaire
splijtstoffen die er nodig zijn.
Uranium en dergelijke
radioactieve metalen vormen niet
alleen een milieuprobleem met
het radioactieve afval dat er
overblijft. Ook kleeft er, zoals
algemeen bekend, een groot
gevaar aan deze methode. Als er
iets misgaat zitten we met een
vrijwel onherstelbare
milieuschade, De rampen in
Chernobyl in Oekraïne en
Fukushima in Japan vormen
daarvan een voorbeeld.
Een
alternatieve
techniek voor nucleaire
energieopwekking zou de kernfusietechniek zijn.
Tot nu toe is de gunstigste
techniek voor het beheersen van
de enorme hitte die nodig is
voor de kernfusie het
laten zweven en ronddraaien van
het fusieplasma in een sterk
magnetisch veld in een
zogenaamde tokamak. Deze
techniek levert echter nog geen
overunity op in
2007: er komt niet meer energie
uit dan men erin stopt. Het hele
project van de kernfusie zonder
een fusie-efficiënte brandstof
zou wel eens een heel dure
illusie kunnen blijken te zijn.
Helium-3, een
heliumatoom met een neutron
minder, zou een kandidaat zijn
om meer efficiënt met minder
input meer output te krijgen aan
energie in het kernfusieproces.
Het element zelf is radioactief
neutraal zodat er dan minder
problematische straling vrijkomt
bij de kernfusie. Het zorgt voor
een schoner fusieproces, zij het
dat ook met He-3 men niet
helemaal een stralingsvrije
energieproductie kan krijgen.
Het element dat zelf stabiel is
in kristalvorm en met zijn
bijzondere eigenschappen
uitvoerig is onderzocht en
beschreven door o.a. de
natuurkundige E.R. Dobbs, is
zeldzaam op aarde maar komt ruim
voor op de maan als neergeslagen
zonnewind. He-3 kan men
weliswaar zelf kunstmatig
produceren uit Tritium-verval en
is ook bekend als bijproduct van
nucleaire wapens, maar om de
hele wereld efficiënt van
energie te voorzien ermee moet
men het op de maan gaan halen.
Een enthousiaste aanhanger van
de methode kan, via een handige
website die opties op
grondgebied op de maan verkoopt,
alvast een plaatsje gaan
reserveren. Daar
zou voor vele eeuwen genoeg aan
energie voor de hele aarde in de
vorm van Helium-3 te vinden
zijn. Een dergelijke
energiewinningspolitiek zal
echter, met maanbases en
spaceshuttles, een dermate grote
inspanning van onze cultuur,
economie en wetenschap eisen
dat, nog afgezien van het feit
dat de voorraad Helium-3 op de
maan dus ook eindig is - het is
slechts een hele luxe fossiele
brandstof dus -, ook deze optie
terzijde moet worden geschoven
als zijnde economisch te
onzeker, geopolitiek te
gevaarlijk en technologisch te
omslachtig. Kernfusie op andere
manieren, zoals als het neutron-arme
fuseren dat
geen exotische brandstof als
He-3 nodig heeft, is tot nu toe
nog niet eenduidig efficiënt of
zelfs maar in de praktijk
haalbaar gebleken. Kernfusie
lijkt een mooie
wetenschappelijke uitdaging,
maar of het ooit een reëel
energie-alternatief gaat vormen
dat vrij is van ecologische,
politieke en economische
bezwaren is dus onzeker, ondanks
de enorme wetenschappelijke en
financiële inspanningen ervoor
in de laatste decennia.
Meer in
lijn met een mechanisch
makkelijk beheersbare en
economisch doelmatige benadering
op dit gebied is de z.g. 'koude fusie', ook
wel low energy nuclear
reaction (LENR) genaamd,
die voor het eerst werd
ontwikkeld in 1989 door de
chemici B. Stanley Pons en
Martin Fleischmann van de
Universiteit van Utah in de V.S.
Zij toonden aan hoe je met
slechts twee elektroden (anode
van Platina, kathode van
Palladium) in zwaar water
(Deuterium-oxide) met weinig
stroom extra hitte of een hitte
overschot (heat excess) kan
genereren, slechts verklaarbaar
uit een nucleair proces. Hoewel
het proces, dat geen schadelijke
straling produceert, niet meteen
goed begrepen of beheerst
werd,
verkeerde het feit dat men tot
twee dagen en nog langer dit
effect wist op te wekken uit
enkel een beker (zwaar) water,
in tegenspraak met de bestaande
natuurkundige modellen. Koude
fusie werd daarom aanvankelijk
met scepsis ontvangen.
