Hoofdstuk
2 Feiten
en bewijzen Geheel tegen de
traditie van het wetenschappelijk onderzoek in wil ik
eerst een uiteenzetting geven over de methode van het
hanteren van feiten en bewijzen. Eigenlijk zou ik moeten
beginnen met de probleemstelling: 'Hier zit ik mee', en
dan: 'zo liggen de feiten, zo is het onderzoek en zo
luidt de conclusie'. Mijn eerste credo
betreft eerlijkheid. Ik wil mezelf noch anderen geweld
aandoen met een kaalgeplukte en gestroomlijnde
modelredenering. Ik aanvaard het model wel maar wil
terwille van de leesbaarheid en mijn eigen gezondheid
eerst een aantal andere problemen aanstippen. Daarbij wil
ik vrijuit blijven redeneren. Ik wil die
wetenschappelijke methode een beetje aankleden, opvullen,
een natuurlijke vorm geven. Teveel is de persoon zoek
geraakt in de moderne wetenschap. En het gaat mij er om
die persoon weer boven water te krijgen; niet alleen voor
mezelf, maar ook voor ieder ander. Het basisidee van
walging à la J.P. Sartre is dat van de
onpersoonlijke leegte in de trant van God is dood. God is
echter net zo dood als je eigen liefde. Één
van de problemen is dat er te veel energie verloren gaat
met de onpersoonlijke benadering. Het onpersoonlijke is
meer een noodtoestand voor mensen en een mensheid die
zich voor zichzelf schamen, van zichzelf vervreemd zijn.
We zijn het gaan huldigen als een hoog principe van
beleefdheid en behoren, maar het is het goedpraten van
een afgang, een door de problemen geïntimideerd
zijn, een ongewenste vorm van verlegenheid. Dus laat ik het eerst
eens hebben over m'n eigen schaamte. Ik moet m'n ziel,
mezelf, trouw blijven. Ik kan van geen enkele lezer
verwachten dat hij me kan volgen als ik niets over mezelf
vertel. Je wilt toch weten met wie je te maken hebt. Je
laat je toch niet bij de neus nemen? Dus wie ben ik en
wat wil ik nu eigenlijk? Normaal praat men daar niet zo
gauw over. Snel is het 'literatuur' en wordt het een
fantasie van een vervreemd, niet bestaand ik-figuur. Dat
is voor mij hier onaanvaardbaar. Ik wil ook geen
literatuur schrijven. Ik bedoel meer op persoonlijke
wijze te informeren, te verrijken in een interne
dialoog. Allereerst schrijf ik
natuurlijk uit plichtsbesef, niet voor de lol dus. De wet
schrijft ons bovendien voor economische zelfredzaamheid
na te streven. Het lijkt minder eervol te bedelen; maar
men kan daar als monnik heel gelukkig mee zijn. Ik zie
geestelijke discipline als iets fundamenteels, maar niet
als iets om uit de wereld te verdwijnen. Prima als je
niet bepaald wilt worden door de wereld, maar niet prima
als je de wereld aan z'n lot overlaat, geluk op die
manier is vals. God moet liefde zijn, dat was de
afspraak. Dus geestelijke oefening zie ik als een
tijdgebonden iets, als een periode van voorbereiding om
in de wereld je mannetje te staan. Of je nu als priester
het waagt de dove menigte toe te roepen of als huisvrouw
het waagt om kinderen op te voeden of de politiek in te
gaan. Simpel feit is dat het
wel zo is dat ik in mijn leven ontdekt heb dat ik niets
te zeggen heb als ik m'n energie zie wegvloeien in
zotheid, begeerten, het opbouwen van bezit en andere
wereldse zaken geplaatst onder de noemer gehechtheid. In
mijn leven is dit een sleutel geworden. Ik heb er soms
een hekel aan dat het zo is, maar ik heb leren aanvaarden
dat een ridder lang moet vechten vooraleer hij zijn ware
ik, zijn jonkvrouwe danwel ego gevonden heeft. Pas als
het eenmaal zover is, dan pas neemt het vechten een
andere vorm aan, wordt defensief en dienend terwille van
eer, nageslacht, familie, natie e.d. Nu zult u zich
wellicht afvragen in welke categorie u mij moet plaatsen.
Ga ik een gevaar opleveren, gevestigde belangen
bedreigen. Preken. Inpalmen? Sommigen denken in
vooroordelen: 'alles is seks' en 'ik wil alleen mijn
eigen seks'. Ik beweer: 'seks is privé' en 'seks
is een les'. Dus leef ik de heiligheid van de
transformatie. Of ik nu kinderen krijg uit verliefdheid
of pupillen krijg uit geestelijkheid, ik zal altijd
streven naar het opbouwen, ondersteunen en bevorderen van
de geest van de goede wil. Mijn levensovertuiging is
uitgesproken, maar tevens privé. Ik loop niet met
mijn geloof te koop. Ik geloof wel in de vrome
gemeenschap, in God en de Heer, maar wil geen namen
noemen. Het is mijn geheim en het gaat verder niemand wat
aan naar wie ik mijn schreden richt. Misschien
teleurstellend, maar ik kan niet meer bekennen dan dat ik
een mens ben. Ik werk aan het opbouwen van een gezonde
positie binnen een menselijke gemeenschap, aan het
bevorderen van persoonlijke goddelijkheid en streef
ernaar een Heer te kennen en een Heer te zijn. Respect is
voor mij alles, maar kritisch moet ik blijven. Het is in het
transformeren van sexuele energie dat mijn geest tot
leven komt. Verwaarloos ik dit, vergeet ik dit, dan
mediteer ik niet, bid ik niet, denk ik niet na, maar
pieker ik - tenzij ik verliefd ben natuurlijk - en vlucht
ik. Het traditionele dogma dat seks er alleen is voor
nageslacht is mij een goede leidraad. Ik schrijf dit ook
voor mijn vader en mijn leraren met wie ik niet in
konflikt wil komen. Ik ben ze dankbaar voor hun
tolerantie en genade maar ben ook blij als ik me kan
identificeren en hun uiterlijkheid mag vergeten. Ik moet
zelf tolerant en genadig zijn. Ik kan me nog
herinneren dat ik begon te denken. Dat was halverwege de
70-er jaren - ik ben geboren in 1954 - en was toen
halverwege mijn psychologiestudie. Ik woonde samen met
een kunstenares, wilde niet met haar trouwen, want wie
ben ik, en leidde met haar een werelds leven. Ik ging
veel uit en af en toe was het een feest. Liefde was
gewoon liefde en mijn geestelijkheid was mijn streven
dienstbaar te zijn in de psychologie. Omdat ik weinig
onderscheid maakte leed ik. Ik kreeg regelmatig
moeilijkheden met m'n zelfrespect en er waren ruzies.
Niet denderend of daverend, maar het ging steeds over
deugden. Ik gebruikte zelfs een medicijn: Hasjiesj. Af en
toe als een aspirientje tegen de pijn van het leven. Ik
was er nooit trots op en heb er nooit een cultuur van
gemaakt. Toen ik merkte dat je er nogal lang duf van kunt
blijven, soms dagen, zocht ik naar andere oplossingen. Ik
las een boek van Rudolf Steiner. Het heette: 'hoe krijg
ik bewustzijn op hogere gebieden'. Het sprak niet zozeer
over de deugd, waar de ruzies over gingen, het sprak over
geestelijke werkelijkheden, niveaus van zelfrealisatie en
meditatie. Ik probeerde te mediteren en na een tijd
proberen lukte dat. Een wonder. Een heerlijke rust en
welbehagen kwam over me. En dat niet alleen. Ik kreeg ook
inspiratie. Ik begon na te denken. Ik schreef een
dagboekje met korte verhaaltjes over wie ik ben, over
getuige zijn e.d. Ik las meer van dergelijke boeken, die
na enige tijd in schril contrast met mijn studieboeken op
een rijtje in mijn boekenkast stonden. Zo is het allemaal
begonnen. Ik ontdekte dat er
psychologen en psychologen waren, dat psychologen vaak
een bepaald aspect uit de spiritualiteit lichten en er
een complete theorie en therapie van maakten. Freud,
Perls, Maslow, maar ook Skinner en Ellis. In feite raakte
ik nogal verward, want ieder claimde een wereld voor
zich. Heel normaal, maar m'n vriendin kon er niet tegen
dat ik iedere maand enthousiast was over weer wat anders.
Het zijn de feiten en bewijzen van de persoonlijke
ervaring die mijn methode grondvestten. Zelfkennis is het
hoogste goed en voor mij werd het, als kind van de 60-er
jaren, tijd om na te denken over wat ik nu eigenlijk
jammer vond, wat ik betreurde, wat z.g. zonde is. Dat
begon allemaal heel vreemd. Ik kan me nog herinneren een
enorme huilbui te hebben gehad op het aanhoren van een
grammofoonplaat van een duitse smartlappenzangeres
genaamd Alexandra. Ook begon het me op te vallen dat m'n
vriendin nogal veeleisend was en weinig meegaand. Trouw
nooit met een kunstenaar, zegt men. En met haar?