Medio 1990
sloten echter Michael McKubre,
de directeur van het Energy
Research Center van Stanford
Research International, samen
met Richard A. Oriani van de
University of Minnesota, Robert
A. Huggins van de Stanford
University en Y. Arata van de
University van Osaka in Japan
zich aan met het onderteunen van
hun bevindingen. In 50% van de
onderzoeken vonden ze de
genoemde resultaten van extra
hitte en andere
nevenverschijnselen. In 1993
verrichten een aantal V.S.
marine onderzoekers van het
China Lake Naval Weapons
Center in Californië,
o.l.v. de chemicus Melvin Miles,
onderzoek naar de bellen die
zich in het apparaat
ontwikkelden. Ze concludeerden
uit massaspectraalmetingen dat
er Helium-4 aanwezig was.
Ondanks het feit dat de gevonden
hoeveelheden niet klopten met de
bestaande theorieën, leverden ze
bewijs dat er inderdaad een
soort van atoomfusie op
kamertemperatuur plaats had
gevonden, die de hitteproductie
verklaarde.
In fusie, smelten twee
zware 2H of deuteriumatomen
samen tot Helium-4 met afgifte
van energie. In hete fusie heeft
men daar miljoenen graden
Celsius voor nodig met behulp
van extra, moeilijk te
verwerven, tritium, een andrere
isotoop van waterstof. Maar hoe
kan zoiets ook op
kamertemperatuur
plaatsvinden? Hoewel dit
duidelijk een geval van protowetenschap
betreft, een wetenschap die
nog in de kinderschoenen staat,
spreekt men, met al het
standaardgetwijfel aan elkaars
onderzoeksopzet, toch vaak van
koude fusie als pseudowetenschap,
ofwel van een vorm van
zelfmisleiding of begoocheling
op basis van gebrekkige
methoden. Maar het waren niet de
methoden die gebrekkig waren,
gezien al de oprechte
wetenschappelijke inspanningen;
het was het heersende paradigma
dat in gebreke bleef.
Om te begrijpen
waarom koude fusie vaak verkeerd
wordt gelabeld als speudowetenschap,
of waarom een dergelijk
belangrijk
onderzoeksverschijnsel foutief
wordt geclassificeerd, hebben we
psychologie, filosofie en andere
wetenschappelijke disciplines
nodig. Met de raadselachtige
onderzoeksresultaten belandt men
immers buiten de kaders van het
heersende, klassieke model van
de fysica. Wetenschappers
verlaten niet zomaar het
vertrouwde terrein van de
natuurwetenschap met paradoxale
resultaten die verwijzen naar
onbekende processen. Zo'n aan
conventies gebonden groep van
wetenschappers beheerst niet
zomaar al de bijkomende
wetenschappen die een rol spelen
bij een dergelijke grote
verschuiving in het denken van
de wetenschap.
Ondanks de
grote aantallen gepubliceerde
onderzoekingen die anomale
hitteproductie constateerden,
concludeerde het United
States Department of Energy
dat in 1989 een
onderzoekspanel formeerde om de
zaak te onderzoeken, dat er geen
afdoende bewijs was geleverd
voor de werkelijkheid van dit
koude fusieproces en dat er
daarom dus ook geen
onderzoeksgelden voor verdere
ontwikkeling moesten worden
vrijgemaakt. Ook een tweede
panel in 2004 kwam met een
soortgelijke, zij het wat
afgezwakte conclusie. Het 2004
rapport hield wel een keerpunt
in omdat mede daardoor meer
gerenommeerde wetenschappers en
belangrijke commerciële
tijdschriften (Time, Scientific
American) nu wat meer
belangstelling durfden te tonen.
Maar toch stak men met name in
de V.S. de vele miljarden aan
onderzoeksgeld voor nieuwe
energiebronnen ook anno 2007
voor een belangrijk deel liever
in het misschien wel veel
twijfelachtiger hete fusieproces
dat dus nog nooit meer energie -
en dus ook zeker geen geld -
opleverde dan er werd
ingestoken. In de V.S. blijft de
koude fusie een taboe, terwijl
Azië veel toeschietelijker is
met patenten op dit gebied b.v.
Ook met de wetenschap kan in de
formele politiek een benepen
dorpsmoraal heersen die,
gebaseerd op nevenmotieven en
buiten de rede om, alles afwijst
wat de gevestigde orde van het
vertrouwde ego van gezag
uitoefenen, de geijkte leer en
het daarbij behorende
geldverdienen in gevaar brengt.