Samenwonen is bijna gelijk aan een huwelijk. De familie
weet het, vrienden weten het, het draagt alleen niet de
formele signatuur van een inwijding, is officieel zonder
de genade van een gemeenschap van gelovigen of tenminste
de gewone burgerij. Mijn houding tegenover
het christendom was neutraal. Beste mensen maar waarom
zo'n heisa rondom een man als Jezus. Ik kreeg thuis vaak
op m'n donder als ik de waarheid durfde te bezigen. In
zoverre begreep ik Hem en had vaak een hekel aan m'n
eigen aangeleerde zwijgzaamheid. Ik werd R.K. opgevoed en
m'n vader was een flink aantal jaren bij de
jezuïeten in de leer geweest. Later ontdekte ik dat
ik daar wellicht mijn toch wel moreel gemotiveerde
individualiteit aan te danken heb. De appel valt niet ver
van de boom. M'n vader was ook zwijgzaam. Ik werd
voorgelicht met een boekje en de mededeling dat het
vooral de liefde moest zijn. Nou, daar wilde ik wel in
geloven! Ik heb bij het kwijtraken van m'n wilde haren,
ik ben nu half kaal, nooit een geslachtsziekte gekregen,
maar wel heb ik één keer een infectie van
de mildere soort opgelopen en schurft omdat iemand anders
zonder mijn medeweten in mijn bed had
geslapen. Ik vertel dit alles
zonder schroom omdat het normaal was voor de sexuele
revolutie. Heden ten dage zou ik bij de deugd zweren. Ik
weet het zeker. Alleen al het aids-risico. De natuur
heeft er weer wat op gevonden. Ik ben 100% hetero en
geloof in één God met vele manifestaties.
Eén van die manifestaties is de objectieve
werkelijkheid van de tijd. Ik ontdekte dat de
bewustwording van de werkelijkheid van de tijd niet
mogelijk is zonder bewustwording van het tegendeel: de
eeuwigheid met alles erop en eraan. Ik raakte niet alleen
gefascineerd door de guru's, ik deed zelfs mee aan
scéances met glaasjedraaien en dergelijke.
Einstein beweerde dat de mens een tijd-ruimte worm is
kruipend door vele dimensies of werelden. Ook al gaat me
dat wat ver, het kan niet ontkend worden dat zonder de
vrouwelijke wederhelft van God, moeder natuur, de
manifestatie van de natuurlijke mannelijke God met z'n
creatieve potentie weinig zin heeft. Tijd is in mijn
visie een vrouwelijk aspect van God (zie
voetnoot). Een
afhankelijke variabele bepaald door de activiteit van het
leven, de natuur zelf. In mijn onderzoek naar de
wetenschappelijke waarheid van de Tijd is mijn
identificatie met de omnipotentie van de mannelijke God
de onafhankelijke variabele. Ik zie de wereld dus niet
als oorzakelijk, maar als een baarmoeder waarin het leven
afhankelijk is van de actie van het mannelijk
aspect. Even voor de
duidelijkheid: ik wil niet sexistisch zijn. Een vrouw kan
heel goed mannelijk zijn, evenzogoed als een man
vrouwelijk. Het vrouwelijke van de Tijd kent net als de
gewone vrouw een grote mate van zelfstandigheid en de
mannelijkheid moet dat leren aanvaarden. De mannelijke,
primaire, causaliteit van God is axiomatisch voor de
tijdfilosofie die ik uiteen wil zetten. Het is typerend
voor de almachtsfantasie van de man, geïdentificeerd
met de creatieve potentie en de controle of macht, om te
beweren dat de tijd mannelijk is en manipulerend. Dat is
behaviourisme, één van de vele -ismen die
behoren tot de pathologie. Leertheorie is prima maar de
controlewaan van de behaviouristen en andere -isten is
een psychopatische misvatting. Die controlewaan hangt
linea recta samen met de angst die bestaat voor machines
i.h.a. en klokken in het bijzonder. Samuel Butler, een
19-e eeuwse schrijver en utopist schreef daarover een
boek genaamd 'Erewhon'. Kunstmatige intelligentie is
niets anders dan een rekenprogramma met de wil van een
programmeur. De machine moeten we niet vrezen. De
programmeur is het gevaar. De wetenschap moet goed
naar de natuurlijke feitelijkheid leren luisteren, goed
naar moeder natuur leren luisteren. De goddelijkheid van
moeder natuur is het gezag waar de goddelijkheid van de
mannelijke potentie zich aan moet onderwerpen. Of anders
gezegd: de mannelijke eigenschappen van het omgaan met de
tijd moeten als een misvatting, als een tegennatuurlijke
evolutionaire zwakheid worden gezien, die onze relatie
met het vrouwelijke i.h.a. en met moeder natuur in het
bijzonder dermate verstoort dat het overleven van de
mensheid op het spel staat. Resumerend kunnen we
het volgende zeggen. We zagen de tijd als een
afhankelijke, manipuleerbare variabele met een vrouwelijk
karakter. Het ervaringsfeit vormt de essentie van de ziel
die we tegenover het bewustzijn van de tijd moeten
plaatsen. Het gaat dus om zelfkennis, zelfherinnering
teneinde de tijd bewust te worden. De tijd als veld van
actie. Uitgangspunt of axioma is het causale van het
levensbeginsel, scheppend en goddelijk. Het causale
noemden we mannelijk. Al het vrouwelijke wordt zo min of
meer verontschuldigd. De methode bestaat eruit de ware
aard van de tijd te achterhalen door ons te richten op de
ziel en zo de fout geïdentificeerde mannelijkheid,
de in de tijd gehechte en vervrouwelijkte mannelijkheid,
die versluiert en het onderscheid wegneemt, te
ontmaskeren. Zo begint onze
filosofie van de tijd al aardig vorm aan te nemen. Een
nieuw element dat we nodig hebben is dat van de actie.
Een filosofie, bewustwording, een geestelijke oefening
zou de wereld ingaan en iets bewerkstelligen. Vrede is
een mooi doel, maar het eindprodukt van een strijd om de
waarheid. Toetssteen voor een wetenschappelijke theorie
is haar toepassing. Het is wat de naturalistische eis
wordt genoemd. We kunnen ons alleen maar excuseren voor
de vele woorden als ze natuurlijk toepasbaar zijn, zich
rechtstreeks betrekken op de objectieve werkelijkheid.
Allereerst geen l'art pour l'art, geen ijdeltuiterij. Het
doel van verstandelijke activiteit is tot juist handelen
te komen, de juiste condities te creëren. De
bruikbaarheid in de praktijk daarna, vormt het bewijs
voor de juistheid van de theorie. Als ik een klok op de
ware tijd zet en dit geeft mij een zodanig stabiel idee
van de werkelijkheid van de tijd dat ik geïnspireerd
ben en geduld heb voor het componeren van een muziekstuk
of, dat ik zodanig gesterkt ben in mijn bewustzijn van de
natuurlijke harmonie dat mijn creativiteit in staat is
tot een celebrering, viering, van de natuurlijke,
klassieke orde, is dan bewezen dat het denkmodel juist
is? Zie nu het volgende muziekstuk. Om dit probleem op te
lossen zullen we het cartesiaanse primaat van de rede
('ik denk dus ik ben') moeten aanvaarden en moeten afgaan
op logische bewijzen in eerste instantie. M.b.v. de
logica zal in concreto de nodige methodische twijfel
moeten worden afgeroepen over het nog langer handhaven
dan wel bestrijden van een verouderde klok en een
achterhaalde, danwel oorbaar te noemen tijdpolitiek. Pas
als er een zekere eensluidendheid is ontstaan n.a.v. deze
twijfel kan er verder actie worden ondernomen. De strijd
waar dit boek over handelt is die van het duidelijk
krijgen van de z.g. probleemstelling, die aan alle
wetenschappelijke bewijsvoering voorafgaat. De zotheid
wil van geen problemen weten. De bewuste mens zoekt zijn
zelfrechtvaardiging en is alert. Ik ben bij voorkeur
iemand van het laatste soort en presenteer het verhaal
van mijn eigen leven ter ondersteuning van de
bewijsvoering. De waarheid is één geheel.
Als op basis van deze methode conclusies kunnen worden
getrokken en voorspellingen kunnen worden gedaan die
vanuit een juist historisch perspectief een betere wereld
aannemelijk kunnen maken, kan een nieuw of vernieuwd
denkmodel of paradigma naar klassieke leest, is de
bedoeling, in de praktijk worden beproefd. Er is nog een punt dat
voorafgaat aan ons onderzoek van feiten en logische
bewijzen. Ik mag dan misschien de goedheid huldigen en
belang hebben bij het tot harmonie brengen van het
menselijk tijdbesef, er zijn er ook velen die de
hartstocht huldigen en een voorkeur hebben ontwikkeld
voor rebellie en chaos. De moderne wereld kan men
beschrijven als een speeltuin voor het wilde beest in de
mens. Men kan zich indenken wat er gebeuren kan als men
orde gaat scheppen. Ware liefde is kwetsbaar en heeft er
een zeker belang bij verborgen te zijn. Als kerk en staat
plotseling de handen ineen slaan zou dat wel eens de val
van de laatste restjes monarchie kunnen betekenen e.d.
Het gaat om het idee: wil de deugd zijn nek uitsteken en
in ieder geval voor zichzelf gaan domineren, of maken we
het iedereen makkelijk en regeren we met repressie. De
ondeugd heeft baat bij chaos: er is altijd een reden tot
woede en er is altijd een rechtvaardiging voor de zonde.
Eén van de understatements van de cultuur der
hartstocht is: de mens is van nature slecht. Voor
diegenen die dat willen is dat zo, voor diegenen die dat
niet willen hebben we allemaal een goddelijke vonk van
goedheid in ons, wij niet alleen, maar ook de dieren en
de planten. Ik wil aantonen dat het mannelijke culturele
tijdsidee m.n. in de 20e eeuw is geperverteerd en mede
verantwoordelijk is voor onze angst om te kiezen en
stelling te nemen. Het bewustzijn van tijd, het ritme van
de natuur, is een fundamenteel iets. Met ons kloppend
hart zijn we één en al ritme, ons denken,
ons welbevinden is er aan onderhevig. Hoe subtiel ook,
een kleine afwijking, een kleine denkfout kan grote
gevolgen hebben als we bezig zijn met fundamentele zaken.