Als er wel een
formele erkenning zou zijn, zou
de wereld op z'n kop staan, want
dan hebben we een revolutie:
alle maatschappelijke en
economische verhoudingen
veranderen dan en ook moeten dan
alle studieboeken worden
herschreven en moet het
onderwijs worden hervormd. En
wie zou daar nou voor in moeten
staan of voor kunnen tekenen?
Uiteindelijk is de vooruitgang
een egoloos proces waarin ieder
zijn steentje heeft bijgedragen.
Nu begin 21e eeuw zijn er met
dat proces al commerciële
tekenen waarneembaar, want het
geld kruipt ook waar het niet
gaan kan: Energy
Technologies in Israel, D2Fusion in
Californië, JET
Thermal Products in
Massachuchets, Mitsubishi
motors en The Mastrrr
Company in
Texas zijn de ondernemingen die
anno 2007 bezig zijn het proces
van het koud fuseren in te
zetten voor verschillende
doeleinden als waterzuivering,
mechanische aandrijving en
energievoorziening. Wat daarbij
dan voor de acceptatie door het
brede publiek nodig blijft is de
gehele verantwoording van het
denkmodel i.v.m. de culturele
omslag die erbij komt kijken. In
dit pamflet zal de hele
paradigmatische kwestie met
alles wat erbij komt kijken
uitgebreid aan de orde komen. In
deze studie zal een poging
worden gedaan om, op basis van
de nieuwste experimentele en
theoretische bevindingen op het
gebied van de vrije energie
alsmede de overige
getuigenverklaringen die
samenhangen met de
energiekwestie, bij te dragen
tot de verdere ontwikkeling van
dit zich in de postmoderne tijd
opwerpende nieuwe paradigma voor
de 21e eeuw. We zijn op weg naar
een vernieuwd wetenschappelijk
denkmodel waarmee we waarlijk
kunnen spreken van een Nieuwe
Wereldorde. Het gaat dan, zo
blijkt dan nu, om een orde die
niet enkel gebaseerd is op het,
al dan niet militair, prediken
van de 'democratie' met het
vervagen van grenzen in een
mondiaal klimaat waarin een vorm
van vrij ondernemen mag heersen
die het sociale en biologische
klimaat van de planeet zelf ook
niet zonder meer ten dienste
staat. De kaarten liggen anders
op tafel dus. Een beter
ecologisch beleid is
noodzakelijk, we moeten per slot
van rekening onszelf ook nog
eens zien te overleven met
ieders individuele vrijheid van
materiële belangenbehartiging.
Het gaat om
een breder en meer
verantwoordelijk begrip van
wereldorde, een begrip dat ook
verder reikt dan de drie pijlers
van internetcommunicatie,
waterstofopslag en de
tweeweg-distributie die de
amerikaanse econoom Jeremy
Rifkin
onlangs als de essentie van een
derde industriële revolutie in
Nederland ter ere van de
Innovation Lecture 2007 op
dinsdag 4 december in de
Ridderzaal in Den Haag te berde
bracht. Zijn nog steeds erg dure
oplossing van 850 miljard voor
een intelligent energienetwerk
om zelfgeproduceerde energie
terug te voeren op het net is
weliswaar een nieuwe
energiepolitiek, maar is nog
steeds gebaseerd op het oude
wetenschapsmodel. In het nieuwe
model dat zich opdringt onder
invloed van de koude fusie en de
andere
vrije-energietechnologieën die
we verderop zullen bespreken,
trekt iedereen zoveel 'nieuwe
energie' aan via de nieuwe
technologie als hij nodig heeft
op ieder moment van de dag, en
dat kan privé evenzogoed als via
een krachtcentrale, het gaat
immers om een echt vrije markt.
Opslag is vanuit dit nieuwe
perspectief dan niet meer nodig,
en dat is weer extra winst voor
iedereen en de planeet. Wat
Rifkin zo bij de tijd beweert
is in dit licht bezien dus nu al
weer verouderd. De
ontwikkelingen gaan snel aan dit
front. De waterstof-obsessie van
het opslaan van energie is niet
meer van toepassing bij de
direct naar behoefte gewonnen
energie van b.v. auto's die op
koude-fusiemotoren rijden (zie
ook Basics; peswiki-article, Cold fusion
18 years and heating up; Eugene
Mallove; News; ISCMNS
(society); Naudin
project; FAQ; Conferenties).