Wat mij betreft kan het nooit teveel moeite kosten de
nodige fundamentele waarheden naar behoren te respecteren
en de klassieke ontologische vraag van te zijn of niet te
zijn in deze kwestie eenduidig te
beantwoorden. Het grootste obstakel
in ons geval bestaat uit de onverschilligheid die beweert
dat het erop nahouden van zomertijd, tijdzônes en
een gemiddelde tijd geen kwaad kan en niet noemenswaardig
van invloed is op ons welbevinden. Ik zou daar tegenover
willen plaatsen dat het in religieus opzicht een zonde
is, in wetenschappelijk opzicht een dwaling is en in
sociaal-psychologisch opzicht een ramp inhoudt. Hoe men
ook bewijst en argumenteert, wat de doorslag geeft is of
we ons de moeite willen getroosten de natuurlijke
werkelijkheid te respecteren en onze zonde, onze dwaling
en ons psychologisch drama op te geven. Wat mezelf betreft zou
ik kunnen zeggen dat de jaren des onderscheids mij het
inzicht in deze materie hebben gebracht. In plaats van te
protesteren tegen het collectief opleggen van zomertijd
zou ik vroeger ook bezwaar hebben gehad tegen het
invoeren van een nieuw type klok waardoor telefoneren met
een andere plaats en televisiekijken een tijdverschil en
een nieuw programmablad oplevert. Ookal wen je er snel
aan met dat soort dingen rekening te houden, uit pure
starheid en valse behoudzucht zou ik m'n poot stijf
gehouden hebben en geprotesteerd hebben tegen het feit
dat "de industrie weer een nieuwe truuk heeft verzonnen
om ons wat nieuws aan te smeren". Waarom moeilijk doen
als het makkelijk kan. Waarom eindeloos debatteren als we
met grove methoden succes hebben? Met degelijke
redeneringen zijn we al vaker vastgelopen. De seksuele
revolutie zit me nog vers in het geheugen. Het mag
inmiddels wel duidelijk zijn dat dichter bij de natuur
leven, een onderwerp waar we tegenwoordig een speciale
milieuminister voor hebben, gewoon moeite kost. Het is
net zoiets als alle plastic verpakkingen vervangen door
papieren zakken, botervloten en asemmers (de melkflessen
zijn alweer terug), waardoor we weer milieuvriendelijk
afval krijgen. Terug naar vroeger, dat nooit, zegt
iedereen met de botte bijl nogal makkelijk, zonder echter
steeds te willen dat de moderne technieken er nou eenmaal
zijn en zich zullen doen blijven gelden. De vraag is dus
hoe. Met de glasbak alleen zullen we het niet kunnen
redden. Hebben we ons eeuwenlang kunnen redden met enkel
zonnewijzer, kandelaars en olielampen; wat nu? Ter ere
van de elektriciteit e.d. gooien we toch niet alles wat
ons lief is te grabbel? Je kan echter zonder die moderne
liefde te verliezen natuurlijker leven. Heel de neurotische
dwangbehoefte aan grofstoffelijke feitelijkheid,
wetenschappelijke bewijsvoering en luxe vormt een
uitvlucht om bovenstaande fundamentele ecologische
waarheid van de klassieke natuurlijke orde met gemakzucht
en geperverteerde leugenachtigheid onder de tafel te
werken. Ik wil verder niets afdoen aan feiten en
wetenschappelijke bewijzen, maar alles kan je misbruiken.
Eindeloos kan je feiten aanslepen en bewijzen ten behoeve
van onverschillig welke stelling dan ook. Feiten kan je
verdraaien en wetenschappelijke fraude of zelfmisleiding
is ook geen fictie. Het communisme heeft met halve
waarheden de halve wereld veroverd en de andere helft van
de wereld is voor de andere helft van de waarheid. Dus
nogmaals: in ons geval, geldt als uitgangspunt dat het
persoonlijke ervaringsfeit van het zich in de praktijk
handhaven van het respect voor de ware tijd -en haar
cultuur- het bewijs is voor de juistheid ervan. Na 'ik
denk dus ik ben' krijgen we 'ik ben want ik
blijf'. Waar is wat werkt, de
praktijk is het bewijs. Als ik mediteer en de tijd ervaar
zoals die is en ik ben er gelukkiger mee, wat is dan het
bezwaar? Ookal is mijn moeder de dochter van een
klokkenmaker en m'n vader een psycholoog, als het op deze
wijze ingaan tegen de burgerlijke tijdregeling een
dwaling zou zijn, dan zou dat geen stand houden. Dan had
ik mezelf immers in 1987 al bewezen het arabische systeem
in Holland uitproberende. De indische filosofie zegt: wat
niet onwaar is is bestendig en wat bestendig is is van de
eeuwigheid, dat is de conclusie van de wijzen die dit
onderwerp bestudeerden (Bhagavad Gîta 2: 16). Ik
heb om de wereld te verbeteren het standpunt aanvaard bij
mezelf te moeten beginnen. Wat me rest is de stap van
mezelf naar de anderen. Dit schrijven is de derde
stap. De tweede stap was het
rapport aan professor Vroon die ook heel verdienstelijk
over de tijd feiten te berde brengt. Dit rapport bereikte
weliswaar m'n medemens, de vrienden, de wetenschap en de