Cultureel
en
psychisch moeten we oppassen
voor een conflict als we de
onvermijdelijke kwestie van een
andere politiek van
energiewinnen niet goed voor
ogen hebben. We zijn in de
energiewinning met de natuur
bezig die ons gevormd heeft,
onze genen gemaakt heeft, die
ons geconditioneerd heeft, en de
cultuur zal zich hier rekenschap
van moeten geven.
Pragmatisch denkend voor een
snel resultaat en economisch
succes is dit al gauw vergeten.
De natuur werkt in op onze genen
en wij schakelen met die genen
in reactie op haar met het ons
aanpassen aan haar dynamiek.
Onze genen vormen het materiaal
waarmee wij mensen, ook in onze
culturele bezigheden, ons in een
evolutie bevinden die niet
zomaar stopt of tegengehouden
kan worden. Er is zowel een
culturele als een natuurlijke
autoriteit die over ons leven
heerst. Uiteindelijk gaat het
erom, zoals we dat politiek heel
goed weten, wie of wat er de
dienst uitmaakt, wat er nu in de
besluitvorming vooropstaat. We
moeten helder voor ogen hebben
of, en in welke mate, we gevormd
worden door pragmatische en
economische bepalingen, die we
ook wel kennen als een eindeloze
machtsstrijd over welke
politieke greep en welke
voordeelrekening de - tijdelijke
- voorrang zou hebben. Of we
geven toe dat, zoals dat met de
Franse Revolutie in den beginne
werd verkondigd, de natuur onze
grondslag vormt en vinden daarin
dan onze primaire orde en
harmonie (zie m.n. de werken van
de filosoof J.J.
Rousseau, 1712-1778).
Als
we psychisch van de culturele
onzekerheid en persoonlijke
misère afwillen die het gevolg
is van een conflict tussen de
materiële belangen van de
cultuur en die van de natuur,
moeten er daden gesteld worden,
daden die dan gevolgen hebben
voor de milieu- en
energiepolitiek. Gevangen tussen
de twee vuren van het materiële,
gemakzuchtige en kortzichtige
voordeeldenken en het denken ten
gunste van de geest van het
natuurbehoud die meer geweten en
inspanning vergt, kunnen we
spreken van een strijdigheid
waarin we psychisch gebukt gaan
onder een kwellende onzekerheid
over waar we nu onze ware
zekerheid en sturing, onze
controle en ons vertrouwen in
moeten vinden. In dat
spanningsveld blijven we maar
zoeken naar harmonie en
evenwicht zonder dat we, in onze
uit gehechtheid geboren
besluiteloosheid, een
gezamenlijke oplossing of
duurzame wereldvrede en
collectieve rechtschapenheid van
leven kunnen vinden.
Er moet
een definitieve keuze gemaakt
worden, er moeten knopen worden
doorgehakt voordat we ertoe
gedwongen worden door culturele en
natuurlijke rampen. Met het
beëindigen van dit
natuur-cultuurconflict, zoals dat
bijvoorbeeld het laatste jaar met
de meer natuurvriendelijke en op
duurzaamheid gerichte Cradle to
Craddle-filosofie van
William McDonough en Michael
Braungart in het bedrijfsleven
plaatsvindt, kan de democratie dan
meer een afspiegeling zijn van de
orde die we in de natuur vinden
dan dat ze een afspiegeling vormt
van een eeuwigdurende,
machtsonzekere, politieke strijd
die in feite cultuurneurotisch en
destructief is. De strijd
gebaseerd op een onvermogen om
direct vanuit de natuur te
handelen en het daar met elkaar
over eens te zijn moet ten einde
komen. Dat tijdperk moeten we
afsluiten. Ook in ons
wetenschappelijke denken. De vraag
allereerst is dus: op welke
manieren kunnen we omgaan met de
natuur als het om duurzame
energiewinning gaat? Daarna komt
dan de vraag wat de
wetenschappelijke gevolgen zijn en
hoe we precies als normale mensen
in het onderwijs en de opvoeding
na moeten denken met de gevonden
methoden en technieken. Hoe ziet
zo'n wereldorde eruit die op de
natuurlijke orde is gebaseerd van
het raderwerk van de natuur, op
het raderwerk van de klok gevormd
door de zon, de maan en de sterren
en niet meer zozeer op een
indeling afgaat in territoria en
andere begrippen van valse
vereniging van waaruit we strijd
moeten leveren met elkaars ego? Is
zoiets mogelijk? (zie ook het
artikel Zon, Maan en de
Nieuwe Wereldorde)
-
-
|