regering, maar was niet afdoende om een brede
maatschappelijke discussie op gang te brengen. Tijdsbesef
is een zelfhypnose. Systemen bevestigen zichzelf en
stoten van nature vreemde elementen uit. Wat tot zover is
bereikt is beleefd respect en enige consideratie. Van
meer dan een intiem gehoor en medeleven is echter vrijwel
geen sprake. De mensheid zoals ik die ervaar heeft dit
stadium nog niet overstegen. God mag weten hoe lang dat
nog zal duren. Men zegt wel eens de
eerste indruk is de beste. Voordat ik tot stap
één overging en ik me liet doordringen van
de relatieve waarde van natuurwetenschappelijke
bewijsvoering voor menselijke zaken, verrichtte ik een
kleine pilot-studie onder m'n vrienden en kennissen. Ik
belde zo'n twintig mensen, waaronder ook professor
Michon, de internationaal vermaarde tijdonderzoeker van
de cognitivisten, en vroeg hen een week lang
één klok in huis op de ware tijd in te
stellen. Na één week belde ik ze op en
scoorde ik een vragenlijst over hoe ze dat hadden
ervaren. De helft van de mensen liet het koud. Enkelen
vonden het zelfs een storend idee (2 p.p.). De andere
helft was min of meer enthousiast en gaf in positieve
termen weer geïnspireerd te zijn. Qua groep waren
het mensen met een modaal tot beneden-modaal inkomen met
beroepen in de sfeer van de sociale zorg en gemiddeld wat
ouder van leeftijd. Mijn vader vormde daar weer een
merkwaardige uitzondering op. M'n eigen score rekende ik
niet mee, de uitslag was al voldoende beschrijving van
m'n eigen persoon! Dit gegeven wekte bij mij de indruk
dat de zelfhypnose van het bestaande tijdsysteem de
sterkste cognitieve consonantie (Festinger) heeft onder
jonge ambitieuze succesvolle managers in het
bedrijfsleven, de wetenschap en de politiek. Juist die
beroepen en verantwoordelijkheden die van cruciaal belang
zijn voor het op gang brengen van een nieuwe
ontwikkeling. Dat was dan probleem no. 1. Probleem no. 2
diende zich kort daarna aan bij de eerste stap in het
schrijven. Bij probleem 1 viel het me op dat ik in onmin
raakte met twee oude studievrienden die weigerden mee te
werken aan het onderzoek. Ik ben nu nog met ze
gebrouilleerd en voel in deze erekwestie ook geen
behoefte het bij te leggen. Toevallig twee mensen in de
wetenschappelijke sfeer. Van prof. Michon en m'n vader
kon ik me de scepsis wel voorstellen, maar bij hen viel
het me moeilijk het te accepteren. In mijn persoonlijke
betrekkingen viel zo bijna m'n hele wetenschappelijke
achterban weg en moest ik m'n troost vinden bij meer
spiritueel georiënteerden in de filosofie en
theologie. Blijkbaar heeft rationalisatie een bijzonder
destructief effect op de progressieve geest. Van vroeger
in de 70-er jaren wist ik dat de studentenbeweging zich
links rationaliserende niettemin progressief op wist te
stellen. De conclusie dat eenzijdigheid in het algemeen
het struikelblok is leek gerechtvaardigd. Dit bleek nog
eens duidelijk bij het ontdekken van probleem no.
2. Ik schreef,
wetenschappelijk de moed verloren hebbende, een lange
brief aan het blad Onkruid. Het was de eerste keer dat ik
iets op papier zette over mijn ervaringen en ideeën
n.a.v. het respecteren van de ware tijd. Het was m'n
eerste stap naar een bredere weerklank. Die mislukte. Ik
kreeg een brief terug met de verklaring dat het
alternatief georiënteerde maandblad niet
geïnteresseerd was in beschouwingen. Nou, als er
iemand levensbeschouwelijk is, dan was het Onkruid wel.
Maar niets daarvan, men houdt de touwtjes graag zelf in
handen in de vorm van interviews en artikelen van
medewerkers. Weer een gesloten systeem dus. Ik kon dus
niet alleen rekenen op de onwil van de kant van de
regering e.d., ik kon ook rekenen op de onverschilligheid
van de z.g. alternatieven of progressieven. Zoals gezegd,
bij spiritueel georiënteerden vond ik dat probleem
niet, maar dan doet de tijd er sowieso niet zoveel meer
toe. Mijn methodische keuze
voor de eerlijkheid gebied dit alles en nog veel meer op
te biechten. Ik weet nu dit schrijvende, niet of dit ooit
zal worden uitgegeven en iemand zal bereiken [er was
toenedertij in 1991n nog geen internet]. Ik ben zelf
degene die meestal mijn verhalen in de prullenbak doet
verdwijnen. Hele vuilniszakken vol zijn zo de deur uit
verdwenen. Geschriften zijn net als partners: heb je er
meer dan één, dan heb je meer problemen dan
goed is voor je gezondheid. Grijs haar heb ik nog niet,
ook al ben ik door ergernis en ervaring zoals gezegd
ietwat opgekaald. Mijn methode van omgaan met feiten en
bewijzen is primair gericht op het behoud van m'n ziel en
zaligheid, m'n intelligentie, continentie en gezondheid.
M'n geluk wil ik dan wel tijdelijk opofferen voor de
goede zaak, maar verder ga ik niet. Dit kan ik een ieder
aanraden. Tot slot van dit
hoofdstuk wil ik een opsomming geven van de
essentiële feiten rondom het fenomeen van de tijd.
Er zijn grof gesproken drie soorten tijd. Dit zijn de
klokkentijd, de ware tijd en de psychologische tijd,
hierna af te korten met de tekens, resp., Tk, Tw en Tp.
In latere hoofdstukken zal ik proberen duidelijk te maken
in hoeverre de ervaring van de psychologische tijd of de
psychologische ervaring van de tijd (dit hele boek
eigenlijk) een produkt is van de negatieve relatie tussen
de natuurlijke, ware tijd en de klokkentijd. M.a.w. ik ga
proberen de poten onder de stoel der psychologie weg te
zagen. M'n eigen stoel, m'n eigen ego. Rechtgeaard als ik
ben zal ik proberen mezelf overbodig te maken en het
laatste psychologieboek te schrijven. Mathematisch ziet
die formule er dan zo uit: Tp = Tw - Tk De klokkentijd Tk kan
worden opgedeeld in drie probleemvelden, t.w. de
zomertijd, de tijdzônes, en de gemiddelde tijd. De
gemiddelde tijd wordt ook wel de plaatselijke tijd
genoemd. De zomertijd zou je de seizoentijd kunnen noemen
en de zonetijd de gegeneraliseerde tijd. Het hele
tijdprobleem zou je kunnen samenvatten in de definitie:
Tk, de klokkentijd is de seizoengebonden,
gegeneraliseerde en gemiddelde ware tijd. Het lijkt op de
relatie tussen koemelk en de koffiemelk die je in de
winkel koopt. De ware tijd, ook wel
de zonnetijd genoemd is dezelfde als aangegeven door een
klassieke zonnewijzer op het tijdstip van het culmineren
van de zon in het zuiden, waarmee de ware middag of
twaalf uur wordt aangeduid. Er zijn wetenschappelijk twee
hoofddefinities van de tijd. De eerste is van Isaac
Newton, die de tijd dynamisch noemde, gedefinieerd door
de beweging van hemellichamen t.o.v. elkaar. De tweede
definitie is van Maxwell en heet de electromagnetische
tijd gedefinieerd naar de fase van een electrische puls.
Deze definitie sluit aan bij wat atoomtijd wordt genoemd,
de tijd bepaald door de trilling van een kristal. Het is
deze tweede definitie, die ookwel de definitie van de
rigide tijd kan worden genoemd, die het huidige moderne
tijdbewustzijn bepaalt. Je zou kunnen spreken van een
historische gespletenheid van het tijdbewustzijn: we zijn
er nog niet in geslaagd de dynamische tijd te respecteren
m.b.v. de electromagnetische. Dit respecteren noemt men
ook wel het valideren of volledig ijken van een
meetinstrument. Je zou ook kunnen zeggen: het moderne
tijdbewustzijn is wetenschappelijk niet
geïntegreerd. Het idee van betrouwbaarheid,
regelmaat, staat los van het idee van valideit of
geldigheid, in ons geval t.o.v. het natuurlijk dynamisch
ritme, en gaat er zelfs via psychologische mechanismen
tegenin. Daarmee is het doel van dit werk geformuleerd:
het opheffen van de destructieve werking van
psychologisch mechanismen middels het valideren van de
klok, ookwel het integreren of harmoniseren van het
tijdbewustzijn te noemen. Dat het bereiken van dit doel
niet alle destructieve werkingen van psychologisch
mechanismen i.h.a. zal ondervangen moge voor zich
spreken. Een nieuwe klok is geenszins het panacee voor
alle lijden natuurlijk, het is slechts het respecteren
van een fundamentele waarheid, de waarheid van de
natuurlijke klassieke orde. Een ander essentieel
feit is de natuurlijke verbondenheid van tijd en ruimte.
Dit heet in de moderne natuurkunde de tijdruimte. Zoals
bekend is deze driedimensionaal. Zoals ook de ruimte is
de tijd driedimensionaal te noemen, t.w. de zonnetijd
volgens een lengtegraad, de daglengte volgens een
breedtegraad en de tijd nodig voor een vrije val voor de
hoogte. Ieder punt in de tijdruimte kan zo worden
getimed. Timing en lokalisatie zijn dus synoniem met
elkaar en gelijktijdigheid voor van plaats verschillende
objecten in de ruimte is dus een fictie, zo niet een
linguïstische danwel een natuurwetenschappelijke
dwaling. De juiste benaming is: het delen van het moment
waarmee beweging in het algemeen en het idee van de z.g.
historische tijdgeest in het bijzonder (epistème;
Foucault) is omvat. Het bestrijden van de illusie der
gelijktijdigheid, gewekt door de moderne tijdpolitiek,
sluit aan bij het bestrijden van pathologie zoals
paranoia, neurotische gestoordheid en psychosen danwel
sociopathieën zoals we die in de militariserende
20-e eeuw bij leiders en burgerij hebben leren kennen -
ookal lijkt het probleem der getiktheid reeds bij
Napoleon te zijn begonnen. Of was het Maarten Luther, of
Machiavelli? Gelukkig kreeg Einstein gelijk met het
beschrijven van de uitzondering op de synonymie van
plaats en tijd. Voetnoot
3-07-2003: Produktie:
De
Orde van de Tijd
Het is een korte
fantasie in F grote terts in barokstijl. Ik heb het zelf
zoëven gecomponeerd voor piano. Ik kan nauwelijks
piano spelen, maar weet wel de noten bij elkaar te
zoeken. Ik weet dat het een goed stuk muziek is, levendig
en vitaal, dynamisch en harmonisch. Geen noot valt buiten
de toonsoort. Het ademt de natuurlijke speelsheid die
muziek moet hebben. Er zijn geen woorden meer nodig, er
is alleen actie, liefde, er is iets bewerkstelligd. Het
verstand is opgehouden en de natuurlijke orde komt tot
leven. Dit zijn de bewijzen waar het uiteindelijk om
gaat. Het is hier een muziekwetenschappelijk bewijs. Het
is een bewijs dat voor mij meer geldig is dan de uitslag
van een enquête of een toetsingsonderzoek van
natuurwetenschappelijke aard. Ik moet uiteindelijk een
meer tevreden mens zijn. Zo zou men monniken in kloosters
kunnen vragen hoe hen de ware tijd bevalt of
psychologische variabelen kunnen meten bij mensen die
volgens het ritme van de ware tijd leven. Het punt is dat
de factor tijd en ritme slechts één van de
vele faktoren is die kan bijdragen tot een complete
gezondheid. Het is niet ondenkbaar dat mensen met de
gewonnen energie van een meer natuurlijk ritme
onmiddellijk nieuwe compensaties ontwikkelen, het
bewustzijn van inferioriteit compenserende dat wordt
bewerkstelligd door een versterkte gewetensfunctie, zodat
het meetresultaat nihil is. Men zou dan het normale
verschuiven van levenspatronen zoals langer slapen, meer
vrijen, meer roken of praten, minder ruzie e.d. moeten
interpreteren. Professor Hofstee uit Groningen heeft in
zijn boekje 'Psychologische Uitspraken over Personen'
uitgelegd dat door het 'terugpraten' van proefpersonen,
het reageren op de testsituatie, wetenschappelijke
bewijsvoering m.n. in de psychologie van beperkte waarde
is. In feite kan men slechts het effect van de eigen
aandacht meten en komt men zo tot bevestiging van de
eigen veronderstellingen. Het is de natuurlijke
zelfbevestiging van ieder paradigma, denkmodel,
zelfhypnose, egotrip of vorm van tijdbewustzijn. Ook b.v.
in de quantummechanica worstelt men hiermee. Een mooi
voorbeeld: een paar dagen geleden meldt het journaal: "In
Engeland zijn onderzoekers erin geslaagd rechtstreeks in
de hersenen te kijken om te zien hoe deze hun werk doen.
Uit onderzoek van proefpersonen die woordjes op moesten
lezen en erover nadenken bleek dat het geheugen zich op
drie plaatsen in de hersenen bevindt". Wat het onderzoek
aantoont is dat het onderzoek zich aantoont als de
geheugenactiviteit van drie centra in de hersenen. Het is
helemaal niet bewezen dat het geheugen ook zo werkt
buiten de onderzoekssituatie.
In 2.3 stel ik
hier de tijd voor als vrouwelijk, terwijl eerder sprake
was van een mannelijk idee van vadertje tijd. Hier
probeer ik duidelijk te krijgen dat het mannelijke in de
zin van manipulatief fout is. De tijd zelf is dus
eigenlijk mannelijk, maar je moet het meer vrouwelijk
benaderen; het gebeuren vanuit het vrouwelijke bezien in
de zin van je laten leiden door de eigenlijke vader van
de tijd die je niet kan zien. Dus de zichtbare tijd van
bewegende dingen en de tijdskultuur moet je vrouwelijk
zien en de oorspronkelijke kracht, de natuurlijke tijd
erachter als mannelijk, als de Oorspronkelijke Beweger,
de Vader.
© Aadhar 1992
Enschede
geen publicatie in welke vorm ook
elders,
downloaden en uitprinten alleen voor
privé-doeleinden.
ISBN 90-70986-96-5